Europees financieel kader 2014-2020

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Het Europees financieel kader 2014-2020 is het akkoord waarin de maxima voor de begrotingen van de Europese Unie1 zijn vastgelegd voor de periode 2014-2020. In het meerjarig financieel kader worden eisen vastgelegd waaraan de Europese begroting moet voldoen, om ervoor te zorgen dat de begroting van de EU op orde blijft. Daarnaast zorgt het vaststellen van deze kaders voor een soepeler verloop van de EU-begrotingsprocedure2 en sterkere samenwerking tussen EU-instellingen op budgettair gebied. De meerjarenbegroting wordt uitgewerkt in jaarlijkse begrotingen3. Voor de volledige zeven jaar kwam de meerjarenbegroting uit op een bedrag van 960 miljard euro. Dat is 1 procent van het BNP van alle EU-lidstaten4 bij elkaar. Daar is nog 10 miljard euro bijgekomen vanwege de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013.

Na een lange en soms felle strijd bereikten de Europese Commissie5, de lidstaten6 en het Europees Parlement7 (EP) op 27 juni 2013 overeenstemming. In november 2013 stemde het Europees Parlement in met de definitieve teksten van de begroting. Op 2 december ging ook de Raad akkoord, waarmee een einde kwam aan tweeënhalf jaar onderhandelen.

Op 20 juni 2017 werd een herziening van het financieel kader aangenomen, die meer flexibiliteit toestaat. Het is hierdoor makkelijker geworden om met gelden te schuiven, zodat adequaat op onvoorziene omstandigheden gereageerd kan worden.

Inhoudsopgave

  1. Onderhandelingen over het meerjarig financieel kader
  2. Nederland en meerjarenbegroting
  3. De procedure
  4. Jaarbegroting binnen het meerjarig financieel kader
  5. Meer informatie

1.

Onderhandelingen over het meerjarig financieel kader

Aan het vaststellen van een meerjarig financieel kader gingen jaren van intensieve en soms grimmige onderhandelingen vooraf. Eind 2010 begonnen de eerste serieuze gesprekken over de meerjarenbegroting voor de periode 2014-2020. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dienden een gezamenlijk voorstel in tot bevriezing van het EU-budget. Het Europees Parlement7 daarentegen zette in op een flinke verhoging.

Eind mei 2013 was er een nieuwe onderhandelingsronde over het meerjarig financieel kader met een budget van 960 miljard euro, waar vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de Europese Commissie5 aan deelnamen. De lidstaten werden hierbij vertegenwoordigd door het Iers voorzitterschap8, dat de onderhandelingen succesvol wilde afronden. Op 19 juni 2013 liet het Iers voorzitterschap weten dat er een akkoord was bereikt tussen de lidstaten en het Europees Parlement. Op 27 juni 2013 maakte de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso9, bekend dat ook de drie partijen tot overeenstemming waren gekomen.

Europese Commissie

In eerste instantie zette de Europese Commissie niet in op een verhoging van de budgetten, maar op een slimmere en efficiëntere besteding van de begrotingen. Een gelijk bedrag zou wel inhouden dat de EU-begroting, als totaal van het BNP van de lidstaten, zou dalen. Later, in juni 2011, tijdens de officiële presentatie van de begrotingsplannen, pleitte de Commissie wel voor een verhoging van de meerjarenbegroting naar 1025 miljard euro, beginnend op 1,08 procent van het BNP in 2014 en aflopend naar 1,03 procent van het BNP in 2020. Dat betekende nog steeds een daling ten opzichte van 2007-2013.

Volgens de Commissie was de verhoging onvermijdelijk, omdat de EU maatregelen wil en moet nemen om de economische groei te bevorderen en daar geld voor nodig is. Daarnaast is eind 2009 het Verdrag van Lissabon in werking getreden, waarmee de EU meer bevoegdheden heeft gekregen. Als de EU meer moet doen, moet dat ook worden betaald. De nieuwe Europese diplomatieke dienst10 is daar een goed voorbeeld van.

Om de jeugdwerkloosheid te bestrijden en onder meer onderzoek naar milieu aan te moedigen, stelde de Commissie op 18 september 2013 voor om meer geld beschikbaar te stellen voor verschillende fondsen in Europa. Zo werd voorgesteld om Erasmus+11 130 miljoen euro extra te geven en COSME12 en Horizon 202013 respectievelijk 30 miljoen en 200 miljoen euro meer te geven. Cyprus ontving vanaf 2014 200 miljoen euro om te kunnen investeren in energierendement, om kleine en middelgrote bedrijven te kunnen helpen en om banen te kunnen creëren en behouden. Deze voorstellen werden "Amending Letter 1" genoemd.

Raad: onderlinge tegenstellingen

Het debat over de meerjarenbegroting was in eerste instantie vooral een strijd tussen de lidstaten. Een aantal lidstaten4, waaronder Nederland, wilde geen structurele verhoging van de Europese begroting. Sinds de zomer van 2012 eiste een aantal landen dat er op de Europese begroting bezuinigd zou worden. Deze landen dreigden met een veto als de voorstellen van de Commissie niet van tafel gaan. Daarentegen wilde een grote groep van voornamelijk minder rijke EU-landen niets weten van een verlaging van budgetten. Deze landen ontvangen namelijk veel geld uit Europese fondsen.

Tijdens de Eurotop van 7/8 februari 2013 stelde de Europese Raad het meerjarenbudget vast op 960 miljard euro. Voor het eerst in de geschiedenis leek de begroting te worden verlaagd. Het budget voor 2007-2013 stond immers op 994 miljard euro.

Europees Parlement

De reacties op de eerste voorstellen uit de verschillende Nederlandse fracties in het Europees Parlement waren gemengd. CDA, VVD en D66 konden zich in de voorstellen vinden. PvdA, ChristenUnie en PVV vonden dat de stijging van de begroting in tijden van strenge bezuinigingen niet goed was uit te leggen.

Op 13 juni 2012 nam het Europees Parlement een resolutie aan met betrekking tot het Europees financieel kader 2014-2020. Het Parlement was van mening dat het budget flexibel genoeg moest zijn om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe uitdagingen en dat bijdragen van lidstaten moesten worden vervangen door andere manieren van inkomstenwerving. Hier moest volgens het Parlement bijvoorbeeld de bankentaks voor gaan zorgen. De bijdragen van lidstaten zou hiermee met miljarden omlaag kunnen.

Het Europees Parlement stelde een aantal eisen aan het financieel kader:

  • - 
    de begroting moest flexibeler worden; tot dan toe werden vaste bijdragen vastgesteld voor verschillende posten binnen de begroting. Het Parlement wilde dat er geld van één post (bijvoorbeeld landbouw) overgeheveld kon worden naar een andere post. Zo zou men beter kunnen inspelen op economische ontwikkelingen.
  • - 
    in de toekomst moest er met gekwalificeerde meerderheid14 over de meerjarenbegroting gestemd worden in de Raad, en niet langer met unanimiteit. Dat zou betekenen dat de begroting niet langer door slechts één land geblokkeerd kan worden (zoals een herziening na de verkiezingen van het EP en de benoeming van een nieuwe Commissie in 2014).
  • - 
    een groter deel van de begroting moest met eigen middelen worden gefinancierd, en minder steunen op de bijdrage van de lidstaten. Hiermee gepaard ging een maximum aan de 'rebates' die lidstaten terugkrijgen als hun bijdrage erg hoog uitvalt.
  • - 
    niet uitgegeven gelden komen de begroting van de EU ten goede; het resterende geld gaat niet terug naar de lidstaten.

Daarnaast eiste het Europees Parlement dat de gaten in de begrotingen van 2012 en 2013 werden gedicht door de lidstaten, en dat tekorten niet worden overgeheveld naar het volgende meerjarig financieel kader. De Raad van Ministers bereikte in mei en oktober 2013 een akkoord over extra afdrachten om die tekorten te dekken.

Opvallend is dat het Europees Parlement zich erbij leek neer te leggen dat de begroting naar beneden werd bijgesteld. In eerdere resoluties stelde het EP nog harde eisen over een verruiming van de begroting. Belangrijk punt is dat het EP streefde naar een veel kleiner verschil tussen wat de Europese Unie maximaal mag uitgeven en de daadwerkelijke uitgaven. Netto zou de begroting dan nauwelijks lager uitvallen.

Voorlopig en definitief akkoord

Op 3 juli 2013 stemde het Europees Parlement in met het in de Europese Raad bereikte akkoord over de meerjarenbegroting. De EP-begrotingscommissie stemde op 5 november 2013 in met de definitieve teksten. Het Europees Parlement keurde op 19 november plenair het meerjarig financieel kader goed.

Herziening begroting

In april 2015 stemde het Europees Parlement in met een wijziging van het financieel kader 2014-2020. Dit maakte de financiering van 300 programma's voor EU-lidstaten mogelijk. De programma's startten in eerste instantie te laat om in aanmerking te komen voor Europese steun. Een bedrag van 21,1 miljard euro dat was begroot voor 2014 - maar niet werd gebruikt - kon in de periode 2015-17 worden besteed. Ook de De Raad stemde met de wijziging in.

Waar moet het geld naar toe?

De discussie ging niet alleen om de hoogte van het meerjarig financieel kader. Ook de prioriteiten binnen de begroting en de manier waarop de EU gefinancierd wordt - de eigen middelen15 - waren onderwerp van debat. Vooral de landbouwuitgaven16 en de structuurfondsen17 stonden ter discussie.

De belangrijkste uitgavenposten van het financieel kader 2014-2020 zijn:

  • - 
    groei en werkgelegenheid bevorderen
  • - 
    het terugdringen van economische verschillen tussen regio's
  • - 
    landbouw- en plattelandsontwikkeling
  • - 
    extern optreden van de EU
  • - 
    administratieve uitgaven

Financiering begroting

De Commissie en het Europees Parlement wilden ook de financiering van de begroting veranderen: de EU moest niet langer afhankelijk zijn van de bijdragen vanuit de lidstaten, en de uitzonderingsposities voor lidstaten moesten worden opgeschort. De Commissie stelde een Europese belasting voor, wat op veel kritiek kon rekenen. Later kwam het Europees Parlement met het idee om een deel van de begroting te bekostigen uit een Europese bankenbelasting.

Voor al deze plannen van de Commissie en het Europees Parlement voor een alternatieve financiering van de Europese begroting was geen brede steun. De Europese begrotingen van 2014-2020 zijn op dezelfde manier gefinancierd als voorgaande jaren. Dat zijn directe betalingen door de lidstaten, een vast percentage van alle btw-opbrengsten van de lidstaten en de heffingen op import van, en export naar, landen buiten de EU.

De brede discussie over eigen middelen duurt nog voort.

2.

Nederland en meerjarenbegroting

Nederland heeft in 2011 duidelijk gemaakt dat het tegen een stijging van de meerjarenbegroting is. Nederland staat bovendien erg argwanend tegenover aanpassingen aan de financiering van de begroting, en dan met name het afschaffen van uitzonderingsposities voor bepaalde nettobetalers. Nederland krijgt namelijk jaarlijks één miljard euro van de EU-bijdrage terug. Verder steunt Nederland plannen om geld van landbouw- en regionaal beleid te verschuiven naar beleid en projecten die de EU concurrerender maken, zoals innovatie en onderzoek.

In maart 2011 kwam Nederland met een eigen voorstel waarin het pleit voor een hervorming van de Europese begroting. Door de plannen van de Commissie voor te zijn, hoopte het kabinet de onderhandelingen te kunnen beïnvloeden.

Een aantal politici en vooraanstaande economen, sommige Nederlandse Europarlementariërs en de Nederlandse eurocommissaris Kroes18 waren ontevreden over het akkoord tussen de regeringsleiders. Reden voor die onvrede was dat de begroting niet gericht was op het stimuleren van groei en innovatie. Zij hadden liever gezien dat het geld voor landbouw aan andere zaken was besteed. Wel was er tevredenheid over het behoud van de korting voor Nederland.

3.

De procedure

Het meerjarig financieel kader wordt formeel vastgesteld door de Raad van Ministers6 én het Europees Parlement volgens de instemmingsprocedure19. In de praktijk komt er alleen een meerjarenbegroting als de Europese regeringsleiders20 het eens zijn.

Technische aanpassing

Ieder jaar voert de Commissie een technische aanpassing van het financieel kader door. Dit proces omvat twee werkzaamheden:

  • - 
    Het doorberekenen van zaken als inflatie en economische groei of krimp binnen de Europese economie.
  • - 
    Het herberekenen van de beschikbare financiële ruimte voor de resterende jaren binnen het financiële kader.

Herziening financiële kaders

De Commissie deed in september 2016 voorstellen om het meerjarig financieel kader 2014-2020 te herzien. Voorgesteld werd om 6,3 miljard euro extra uit te trekken:

  • - 
    2,1 miljard om groei en werkgelegenheid te stimuleren
  • - 
    2,5 miljard op het gebied van migratie en voor beveiliging en controle aan de buitengrenzen
  • - 
    1,4 miljard euro voor het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling

De lidstaten hoefden niet extra te betalen; het geld was afkomstig uit de reserves van de begroting.

De Commissie stelde ook een vereenvoudiging van de regels voor, waardoor de administratieve lasten van aanvragers van EU-gelden minder zouden worden, dubbele controles zouden worden voorkomen en burgers meer mee konden beslissen over de besteding van geld in hun leefomgeving. Daarnaast zou geld flexibeler kunnen worden ingezet, waardoor beter kon worden ingespeeld op onvoorziene omstandigheden. Begin april 2017 stemde het Europees Parlement in met het voorstel. De Raad keurde het voorstel op 20 juni 2017 goed.

Discussies rond herziening

  • Eurocommissaris overweegt Europese belasting21
  • Analyse van het akkoord tussen de Europese regeringsleiders door Europa-kenner Jan Werts22

4.

Jaarbegroting binnen het meerjarig financieel kader

  • Begroting Europese Unie3

5.

Meer informatie

  • Begrotingscontrole in de Europese Unie23
  • Europees financieel kader 2007-201324
  • Europees financieel kader 2021-202725
  • Stabiliteits- en groeipact26
  • Europees Parlement: Meerjarig financieel kader
  • Raad: Meerjarig financieel kader: planning van de EU-uitgaven
  • Europese Commissie: Langetermijnplanning

  • 1. 
    De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
     
  • 2. 
    Deze procedure is één van de bijzondere wetgevingsprocedures die in de Europese Unie gebruikt worden. De begrotingsprocedure wordt gebruikt voor het vaststellen van de jaarlijkse begroting van de Europese Unie. Voor het vaststellen van het meerjarig financieel kader wordt de instemmingsprocedure gebruikt. En ook voor het verlenen van kwijting over de begroting geldt een andere procedure.
     
  • 3. 
    De Europese Commissie presenteert elk jaar een ontwerpbegroting van de EU voor het volgende jaar aan de Raad van Ministers en het Europees Parlement (EP). In de begroting staan de maximale bedragen die de EU mag besteden aan verschillende posten. Zowel de Raad als het EP beslissen mee over de begroting.
     
  • 4. 
    Momenteel zijn 27 landen lid van de Europese Unie. De meest recente uitbreiding van de Unie vond plaats op 1 juli 2013, met de toetreding van Kroatië. Er wordt verder over uitbreiding gesproken met verschillende landen in Oost-Europa. Het Verenigd Koninkrijk is sinds 31 januari 2020 middernacht geen lid meer van de Europese Unie. Dat was het eerste land dat de EU verliet.
     
  • 5. 
    Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
     
  • 6. 
    In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.
     
  • 7. 
    Het Europees Parlement (EP) vertegenwoordigt ruim 450 miljoen Europeanen en bestaat momenteel uit 720 afgevaardigden (inclusief voorzitter). Nederland heeft 31 zetels in het Europees Parlement. Het Europees Parlement wordt geacht een stem te geven aan de volkeren van de 27 landen die aan de Unie deelnemen, en vooral te letten op het belang van de Unie in zijn geheel.
     
  • 8. 
    Van 1 januari tot en met 30 juni 2013 vervulde Ierland het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Daarvoor was Cyprus voorzitter. Het was de zevende keer dat de Ieren het voorzitterschap in handen hadden. Het land vierde 2013 ook zijn veertigjarig lidmaatschap van de Europese Unie. Tijdens het voorzitterschap werkte Ierland nauw samen in een 'trojka' met Litouwen en Griekenland, die na Ierland het halfjaarlijkse voorzitterschap op zich namen.
     
  • 9. 
    De Portugees José Manuel Durao Barroso (1956) was van 18 november 2004 tot 1 november 2014 voorzitter van de Europese Commissie. Hij leidde twee periodes de Europese Commissie. Daarvoor was Barroso staatssecretaris, minister van Buitenlandse Zaken (1992-1995), en ten slotte premier van Portugal (2000-2004). Hij is doctor in de politieke wetenschappen en werkte als wetenschapper. Barrosso is lid van de centrumrechtse PSD (Partido Social Democrata), een partij die is aangesloten bij de Europese Volkspartij. Sinds 2016 is hij non-executive president van de bank Goldman Sachs.
     
  • 10. 
    Deze dienst ondersteunt het optreden van de EU naar andere landen toe en fungeert tevens als diplomatieke dienst. De EDEO is op 1 december 2010 officieel van start gegaan en heeft een aantal taken overgenomen van het oude Directoraat-Generaal Buitenlandse Betrekkingen (RELEX), dat op die datum is opgeheven. De overige taken van RELEX zijn overgegaan naar de Dienst Instrumenten buitenlands beleid. Beide diensten zetelen in het Triangle-gebouw in Brussel.
     
  • 11. 
    Erasmus+ is een Europees subsidieprogramma voor onderwijs, opleiding, jongeren en sport. Het programma heeft onder meer als doel om de werkloosheid (vooral onder jongeren) te bestrijden, innovatie te ondersteunen en de samenwerking en mobiliteit met EU-partnerlanden te bevorderen.
     
  • 12. 
    Het programma voor het Concurrentievermogen van ondernemingen en MKB-bedrijven (COSME) beoogde initiatieven van ondernemers te stimuleren en daardoor het concurrentievermogen van de Europese markt te vergroten. Het budget voor de periode 2014-2020 bedroeg 2,3 miljard euro.
     
  • 13. 
    Horizon 2020 was een financieringsprogramma van de Europese Commissie voor wetenschap, innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Het programma had als doel de mondiale concurrentiepositie van Europa te verbeteren en de economische en sociale ambities van de Europese Unie te stimuleren. Om dit te realiseren moest het obstakels voor innovatie uit de weg ruimen en samenwerking tussen publieke en particuliere sectoren bevorderen. Het was daarmee een belangrijke pijler van de Innovatie-Unie en de 2020-strategie.
     
  • 14. 
    De Raad van Ministers kan met gekwalificeerde meerderheid een voorstel aannemen wanneer 55% van het aantal lidstaten, met een minimum van vijftien, vóór stemt. Ook moet in de lidstaten die voor zijn, ten minste 65% van de totale bevolking van de Europese Unie wonen. Met het huidige aantal lidstaten (27) betekent 55% dat minimaal vijftien lidstaten voor moeten stemmen.
     
  • 15. 
    De Europese Unie beschikt sinds 1970 over eigen financiële middelen. Met de term 'eigen middelen' wordt verwezen naar inkomsten die voortkomen uit afspraken in het kader van het communautaire beleid. Zo worden bijvoorbeeld Europese belastingen geheven op goederen die door de EU-landen worden geïmporteerd vanuit landen buiten de EU. Het externe handelsbeleid is namelijk een communautair beleidsterrein.
     
  • 16. 
    Het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) is een Europees fonds dat tot doel heeft om de marktmaatregelen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), zoals het verlenen van inkomenssteun aan boeren, te financieren. Daarnaast draagt de financiële steun bij aan het verwezenlijken van de klimaatdoelen van de EU.
     
  • 17. 
    Met geld uit de structuurfondsen verkleint de Europese Unie de welvaartsverschillen tussen de regio's en tussen de lidstaten onderling. Dit gebeurt in het kader van het regionaal beleid. De structuurfondsen vormen ongeveer een derde van de EU-begroting.
     
  • 18. 
    Neelie Kroes, dochter van een Rotterdamse vervoersondernemer, was tussen 1971 en 2014 als VVD-politica in vele functies actief. Zij werd in 1971 Tweede Kamerlid en was toen woordvoerster vervoer en onderwijs. In het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) was zij staatssecretaris van vervoerszaken en PTT-zaken. Daarna was mevrouw Kroes minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Lubbers I (1982-1986) en kabinet-Lubbers II (1986-1989). In die functie was zij onder meer verantwoordelijk voor de spreiding van de PTT (hoofddirectie naar Groningen) en voor de verzelfstandiging van de PTT. Na haar ministerschap werd zij onder meer president van Universiteit Nijenrode en had zij vele functies in het bedrijfsleven. In 2004-2010 was mevrouw Kroes als Europees commissaris belast met mededinging. In de Commissie-Barroso II (2010-2014) had zij de portefeuille digitale agenda en was zij tevens vicevoorzitter van de Europese Commissie.
     
  • 19. 
    Deze procedure is één van de bijzondere wetgevingsprocedures die in de Europese Unie gebruikt worden. De instemmingsprocedure wordt bij enkele belangrijke besluiten gebruikt, en voor een aantal zaken waar de lidstaten meer controle over willen houden. Het woord instemming slaat op de rol van het Europees Parlement. Dat moet een voorstel goed- of afkeuren, maar mag geen wijzigingen aanbrengen.
     
  • 20. 
    De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders of staatshoofden van de 27 lidstaten van de Europese Unie, de vaste voorzitter en de voorzitter van de Europese Commissie. Alleen de regeringsleiders of staatshoofden hebben stemrecht tijdens de vergaderingen. De Europese Raad heeft geen wetgevingstaak, maar stelt wel de politieke richting van de EU vast.
     
  • 21. 
    Anno 2015 werd het budget van de Europese Unie, van circa 145 miljard euro, voor slechts 25 procent gefinancierd uit zogeheten eigen middelen van de EU, zoals een deel van de btw-opbrengst. Dat percentage moest omhoog omdat de lidstaten hun EU-bijdrage, goed voor 75 procent van het EU-budget, wilden verlagen. Toenmalig eurocommissaris Janusz Lewandowski (begroting) blies het debat over de invoering van Europese belastingen eind 2010 nieuw leven in.
     
  • 22. 
    De uitgaven van de EU gaan voor het eerst naar beneden. Tegelijk blijft de modernisering van de activiteiten beperkt. Toch levert de landbouw elf procent in en de Structuurfondsen acht procent. Daarentegen krijgen innovatie, onderzoek en onderwijs vijftig procent meer geld. De compensatie van de landen (zoals Nederland) die veel aan Europa betalen blijft volledig gehandhaafd.
     
  • 23. 
    De besteding van Europese gelden wordt gecontroleerd door de Europese Rekenkamer. De Rekenkamer kijkt of de EU het geld rechtmatig uitgeeft en of dit leidt tot de gewenste resultaten. In Nederland ziet het ministerie van Financiën toe op de Europese uitgaven die via de Nederlandse overheid worden uitbetaald aan ontvangers van Europese gelden.
     
  • 24. 
    Dit was het interinstitutioneel akkoord tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie waarin de Europese financiële kaders voor de periode 2007-2013 vastgesteld zijn. Dit akkoord is op 17 mei 2006 tot stand gekomen. De Europese financiële kaders hebben tot doel om de controle op zaken als goed financieel beheer en begrotingsdiscipline te vergemakkelijken. Daarnaast wordt via het vaststellen van deze kaders gestreefd naar verbetering van de jaarlijkse EU-begrotingsprocedure en interinstitutionele samenwerking op budgettair gebied.
     
  • 25. 
    Het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) is het akkoord waarin de begroting van de Europese Unie voor een periode van zeven jaar op hoofdlijnen wordt vastgesteld. De EU legt in deze meerjarenbegroting vast wat de hoogte van het budget van de EU is, waar het geld aan uitgegeven wordt en hoeveel iedere lidstaat moet bijdragen. Het MFK voor 2021-2027 komt uit op 1.074,3 miljard euro. Om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen is afgesproken dat er boven op de normale begroting een coronaherstelfonds komt van 750 miljard euro. In juni 2023 heeft de Commissie de lidstaten gevraagd om 66 miljard euro extra aan de meerjarenbegroting bij te dragen. Dit bedrag zou vooral nodig zijn om Oekraïne de komende jaren financieel te blijven steunen. Daarnaast zou het geld gebruikt worden voor het asiel- en migratiebeleid en voor subsidies aan Europese industrieën en technologieën.
     
  • 26. 
    In het Stabiliteits- en Groeipact spreken de landen die lid zijn van de Europese Unie af dat hun begrotingen in evenwicht zijn of een overschot hebben. Dat betekent dat de regeringen niet meer geld uitgeven dan ze ontvangen. Dat doel hoeft nog niet meteen bereikt te worden, maar de EU-landen moeten er wel naartoe werken. De afspraken zijn gemaakt in 1997.