Regeringsverklaring en debat in Tweede Kamer

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Nadat het regeerakkoord1 is gesloten en de nieuwe bewindslieden zijn aangetreden, legt de minister-president2 in de Tweede Kamer3 de regeringsverklaring af. Als regel gebeurt dat een dag of tien na beëindiging van de kabinetsformatie4.

Tijdens de regeringsverklaring presenteert de minister-president het nieuwe kabinet5 en geeft hij of zij een uiteenzetting van het te voeren kabinetsbeleid. Tevens legt de minister-president verantwoording af voor de formatie. Als regel zijn alle ministers6 en staatssecretarissen7 bij het debat aanwezig, hoewel zij daarin niet het woord voeren. Gebruikelijk is ook dat de minister-president zijn of haar voorganger en diens kabinet bedankt voor hetgeen zij hebben gedaan.

Na de verklaring volgt een debat, waarbij de fracties reageren. Als eerste krijgt de voorzitter van de grootste oppositiefractie het woord, daarna de voorzitter van de grootste regeringsfractie enz. De minister-president antwoordt vervolgens op de gestelde vragen en reageert op de gemaakte opmerkingen. In de tweede termijn van de Kamer worden vaak moties ingediend over concrete beleidsvoornemens.

Overigens kunnen ook op andere momenten 'regeringsverklaringen' worden afgelegd, bijvoorbeeld over belangrijke internationale ontwikkelingen op veiligheidsgebied of op financieel-economische terrein.

Inhoudsopgave

  1. Staatsrechtelijke betekenis
  2. Historische context
  3. Opvallende momenten tijdens debatten
  4. Overzicht

1.

Staatsrechtelijke betekenis

In tegenstelling tot het merendeel van de 27 EU-landen kent Nederland geen investituur (bevestiging) van een nieuw kabinet. In bijvoorbeeld België, Duitsland, Hongarije, Polen, Slovenië en Zweden kan een kabinet pas gaan regeren na aanneming van een motie van vertrouwen. In het Nederlandse staatsbestel geldt dat een kabinet het vertrouwen heeft, totdat het tegendeel blijkt door aanneming van een motie van wantrouwen. In Litouwen werd bijvoorbeeld zowel in 2001 als 2006 een nieuw gevormd kabinet direct weer weggestuurd, doordat de motie van vertrouwen werd verworpen.

Het Kabinet-Colijn V (1939) is het enige kabinet dat tot aftreden werd gedwongen in het debat naar aanleiding van de regeringsverklaring. Een meerderheid van de Kamer had geen vertrouwen in het minderheidskabinet van Colijn dat alleen steunde op ARP8, CHU9 en LSP10.

Sindsdien is bij het debat over de regeringsverklaring alleen in 2022 een motie van wantrouwen ingediend. Dat was tegen het kabinet-Rutte IV11, ingediend door Geert Wilders12 (PVV). Alleen PVV en Forum voor Democratie stemden toen voor. Diezelfde Geert Wilders diende bij de regeringsverklaring van het kabinet-Balkenende IV13 in 2007 een motie van wantrouwen in tegen de staatssecretarissen Aboutaleb14 en Albayrak15 vanwege hun dubbele nationaliteit. In 2007 werden overigens alle 25 bij de regeringsverklaring ingediende moties verworpen.

Via de regeringsverklaring en het debat daarover worden de afspraken die partijen tijdens de formatie hebben gemaakt nog eens in de openbaarheid herbevestigd. Dergelijke duidelijke afspraken bij formaties kennen we feitelijk pas sinds 1946.

2.

Historische context

In de negentiende en begin twintigste eeuw 'presenteerden' kabinetten zich niet. Vaak was de eerste troonrede de gelegenheid om voor het eerst met het nieuwe kabinet te debatteren. De Kamers gaven in het zogenaamde 'Adres van Antwoord' een reactie op de troonrede (formeel was het Adres gericht tot de koning). Lange tijd gold voor kabinetten verder de woorden die Thorbecke16 sprak nadat zijn eerste kabinet was aangetreden: "wacht op onze daden".

Al in 1908 en in 1926 werden na de formatie regeringsverklaringen afgelegd. In beide gevallen ging het om het aantreden van een kabinet na een tussentijdse crisis. In 1908 legde minister-president Heemskerk17 een verklaring af, omdat zijn kabinet aantrad zonder over een parlementaire meerderheid te beschikken.

In 1926 ging minister-president De Geer18 met name in op de langdurige en moeizame formatie, die in grote beslotenheid had plaatsgevonden. Omdat het kabinet vrijwel geheel buiten de fracties om was gevormd en er ook geen afspraken waren gemaakt, was het afleggen van verantwoording verklaarbaar. De Geer verklaarde bij zijn eerste optreden dat zijn kabinet geen zaken zou behandelen die in de partijpolitieke sfeer lagen en als intermezzo-kabinet moest worden beschouwd.

Dat er tot 1933 meestel geen regeringsverklaring was, kwam omdat het aantreden van het nieuwe kabinet veelal samenviel met het begin van het nieuwe parlementaire jaar. De plannen van het kabinet werden toen ontvouwd op Prinsjesdag. Dat zou overigens later nog eenmaal gebeuren, in 1952. Toen trad het derde kabinet-Drees19 op 2 september aan en werden de algemene beschouwingen over de begroting tevens gebruikt als eerste debat met het nieuwe kabinet.

Omdat er in juni 1945 nog geen parlement was (voorlopige Tweede en Eerste Kamer kwamen pas in september en oktober dat jaar bijeen) leidde premier Schermerhorn20 zijn nieuwe kabinet in met een radiorede.

In december 1977 behandelde de Tweede Kamer nog voor het afleggen van de regeringsverklaring (in januari 1978) een inkomenswetje, dat per 1 januari moest ingaan. Vier jaar later, in 1981, ontstond in het tweede kabinet-Van Agt21 nog voor de regeringsverklaring een crisis, omdat de ministers het niet eens konden worden over de tekst van de af te leggen verklaring. Het conflict ging over de financiering van de door het PvdA-ministers gewenste banenplan van vicepremier Den Uyl22. Twee informateurs wisten het conflict op te lossen, waarna enige weken later toch de regeringsverklaring kon worden afgelegd.

3.

Opvallende momenten tijdens debatten

In 1973 nam in het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Den Uyl23 uiteraard de formatie een belangrijke plek in. VVD-leider Hans Wiegel24 zei daarover toen:

 

"Mijn fractie heeft de formatiepoging van de heer Burger gevolgd met een mengeling van verbazing en "bewondering". Zijn werkwijze was van een macabere schoonheid. Macaber, omdat de confessionelen zich als voetveeg lieten gebruiken, accepteerden dat zij om de oren werden geslagen, op elke brief van Burger timide reageerden."

Ook in 1978, in het debat over de regeringsverklaring van het eerste kabinet-Van Agt25, ging het over de formatie. PvdA-fractievoorzitter Joop den Uyl22 verweet Van Agt26 onvoldoene verantwoording te hebben afgelegd voor de formatie van zijn kabinet. De frustatie over het mislukken van de vorming van een tweede kabinet-Den Uyl bleek uit zijn woorden:

 

"Het maakt wel ter dege verschil of je door de voordeur binnenkomt dan wel met verbreking van het slot door de achterdeur."

Tijdens het debat over de regeringsverklaring in november 1981 zorgde het verzoek van premier Van Agt om een langere voorbereiding van zijn antwoord, tot veel verontwaardiging in de Kamer. Van Agt had in eerste termijn op tamelijk losse wijze geantwoord, daarbij soms het woord gegeven aan collega-ministers, en ook opzichtig delen van zijn tekst overgeslagen. Nadat Kamervoorzitter Dolman27 hem daarover had aangesproken, eindigde hij zijn bijdrage met de woorden:

 

"Mijnheer de Voorzitter! Gehoorzaam aan uw aanwijzing dat de beantwoording slechts een beperkte mate van speelsheid zou mogen hebben, heb ik hiermee mijn beantwoording afgerond."

Toen er na de eerste termijn kritische opmerkingen kwamen over de beantwoording door Van Agt, onder meer van coalitiegenoot D66, vroeg die om uitstel van voortzetting van het debat. Dat werd - onder protest van veel Kamerleden - uiteindelijk toegestaan.

In het debat over de regeringsverklaring in 1989 was er een ruzieachtig debatje tussen Ruud Lubbers28 en Hans van Mierlo29. Van Mierlo verweet Lubbers en het CDA een regeling van euthanasie tegen te houden. Toen Lubbers zei dat het goed was dat Van Mierlo in de Kamer en niet in het kabinet zat, reageerde Van Mierlo zeer gepikeerd. Lubbers zei toen dat dit aardig bedoeld was en bood ten slotte zijn verontschuldigingen aan voor het geval zijn opmerking anders was overgekomen dan bedoeld. Ook bij dit incidentje speelde frustratie mee over het feit dat een partij (in dit geval D66) buiten het kabinet was gebleven.

In het debat over de regeringsverklaring van het eerste kabinet-Balkenende30 in 2002 was er veel aandacht voor een eerder door LPF-minister Bomhoff31 genomen besluit om een topambtenaar van PvdA-huize (Van Lieshout) te ontslaan, vanwege diens opvattingen.

Vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Remkes32 verzette zich tegen het op die wijze omgaan met ambtenaren en het kwam in het kabinet direct tot een botsing tussen beide bewindslieden. Ook VVD-fractievoorzitter Gerrit Zalm33 viel Bomhoff aan over diens besluit. Dat was een eerste indicatie dat de verhouding tussen VVD en LPF moeizaam was.

4.

Overzicht

Regeringsverklaring nieuw kabinet

kabinet

aangetreden

datum regeringsverklaring

Schoof34

2 juli 2024

3 juli 2024

Rutte IV11

10 januari 2022

18 januari 2022

Rutte III35

26 oktober 2017

1 november 2017

Rutte II36

5 november 2012

13 november 2012

Rutte I37

14 oktober 2010

26 oktober 2010

Balkenende IV13

22 februari 2007

1 maart 2007

Balkenende III38

7 juli 2006

7 juli 2006

Balkenende II39

27 mei 2003

11 juni 2003

Balkenende I30

22 juli 2002

26 juli 2002

Kok II40

3 augustus 1998

25 augustus 1998

Kok I41

22 augustus 1994

30 augustus 1994

Lubbers III42

7 november 1989

16 november 1989

Lubbers II43

14 juli 1986

30 juli 1986

Lubbers I44

4 november 1982

22 november 1982

Van Agt III45

29 mei 1982

8 juni 1982

Van Agt II21

11 september 1981

16 november 1981

Van Agt I25

19 december 1977

16 januari 1978

Den Uyl23

11 mei 1973

28 mei 1973

Biesheuvel (II)46*

3 augustus 1972

3 augustus 1972

Biesheuvel (I)46

6 juli 1971

31 juli 1971

De Jong47

5 april 1967

28 april 1967

Zijlstra48

22 november 1966

29 november 1966

Cals49

14 april 1965

27 april 1965

Marijnen50

24 juli 1963

31 juli 1963

  • * 
    feitelijke het terugkomen op de ontslagaanvrage
 

Meer over

  • Kabinetsformatie4

  • 1. 
    Regeringsprogramma's en regeerakkoorden hebben gemeen dat schriftelijk het voorgenomen beleid van een toekomstig kabinet wordt vastgelegd. Een regeringsprogramma kan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de coalitiefracties, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
     
  • 2. 
    De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
     
  • 3. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 4. 
    Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
     
  • 5. 
    Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
     
  • 6. 
    Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
     
  • 7. 
    Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
     
  • 8. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 9. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 10. 
    De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
     
  • 11. 
    Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de langste formatie sinds de Tweede Wereldoorlog tot stand. Negen maanden na de verkiezingen van 17 maart 2021 en bijna een jaar na de ontslagneming van het kabinet-Rutte III stond er een nieuw kabinet op het bordes. Premier Mark Rutte leidde voor de vierde keer een kabinet.
     
  • 12. 
    Geert Wilders (1963) is sinds november 2006 politiek leider van de PVV. Hij is sinds 25 augustus 1998 (met een korte onderbreking in 2002) Tweede Kamerlid. Aanvankelijk was hij dat voor de VVD, maar op 2 september 2004 werd hij een onafhankelijk Kamerlid. In 2023 was hij voor de zesde keer lijsttrekker. De heer Wilders was medewerker van de afdeling Verdragen bij de Ziekenfondsraad, wetstechnisch medewerker van de Sociale Verzekeringsraad en beleidsmedewerker en speechschrijver van de VVD-Tweede Kamerfractie. In 2010 zat hij enige tijd in de gemeenteraad van Den Haag.
     
  • 13. 
    Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
     
  • 14. 
    Ahmed Aboutaleb (1961) was van 5 januari 2009 tot 1 oktober 2024 burgemeester van Rotterdam. Hij was van 22 februari 2007 tot 12 december 2008 staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (onder andere voor arbeidsmarktbeleid en armoedebestrijding) in het kabinet-Balkenende IV. De heer Aboutaleb was eerder onder meer journalist, hoofd voorlichting van de SER, directeur van de sector Maatschappelijke, Economische en Culturele Ontwikkeling, Bestuursdienst van de gemeente Amsterdam. Van februari 2004 tot februari 2007 was hij voor de PvdA wethouder van Amsterdam.
     
  • 15. 
    In Rotterdam-Zuid opgegroeide dochter uit een Turks gastarbeidersgezin, die voor de PvdA Tweede Kamerlid en staatssecretaris was. In de Kamer woordvoerster justitie en defensie. Was daarvoor werkzaam bij het Landelijk Bureau Racismebestrijding en bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (directie coördinatie Integratiebeleid minderheden). In het kabinet-Balkenende IV had zij als staatssecretaris onder meer vreemdelingen- en asielbeleid in haar takenpakket en voerde zij een 'pardonregeling' door. Nadien opnieuw Kamerlid en voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Vanwege haar zakelijke opstelling een ook door tegenstanders gerespecteerde politica. Was van 2012 tot 2019 vicepresident communications bij een Shell-divisie, sindsdien is ze commissaris bij NS.
     
  • 16. 
    Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
     
  • 17. 
    Antirevolutionair die bijna vijfenveertig jaar actief was als politicus. Zoon van de conservatieve staatsman J. Heemskerk Azn. en afkomstig uit een Amsterdams remonstrants koopmansgezin. Werd later gereformeerd. Kwam in 1888 in de Tweede Kamer en was tevens zeven jaar wethouder van Amsterdam. Weigerde in 1901 minister te worden onder Kuyper en werd in 1908 tegen diens zin kabinetsleider, hetgeen leidde tot een conflict. Na zijn premierschap staatsraad en in de periode 1918-1925 minister van Justitie die belangrijke wetgeving tot stand bracht. In 1929 verving Colijn hem nogal onverhoeds als fractievoorzitter. Hij bleef toen wel Kamerlid. Had de naam zaken soms wat te gemakkelijk op te nemen, maar wist zich door zijn intellect en spreekvaardigheid steeds staande te houden in debatten. Zijn luchtige wijze van optreden bezorgde zijn regeerperiode het predikaat 'jolig Christendom'.
     
  • 18. 
    Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
     
  • 19. 
    Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
     
  • 20. 
    Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
     
  • 21. 
    Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
     
  • 22. 
    Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
     
  • 23. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 24. 
    Voorman en prominent lid van de VVD. Bevorderde in de periode 1971-1982 als (jeugdig) partijleider door een op de middengroepen en geschoolde arbeiders gerichte koers de groei van zijn partij. Zette zich sterk af tegen het kabinet-Den Uyl. Uitstekend debater en raspoliticus die optimaal gebruikmaakte van de media. Kon het goed vinden met CDA-leider Van Agt en werd in diens kabinet in 1977 vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken. Werd in 1982 Commissaris van de Koningin in Friesland, maar bleef lang een vooraanstaande rol in zijn partij spelen. Stapte later over naar de organisatie van zorgverzekeraars en werd senator. Zijn tegenstem in de Eerste Kamer tegen het correctief referendum veroorzaakte in 1999 een korte kabinetscrisis. Hoffelijke man, die feitelijk vrij verlegen is en een afkeer heeft van scherpslijperij. Geniet graag van een goed glas en goede maaltijd.
     
  • 25. 
    Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
     
  • 26. 
    CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
     
  • 27. 
    PvdA-politicus, die tien jaar een alom gewaardeerde Tweede Kamervoorzitter was. Na een ambtelijke loopbaan in 1970 PvdA-Tweede Kamerlid. Aanvankelijk volksgezondheidsspecialist, maar vanaf 1973 financieel woordvoerder. Volgde in 1979 Vondeling op als Kamervoorzitter. Werd geprezen vanwege de strenge maar rechtvaardige wijze waarop hij voorzat. Enkele malen herkozen, hoewel zijn partij niet steeds de grootste fractie was. Zette zich in voor verbetering van de werkwijze van de Kamer en voor versterking van haar positie. Taalpurist en liefhebber van dichtkunst, die over verfijnde humor beschikte. Was na zijn Kamervoorzitterschap vijftien jaar lid van de Raad van State.
     
  • 28. 
    Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
     
  • 29. 
    Voornaamste oprichter en lange tijd voorman van D66. Was afkomstig uit een katholiek ondernemersgezin en was journalist bij het Handelsblad. Wist in 1967, na een op Amerikaanse wijze gevoerde campagne en dankzij een uitstekende p.r., zijn partij met 7 zetels in de Kamer te loodsen. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Trad na de verkiezingsnederlaag van D66 in 1972 terug als partijleider. Keerde in 1981 terug in de politiek als minister van Defensie en in 1986 als leider van D66. Onder zijn leiding behaalde zijn partij in 1989 en 1994 zeer goede verkiezingsuitslagen. Bekroonde die tweede winst met de vorming van een 'paars' kabinet (Kok I), zonder confessionelen. Werd daarin zelf minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier. Levensgenieter, die vele contacten in de culturele wereld had en charmante intellectueel, die mensen wist te binden.
     
  • 30. 
    Na acht jaar 'paars' (de kabinetten Kok I en Kok II) trad in 2002 een centrumrechtse coalitie aan van CDA en VVD samen met nieuwkomer LPF (de Lijst Pim Fortuyn). De enorme winst van deze nieuwe partij (26 zetels) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maakte een kabinet zonder deze partij bijna onmogelijk. CDA-leider Jan-Peter Balkenende werd de nieuwe premier.
     
  • 31. 
    Econoom die namens de LPF in het eerste kabinet-Balkenende minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en viceminister-president was. Kwam uit een 'rood' Leids gezin en was een kritisch columnist. Zette zich als hoogleraar in voor instelling van een economisch onderzoeksinstituut (Nyfer) dat de concurrentie moest aangaan met het Centraal Planbureau. Erudiet, maar ook overtuigd van eigen gelijk, wat soms aanleiding was tot irritatie bij anderen. Toen zijn collega-minister Heinsbroek met steun van fractievoorzitter Wijnschenk zijn positie als LPF-vicepremier leek aan te willen tasten, leidde dit tot spanningen en conflicten in de LPF. Dit had uiteindelijk beider vertrek tot gevolg. CDA en VVD bewerkstelligden daarna de val van het kabinet. Keerde daarna terug naar de wetenschap.
     
  • 32. 
    Johan Remkes (1951) begon zijn politieke loopbaan als voorzitter van de JOVD en werd later lid van Gedeputeerde Staten van Groningen. In de perioden oktober 1993-augustus 1998 en november 2006-juni 2010 was hij Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich als Kamerlid onder meer bezig met economische zaken, binnenlandse zaken, belastingen en mediabeleid. In het tweede kabinet-Kok was hij staatssecretaris van Volkshuisvesting. Van 22 juli 2002 tot 22 februari 2007 was hij minister van Binnenlandse Zaken. In het kabinet-Balkenende I (2002-2003) was hij tevens vicepremier. In de periode 2019-2020 was hij waarnemend burgemeester van 's-Gravenhage en daarvoor van 1 juli 2010 tot 1 januari 2019 Commissaris van de Koning(in) in Noord-Holland. In 2017-2018 was hij voorzitter van de Staatscommissie parlementair stelsel. Van 19 april tot 1 december 2021 was de heer Remkes waarnemend commissaris van de Koning in Limburg.
     
  • 33. 
    Met twaalf jaar de langstzittende minister van Financiën. Kwam uit een eenvoudig milieu (zijn vader was kolenboer); hardwerkend en wars van dikdoenerij. Doorliep na een studie economie een ambtelijke loopbaan en werd gezaghebbend directeur van het Planbureau. Als minister in het paarse kabinet ontwikkelde hij een nieuwe begrotingsnorm die uitging van een strikte scheiding van overheidsinkomsten en -uitgaven. Was verantwoordelijk voor een omvangrijke herziening van het belastingstelsel en de invoering van de euro. Bepleitte strakke naleving van de begrotingsregels in de EU. Na de verkiezingen van 2002 fractievoorzitter en politiek leider van de VVD. Keerde echter na anderhalf jaar terug naar het ministerschap dat hem beter lag. Lag goed in het parlement zowel door zijn deskundigheid als joviale optreden. Na zijn ministerschap acht jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van ABN AMRO.
     
  • 34. 
    Dit kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB trad op 2 juli 2024 aan. Het kwam zeven maanden na de verkiezingen van 22 november 2023 en bijna een jaar na de ontslagneming van het kabinet-Rutte IV tot stand. Formateur was staatsraad Richard van Zwol (CDA) en minister-president de partijloze oud-topambtenaar Dick Schoof.
     
  • 35. 
    Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidt. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.
     
  • 36. 
    Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
     
  • 37. 
    Dit minderheidskabinet van VVD en CDA werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen 2010 en trad op 14 oktober 2010 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende IV. Voor een meerderheid in de Tweede Kamer sloten de regeringspartijen een gedoogakkoord met de PVV. VVD-leider Mark Rutte werd de eerste premier van VVD-huize.
     
  • 38. 
    Dit minderheidskabinet van CDA en VVD werd niet gevormd na verkiezingen, maar direct na de val van het kabinet-Balkenende II. Nadat de D66-bewindslieden uit dat kabinet gestapt waren, werden de twee opengevallen ministersposten opgevuld door andere leden van het kabinet. In plaats van aan het rompkabinet van CDA en VVD een demissionaire status toe te kennen werd missionair overgangskabinet gevormd.
     
  • 39. 
    Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
     
  • 40. 
    Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
     
  • 41. 
    Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA, VVD en D66 deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III, werd premier.
     
  • 42. 
    In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
     
  • 43. 
    Dit kabinet was qua politieke samenstelling een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers. De coalitiepartijen CDA en VVD hadden bij de verkiezingen van 1986 hun gezamenlijke meerderheid in de Tweede Kamer behouden.
     
  • 44. 
    Dit kabinet van CDA en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1982. CDA-lijsttrekker Dries van Agt, premier van het voorgaande kabinet-Van Agt III besloot zich niet opnieuw kandidaat te stellen voor het premierschap. Premier namens het CDA werd daarom Ruud Lubbers.
     
  • 45. 
    Na de val van het kabinet-Van Agt II werd dit minderheidskabinet van CDA en D'66 gevormd. CDA-leider Van Agt bleef premier. De posten die waren opengevallen na het vertrek van de PvdA-bewindslieden, werden opgevuld vanuit de gelederen van de overgebleven coalitiepartners.
     
  • 46. 
    Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
     
  • 47. 
    Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
     
  • 48. 
    Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
     
  • 49. 
    Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
     
  • 50. 
    Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.