Eigen middelen - Hoofdinhoud
De Europese Unie i beschikt sinds 1970 over eigen financiële middelen. Met de term 'eigen middelen' wordt verwezen naar inkomsten die voortkomen uit afspraken in het kader van het communautaire beleid i. Zo worden bijvoorbeeld Europese belastingen geheven op goederen die door de EU-landen i worden geïmporteerd vanuit landen buiten de EU. Het externe handelsbeleid is namelijk een communautair beleidsterrein.
Onder de 'eigen middelen' worden de volgende inkomsten gerekend:
-
-de landbouwheffingen op producten uit derde landen i en producentenbijdragen voor bepaalde landbouwproducten;
-
-de douanerechten die in de lidstaten worden geheven op invoer uit derde landen;
-
-een percentage van de BTW i-opbrengsten;
-
-de zogenoemde ‘vierde bron’, in de vorm van een jaarlijks vast te stellen percentage van het BNI i van de lidstaten.
De inkomsten uit de 'eigen middelen' zijn in de plaats gekomen van de nationale bijdragen die de EU-landen tot 1970 jaarlijks deden aan de EU. Voor de lidstaten was deze bijdrage een middel om greep te kunnen houden op het beleid dat de Europese instellingen i in Brussel voerden. In de tweede helft van de jaren zestig ontstond echter de behoefte om de Europese instellingen een meer onafhankelijke positie te geven. Eigen inkomsten vormden hierbij de basis.
Om tegemoet te komen aan landen die vreesden voor een te machtige Europese bureaucratie is besloten dat het geheel van 'eigen middelen' niet meer mag bedragen dan 1,24 procent van het gezamenlijke bruto nationaal inkomen (BNI) van de gezamenlijke lidstaten.