Historisch overzicht cijfers kabinetten
De economie en de arbeidsmarkt verzwakken na de twee oliecrises in de jaren '70, met oplopende begrotingstekorten en uitkeringsafhankelijkheid als gevolg. In 1981/1982 is sprake van een crisis. Ondanks economisch herstel blijft daarna sprake van grote problemen op de arbeidsmarkt. Daaraan komt pas in de loop van de jaren '90 een eind. In 2002/2003 gaat het weer slecht met de economie, maar deze herstelt zich dit keer sneller.
Van 1974 tot en met 1998 is ieder jaar sprake van een EMU-tekort1. De kabinetten-Lubbers en -Kok die het in hun eerste periode goed doen op dit gebied, laten in hun tweede periode de teugels vieren. Al met al duurt het decennia voordat eind jaren '90 de overheidsfinanciën gesaneerd zijn. Daarna treedt in 2002/2003 weer een snelle verslechtering in die nieuwe bezuinigingen noodzakelijk maakt.
Bij de start van het kabinet-Balkenende IV lijkt de schade op het eerste gezicht hersteld, hoewel berekeningen aantonen dat de overheidsfinanciën nog steeds niet houdbaar zijn op de lange termijn. Vervolgens richten de kredietcrisis, de daaropvolgende Grote Recessie en de eurocrisis grote schade aan. Van 2008 op 2009 verslechtert het EMU-saldo met 5,6%-punt BBP. De bezuinigingen en lastenverzwaringen van de kabinetten-Rutte I en II zorgen ervoor dat het begrotingstekort in 2016 volledig is weggewerkt, na jaren van (volgens critici mede door het kabinetsbeleid veroorzaakte) zeer lage economische groei.
Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringsjaren stijgt van iets boven de 200 duizend begin jaren '70 naar 816 duizend in 2003. Daarna is een daling ingezet, vooral door een stringenter beleid en de omvorming van de WAO in de WIA.
Inhoudsopgave
- Jaren '70 tot en met kabinet-Van Agt II
- Malaise en herstel in de jaren '80
- Chaos onder het kabinet-Lubbers III
- Gevoel van voorspoed onder Paars
- Kabinetten-Balkenende I t/m III
- Krediet- en eurocrisis en Grote Recessie onder Balkenende IV en Rutte I en II
- Coronacrisis en oorlog in Oekraïne onder Rutte III en IV
- Vergelijking kabinetten
- Vergelijking premiers
Niet alleen in West-Duitsland is sprake van een 'Wirtschaftswunder'. In de jaren '50 (gemiddeld 4,2% economische groei) en '60 (gemiddeld 5,5% economische groei) van de twintigste eeuw lijken de bomen ook in Nederland tot in de hemel te groeien. Nederland bouwt een verzorgingsstaat. De bruto collectieve uitgaven stijgen van minder dan 30% in 1950 tot boven de 45% vanaf 1971.
Vanaf die tijd is het feest over. De wederopbouw en daarmee het economisch inhaaleffect ten opzichte van de Verenigde Staten lopen op hun eind. Het Bretton Woods stelsel valt begin jaren '70. De hoge Amerikaanse inflatie leidt ook in Europa tot geldontwaarding, waaronder in Nederland. Het definitieve keerpunt is de eerste oliecrisis in 1973.
-
Kabinet-Biesheuvel I en II (1971-1973)
De hoge inflatie ten tijde van het kabinet-Biesheuvel2 leidde in 1972 tot een kabinetscrisis. De DS'70-bewindslieden wilden de inflatie bestrijden en minder bezuinigen. Ze stapten daarom uit het kabinet. Verder ging het op het eerste gezicht goed met de economie, maar de stijging van de prijzen, lonen en collectieve lasten tastte de arbeidsmarkt aan. De economie vertoonde al tekenen van ontsporing voordat de oliecrisis van 1973, kort na de regeerperiode van het kabinet, een zware wereldwijde economische dreun uitdeelde.
-
Kabinet-Den Uyl (1973-1977)
Het kabinet-Den Uyl3 kreeg te maken met de (tot dan toe) grootste economische schok sinds de Tweede Wereldoorlog, in de vorm van de eerste oliecrisis in 1973. In combinatie met een loon-prijsspiraal en een uitdijende verzorgingsstaat gaf de oliecrisis de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën een flinke zet op een lange glijbaan naar beneden.
-
Kabinet-Van Agt I (1977-1981)
Het kabinet-Van Agt I4 slaagde er niet in de economische naweeën van zowel de oliecrisis van 1973 als van het beleid van het kabinet-Den Uyl3 het hoofd te bieden. In 1979 kwam daar een tweede oliecrisis bovenop. Vooral nadat minister Andriessen5 (Financiën) in 1980 bakzeil had gehaald met zijn verdere bezuinigingsplannen, ontspoorde het beleid en werd het kabinet één van de slechts presenteerde kabinetten in de periode 1971-2007.
Opeenvolgende kabinetten blijven de collectieve uitgaven verhogen (van 45,0% in 1971 tot 59,8% in 1982). Dit leidt zowel tot steeds grotere begrotingstekorten als tot hoge collectieve lasten. De hoge lastendruk en de verslechterde wereldeconomie zijn uiterst schadelijk voor de werkgelegenheid. De werkloosheid stijgt van 2% in 1971 naar 7,4% in 1982.
Het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen groeit in de periode 1971-1982 met een factor 4,4, het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met een factor 3,1. De snelle toename van het beroep op de sociale zekerheid is een belangrijke oorzaak van de begrotingsproblemen. De resulterende hoge belasting- en premiedruk belemmert herstel op de arbeidsmarkt.
-
Kabinet-Van Agt II (1981-1982)
De economie verkeerde in een crisis tijdens de regeerperiode van het kabinet-Van Agt II6. Er heerste een recessie en de werkloosheid explodeerde. Gezien de extreem ongunstige economische omstandigheden en de korte zittingsduur is het moeilijk het kabinet-Van Agt II te beoordelen. Aan de andere kant kan gezegd worden dat de snelle val van het kabinet voor een belangrijk deel werd veroorzaakt door het gebrek aan draagvlak bij met name de PvdA7 om noodzakelijke economische hervormingen door te voeren.
-
Kabinet-Van Agt III (1982)
In 1982 zat Nederland in de diepste recessie sinds de jaren '50. Ondanks de explosief toenemende werkloosheid stegen de contractlonen met 7,6%. Het EMU-tekort liep op naar 5,9% BBP. Het kabinet-Van Agt III8 was een overgangskabinet, maar besloot nog wel tot extra bezuinigingen (onder meer in de welzijnssector) van bijna f 13 miljard.
Begin jaren '80 is de zaak volkomen uit de hand gelopen. Het kabinet-Lubbers I neemt de taak op zich om in te grijpen.
Als De Nederlandsche Bank (DNB) rond deze tijd nalaat een renteverhoging van de West-Duitse Bundesbank te volgen, schaadt dit het vertrouwen in de gulden. Het gevolg is dat Nederland in de daaropvolgende jaren juist last heeft van een hogere rente dan nodig was geweest, in verband met de risicopremie die beleggers gaan incalculeren. DNB trekt hier lering uit en volgt nadien het beleid van de Bundesbank. De facto vormt Nederland een monetaire unie met de Bondsrepubliek.
-
Kabinet-Lubbers I (1982-1986)
Het kabinet-Lubbers I9 stond bekend om zijn 'no nonsense' beleid. De nieuwe premier sloeg een andere koers in dan zijn voorganger Van Agt10. De ontsporing van de overheidsfinanciën werd tot 1985 succesvol gekeerd. Een aantrekkende wereldeconomie en loonmatiging na de ondertekening van het Akkoord van Wassenaar zorgden voor economisch herstel uit een diepe recessie.
Halverwege de jaren '80 is de economie weer aardig op gang gekomen. Intussen heeft de RSV-enquête11 de politici geleerd waar al te vergaande bemoeienis met afzonderlijke bedrijven toe kan leiden. Het CDA wint de verkiezingen van 1986 met de leus 'Laat Lubbers zijn karwei afmaken'. Hij slaagt daar echter slecht in. Sterker nog, de daling van het EMU-tekort is al in 1985 tot stilstand gekomen.
-
Kabinet-Lubbers II (1986-1989)
Het kabinet-Lubbers II12 had de economische wind flink mee, maar had de collectieve uitgaven en de collectieve lasten gedurende de eerste jaren slecht onder controle. Het EMU-tekort steeg in 1987 en was in 1989 nog steeds hoger dan in 1986.
In 1987 komt de Europese Akte tot stand. De EG-landen spreken hierin af eind 1992 één interne markt in de EG gerealiseerd te hebben. Het 1992-programma creëert nieuw Europees elan na de 'eurosclerose' medio jaren '80.
Tijdens de regeerperiode van het kabinet-Lubbers III wordt duidelijk dat Nederland nog steeds een groot arbeidsmarktprobleem heeft. De werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid blijven hoog en stijgen zelfs tegen het eind van de kabinetsperiode. Er is ook sprake van een hoge verborgen werkloosheid, zoals in de WAO, onder oudere werknemers en bij niet-uitkeringsgerechtigden zonder baan.
-
Kabinet-Lubbers III (1989-1994)
Het kabinet-Lubbers III13 kon aanvankelijk profiteren van een hoge economische groei. In de loop van de kabinetsperiode zakte deze in, maar bezien over de periode 1971-2017 was de groei over de hele kabinetsperiode nog steeds bovengemiddeld.
Begin jaren '90 komt het Verdrag van Maastricht tot stand. Om zich te kwalificeren voor invoering van een gezamenlijke Europese munt moet Nederland o.a. het begrotingstekort en de staatsschuld verlagen. Dit zal Europese overheden dwingen tot een stringenter begrotingsbeleid.
Onder de kabinetten-Kok I en -Kok II doet de economie het onverwacht goed. Aanvankelijk heeft het economisch beleid veel elan, maar gaandeweg zijn de paarse politici zozeer met zichzelf bezig dat zij zich niet alleen politiek laten verrassen door Pim Fortuyn14 en Jan Peter Balkenende15, maar ook door een snelle economische verslechtering. Een patstelling binnen de coalitie blokkeert hervorming van de WAO en het zorgstelsel. Vanaf 2002 wordt in Nederland betaald met de euro, nadat deze in 1999 al giraal is ingevoerd.
-
Kabinet-Kok I (1994-1998)
Het eerste paarse kabinet was in economisch opzicht een groot succes. Geholpen door een hoge economische groei en de Zalmnorm daalde het EMU-tekort en stroomden na een tijdje de inkomstenmeevallers binnen, waardoor de lasten omlaag konden. Minister Wijers (Economische Zaken) dereguleerde de economie en verscherpte het mededingingstoezicht.
-
Kabinet-Kok II (1998-2002)
De eerste jaren onder het kabinet-Kok II16 draaide de economie op volle toeren. De coalitiepartners richtten zich op de verdeling van de buit. Het hervormen van de economie raakte steeds meer op de achtergrond. Volgens het regeerakkoord moesten de inkomstenmeevallers voor een groot deel aan lastenverlichting worden besteed. PvdA7 en D6617 wilden echter meer 'investeren'.
In 2002/2003 heeft Nederland te maken met de laagste economische groei sinds de crisis van 1981/1982. Vanwege de krappe arbeidsmarkt en de op het oog goede staat van de overheidsfinanciën aan het begin van het nieuwe millennium, duurt het een tijdje voordat er politici zijn die dit onderkennen.
-
Kabinet-Balkenende I (2002-2003)
De economische groei kwam in de korte regeerperiode van het kabinet-Balkenende I18 vrijwel tot stilstand. Dit beperkte de budgettaire ruimte voor extra uitgaven aan zorg en onderwijs. Het kabinet nam zich voor het zorgstelsel en de WAO te hervormen en de spaarloonregeling te versoberen. Binnen drie maanden kwam het kabinet echter ten val, waarna verkiezingen werden uitgeschreven voor januari 2003. Zo ging er kostbare tijd om in te grijpen verloren, terwijl de economie aan een vrije val bezig leek.
-
Kabinet-Balkenende II (2003-2006)
Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende II19, was de economische groei ongeveer stilgevallen en waren de overheidsfinanciën in hoog tempo aan het ontsporen. Vooral in de eerste fase van de kabinetsperiode werd er flink bezuinigd, waardoor het EMU-tekort vrij snel weer onder controle was. Het kabinet voerde ingrijpende hervormingen door in de sociale zekerheid en in de zorg, maar kwam ten val op het moment dat het na het 'zuur' het 'zoet' wil uitdelen.
-
Kabinet-Balkenende III (2006-2007)
Het kabinet-Balkenende III regeerde als overgangskabinet tot het aantreden van een nieuw kabinet. Tijdens de korte regeerperiode zette het kabinet het economisch beleid van het kabinet-Balkenende II20 voort. De economie en de overheidsfinanciën hadden zich inmiddels hersteld. Belangrijkste wapenfeiten van het kabinet waren het indienen van de begroting voor 2007 en het doorvoeren van de al door het voorgaande kabinet geplande verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting.
-
Kabinet-Balkenende IV (2007 - 2010)
Het kabinet-Balkenende IV21 nam zich bij de start voor vooral niet al teveel impopulaire bezuinigingsmaatregelen te nemen. Toen de kredietcrisis Nederland in het najaar van 2008 bereikte, gevolgd door de Grote Recessie, waren de plannen van voor de crisis in één klap achterhaald. Minister Bos22 (Financiën) moest vele tientallen miljarden euro’s inzetten om financiële instellingen van de ondergang te redden.
-
Kabinet Rutte I (2010 - 2012)
De economie was nog amper aan herstel van de kredietcrisis en de Grote Recessie van 2008/2009 toegekomen, of de eurocrisis en een nieuwe recessie dienden zich alweer aan. In het voorjaar van 2012 was duidelijk dat het ‘€ 18 miljardpakket’ van voorgenomen en deels al in gang gezette besparingsmaatregelen van het kabinet-Rutte I23 niet genoeg zou zijn om het begrotingstekort binnen de Europese norm van 3% BBP te houden.
-
Kabinet-Rutte II (2012 - 2017)
Het kabinet-Rutte II24 trad aan in een periode waarin Nederland, in het verlengde van de Grote Recessie als gevolg van de kredietcrisis, wederom te maken had met negatieve economische groei. De eurocrisis, met name de telkens terugkerende problemen rond de Griekse staatsschuld, zorgden vooral in de eerste jaren van het kabinet voor grote onzekerheid. In de loop van de kabinetsperiode kwam de economie enigszins uit het slop.
-
Cijfers kabinet-Rutte III (2017-2022)
Het kabinet-Rutte III25 kende aanvankelijk een economische hoogconjunctuur die ze meenam uit de laatste jaren van het kabinet-Rutte II24. De eerste jaren kenmerkten de Rijksfinanciën zich door begrotingsoverschotten en een afnemende staatsschuld. Daarna gooide de coronacrisis voor de schatkist roet in het eten – voornamelijk in 2020. In de daaropvolgende jaren trok de economie echter weer vrij snel aan.
Het kabinet-Biesheuvel I profiteert gemiddeld van de hoogste economische groei, maar dit kabinet regeert dan ook voor de eerste oliecrisis. Van de andere kabinetten hebben de paarse kabinetten, het kabinet-Den Uyl (ondanks de oliecrisis) en -Lubbers II de economie gemiddeld het meest mee. Ook onder het tussenkabinet-Balkenende III gaat het goed met de economie.
Opvallend is dat het kabinet-Kok I een hoge economische groei combineert met een aanzienlijke verbetering van het EMU-saldo, terwijl de kabinetten-Den Uyl, -Lubbers II en Kok II het saldo laten verslechteren. Het kabinet-Kok I realiseert een relatief grote verbetering van de overheidsfinanciën, terwijl het kabinet-Van Agt I het zeer slecht doet.
Onder het kabinet-Balkenende IV vindt de grootste verslechtering van het begrotingssaldo plaats. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de kredietcrisis en de Grote Recessie. Ondanks een magere economische groei weten de kabinetten-Rutte I en II het EMU-saldo substantieel te verbeteren.
Op het gebied van de arbeidsparticipatie en de verhouding tussen het aantal inactieven en het aantal actieven scoren vooral de kabinetten-Kok I en II goed. Gelet op de hoge groei doet het kabinet-Den Uyl het slecht.
Kabinet |
Gemiddelde economische groei (%) |
Mutatie EMU-saldo (%-punt BBP)(*) |
Mutatie i/a-ratio (%-punt) (*) |
Mutatie bruto participatiegraad 20-64 (%-punt) (*) |
Mutatie netto participatiegraad 15-74 (%-punt) (*) |
---|---|---|---|---|---|
Biesheuvel I en II |
+4,5 |
+2,0 (+1,0) |
+3,8 (+1,9) |
+0,1 (+0,1) |
-1,0 (-0,5) |
Den Uyl |
+3,1 |
-1,2 (-0,3) |
+10,4 (+2,6) |
-1,1 (-0,3) |
-1,3 (-0,3) |
Van Agt I |
+1.5 |
-4,0 (-1,0) |
+7,5 (+1,9) |
-0,2 (-0,1) |
-1,1 (-0,3) |
Van Agt II |
-1,1 |
-1,2 (-1,2) |
+5,1 (+5,1) |
-0,3 (-0,3) |
-1,2 (-1,2) |
Van Agt III |
-1,3 |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Lubbers I |
+1,8 |
+1,5 (+0,4) |
+5,2 (+1,3) |
+0,7 (+0,2) |
-0,4 (-0,1) |
Lubbers II |
+3,2 |
-0,3 (-0,1) |
-0,5 (-0,2) |
+1,0 (+0,3) |
+1,9 (+0,6) |
Lubbers III |
+2,9 |
+1,4 (+0,3) |
-0,1 (0,0) |
+6,2 (+1,2) |
+1,7 (+0,3) |
Kok I |
+3,7 |
+2,4 (+0,6) |
-8,6 (-2,1) |
+3,6 (+0,9) |
+5,1 (+1,3) |
Kok II |
+3,2 |
-1,2 (-0,3) |
-4,1 (-1,0) |
+2,3 (+0,6) |
+1,7 (+0,4) |
Balkenende I |
+0,2 |
-0,9 (-0,9) |
+1,3 (+1,3) |
+0,5 (+0,5) |
-0,9 (-0,9) |
Balkenende II |
+2,0 |
+3,2 (+1,1) |
-0,8 (-0,3) |
+1,6 (+0,5) |
+0,8 (+0,3) |
Balkenende III |
+3,6 |
0,0 (0,0) |
-2,8 (-2,8) |
+1,1 (+1,1) |
+1,6 (+1,6) |
Balkenende IV |
+0,8 |
-5,2 (-1,7) |
+3,2 (+1,1) |
+1,5 (+0,5) |
+0,1 (0,0) |
Rutte I |
+0,7 |
+1,1 |
+2,7 (+1,4) |
+1,0 (+0,5) |
-0,3 (-0,1) |
Rutte II |
+1,3 |
+4,5 |
+2,8 (+0,6) |
+0,9 (+0,2) |
+0,3 (+0,1) |
Rutte III |
+2,2 |
-2,4 |
0 |
5,7 |
(*) Tussen haakjes staat de gemiddelde mutatie per regeringsjaar
De premiers Biesheuvel26, Den Uyl27 en Kok28 hebben de economie gemiddeld het meest mee. Balkenende15, Van Agt en Rutte29 regeren in economisch moeilijke tijden. Lubbers30 zit daar tussenin.
Biesheuvel en Rutte zijn het best voor de overheidsfinanciën, Den Uyl doet het relatief slecht. Van Agt is de 'big spender' onder de premiers. Op de arbeidsmarkt gaat het onder Kok veruit het best, en onder Den Uyl en Van Agt juist niet zo goed.
Kabinet |
Gemiddelde economische groei (%) |
Mutatie EMU-saldo (%-punt BBP)(*) |
Mutatie i/a-ratio (%-punt) (*) |
Mutatie bruto participatiegraad 20-64 (%-punt) (*) |
Mutatie netto participatiegraad 15-74 (%-punt) (*) |
---|---|---|---|---|---|
Biesheuvel (1971-1973) |
+4,5 |
+2,0 (+1,0) |
+3,8 (+1,9) |
+0,1 (+0,1) |
-1,0 (-0,5) |
Den Uyl (1973-1977) |
+3,1 |
-1,2 (-0,3) |
+10,4 (+2,6) |
-1,1 (-0,3) |
-1,3 (-0,3) |
Van Agt (1977-1982) |
+1,0 |
-5,2 (-1,0) |
+12,6 (+2,5) |
-0,5 (-0,1) |
-2,3 (-0,5) |
Lubbers (1982-1994) |
+2,4 |
+2.6 (+0,2) |
+4,5 (+0,4) |
+7,9 (+0,7) |
+3,2 (+0,3) |
Kok (1994-2002) |
+3,3 |
+1,2 (+0,2) |
-12,7 (-1,6) |
+5,9 (+0,7) |
+6,8 (+0,9) |
Balkenende (2002-2010) |
+1,2 |
-2,9 (-0,4) |
+0,9 (+0,1) |
+4,7 (+0,6) |
+1,6 (+0,2) |
Rutte (I, II en III) (2010-2022) |
+1,6 |
-16,4 (-9,7) |
+5,7 (+9,0) |
+1,9 (+0,3) |
4,5 (6,0) |
Meer over
- 1.De EMU-schuld is het totaal van de uitstaande leningen van de gehele collectieve sector. Hieronder vallen zowel het Rijk als de sociale fondsen en de lokale overheden. Meestal wordt de EMU-schuld weergegeven in procenten van het bruto binnenlands product (BBP), een maatstaf voor het nationaal inkomen.
- 2.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 3.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 4.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 5.Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
- 6.Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
- 7.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 8.Na de val van het kabinet-Van Agt II werd dit minderheidskabinet van CDA en D'66 gevormd. CDA-leider Van Agt bleef premier. De posten die waren opengevallen na het vertrek van de PvdA-bewindslieden, werden opgevuld vanuit de gelederen van de overgebleven coalitiepartners.
- 9.Dit kabinet van CDA en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1982. CDA-lijsttrekker Dries van Agt, premier van het voorgaande kabinet-Van Agt III besloot zich niet opnieuw kandidaat te stellen voor het premierschap. Premier namens het CDA werd daarom Ruud Lubbers.
- 10.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 11.In 1983-1984 werd een parlementaire enquête gehouden naar de ondergang van het scheepsnieuwbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme (RSV). Dat bedrijf was eind jaren '60 mede onder druk van de overheid door een fusie ontstaan. Aan het concern was jarenlang door de overheid forse financiële steun verleend van zo'n 2,2 miljard gulden, maar uiteindelijk ging het bedrijf in 1983 toch ter ziele.
- 12.Dit kabinet was qua politieke samenstelling een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers. De coalitiepartijen CDA en VVD hadden bij de verkiezingen van 1986 hun gezamenlijke meerderheid in de Tweede Kamer behouden.
- 13.In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
- 14.Voormalige hoogleraar en columnist die in 2001 op stormachtige wijze de politiek betrad en die op een onconventionele wijze politiek bedreef. Hedonistische, flamboyante, enigszins dandy-achtige man, die omstreden uitspraken niet schuwde, maar daarom ook fel werd bestreden. Had een grote geldingsdrang, die hem ertoe bracht de politiek in te gaan. Werd in 2001 gekozen tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland. Zeer succesvol bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam. Na een conflict met Leefbaar Nederland kwam hij met een eigen lijst, de Lijst Pim Fortuyn. Fel bestrijder van het 'paarse kabinet' en het 'poldermodel'. Leek af te stevenen op een grote verkiezingswinst en had ambitie om minister-president te worden. Werd kort voor de verkiezingen vermoord; een moord die de gehele politiek schokte.
- 15.Zeeuwse CDA-politicus die negen jaar partijleider en acht jaar premier was. Afkomstig uit de wetenschap en partijideoloog, die eigen verantwoordelijkheid van burgers voorstond. Als Tweede Kamerlid financieel woordvoerder. Werd in 2001 onverwacht lijsttrekker van het CDA na de machtstrijd tussen De Hoop Scheffer en Van Rij. Leidde vanaf 2002 als premier kabinetten van wisselende samenstelling in een na de moord op Fortuyn politiek instabiele periode. Probeerde terugkeer van 'normen en waarden' op de politieke agenda te zetten. Nadat zijn tweede kabinet diverse hervormingen had doorgevoerd, was zijn vierde kabinet op dat punt minder daadkrachtig. Een bankencrisis werd wel bezworen. In zijn publieke optredens soms wat onhandig, maar niettemin - of juist daardoor - lange tijd populair en succesvol. De verkiezingen van 2010 verliepen voor zijn partij echter desastreus, waarna hij de politiek verliet. Sinds 2022 minister van staat.
- 16.Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
- 17.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 18.Na acht jaar 'paars' (de kabinetten Kok I en Kok II) trad in 2002 een centrumrechtse coalitie aan van CDA en VVD samen met nieuwkomer LPF (de Lijst Pim Fortuyn). De enorme winst van deze nieuwe partij (26 zetels) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maakte een kabinet zonder deze partij bijna onmogelijk. CDA-leider Jan-Peter Balkenende werd de nieuwe premier.
- 19.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
- 20.Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende II, was de economische groei ongeveer stilgevallen en waren de overheidsfinanciën in hoog tempo aan het ontsporen. Vooral in de eerste fase van de kabinetsperiode werd er flink bezuinigd, waardoor het EMU-tekort vrij snel weer onder controle was. Het kabinet voerde ingrijpende hervormingen door in de sociale zekerheid en in de zorg, maar kwam ten val op het moment dat het na het 'zuur' het 'zoet' wil uitdelen.
- 21.Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
- 22.Uit het bedrijfsleven afkomstige partijleider van de PvdA in de jaren 2002-2010. Werkte na zijn studie economie en politicologie ruim negen jaar in binnen- en buitenland voor Shell. Werd daarna Tweede Kamerlid en spoedig staatssecretaris van Financiën. In 2002 de eerste direct gekozen lijsttrekker van de PvdA. Leidde in 2003 zijn partij naar electoraal herstel, maar zag onderhandelingen met het CDA mislukken. Na vier jaar oppositie in 2007 vicepremier en minister van Financiën. Oogstte waardering voor de wijze waarop hij de gevolgen van de internationale financiële crisis aanpakte. Niet lang na de breuk in het kabinet-Balkenende IV koos hij voor zijn jonge gezin en verliet hij de politiek. Goed debater, die echter soms aarzelde over de koers van zijn partij. Tegenstanders betichtten hem daarom wel van 'draaien'. Was bestuursvoorzitter van VU Medisch Centrum en is nu voorzitter van het bestuur van Menzis.
- 23.Dit minderheidskabinet van VVD en CDA werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen 2010 en trad op 14 oktober 2010 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende IV. Voor een meerderheid in de Tweede Kamer sloten de regeringspartijen een gedoogakkoord met de PVV. VVD-leider Mark Rutte werd de eerste premier van VVD-huize.
- 24.Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
- 25.Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidt. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.
- 26.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 27.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 28.Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
- 29.Mark Rutte (1967) is sinds 1 oktober 2024 secretaris-generaal van de NAVO. Hij was van 14 oktober 2010 tot 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Sinds 2006 was hij politiek leider van de VVD. In 2006-2010 was de heer Rutte fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij was van 17 juni 2004 tot 28 juni 2006 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met wetenschapsbeleid, beroepsonderwijs en studiefinanciering. Daarvoor was hij bijna twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met onder andere volksverzekeringen, bijstand en arbeidsomstandigheden. De heer Rutte was eerder voorzitter van de JOVD en manager bij een werkmaatschappij van Unilever.
- 30.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
- 31.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.