Cijfers kabinet-Den Uyl (1973-1977) - Hoofdinhoud
Het kabinet-Den Uyl i kreeg te maken met de (tot dan toe) grootste economische schok sinds de Tweede Wereldoorlog, in de vorm van de eerste oliecrisis in 1973. In combinatie met een loon-prijsspiraal en een uitdijende verzorgingsstaat gaf de oliecrisis de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën een flinke zet op een lange glijbaan naar beneden.
Het kabinet-Den Uyl onderschatte de effecten en verhoogde de uitgaven en de lasten alsof er niets was veranderd. De sociale zekerheid werd meer en meer onbetaalbaar, maar de aardgasbaten verbloemden dat nog enigszins. Pas in 1976 werd met de 1%-operatie enige afremming in gang gezet.
Inhoudsopgave
Naar verluidt was met het kabinet-Den Uyl de 'verbeelding aan de macht'. Het meest linkse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis stelde zich het 'eerlijk delen van kennis, macht en inkomen' ten doel. Het kabinet streefde naar verkleining van inkomensverschillen, onder meer door belastingmaatregelen. In de praktijk werd het kabinet eind 1973 geconfronteerd met de harde realiteit van de eerste oliecrisis. De stijgende olieprijzen leidden tot een wereldwijde economische schok.
De economische groei kwam op een structureel lager niveau te liggen: gemiddeld 1,6% per jaar in de periode 1974-1982, vergeleken met 4,2% per jaar in de jaren '50, 5,5% in de jaren '60 en 4,9% in de jaren 1970-1973. Het inhaaleffect waardoor de naoorlogse economie zo hard groeide was uitgewerkt.
Het kabinet realiseerde zich onvoldoende dat de economie fundamenteel was veranderd, al moet gezegd dat met uitzondering van 1975 de economische groeicijfers in de jaren 1974-1977 in het algemeen nog hoog waren. Over de hele kabinetsperiode bedroeg de groei gemiddeld 3,1% per jaar. Als de korte periode van het kabinet-Balkenende III buiten beschouwing wordt gelaten, kennen nadien alleen de kabinetten-Lubbers II i (3,2%),-Kok I i (3,7%) en Kok II i (3,2%) een gemiddelde economische groei boven de 3%.
Vanaf 1973 ontspoorden de overheidsfinanciën: na 1973 zou het tot 1999 duren voordat Nederland weer eens een begrotingsoverschot kon boeken. Ondanks de oliecrisis voerde het kabinet de collectieve uitgaven flink op, evenals de collectieve lasten. De stijging van de contractlonen (14,3% in 1974) en de inflatie (10,2% in 1975) bereikten, als gekeken wordt naar de periode 1970-2017, recordhoogtes. Nederland prijsde zichzelf internationaal uit de markt met een arbeidsinkomensquote die steeg van 77,2% in 1973 naar 80,0% in 1977.
Het beroep op de verzorgingsstaat nam enorm toe. Het aantal werkloosheids- en bijstandsuitkeringen was in 1977 57% hoger dan in 1973 en het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringsjaren zelfs 94%. Dit laatste cijfer suggereerde dat ten tijde van het kabinet-Den Uyl al sprake was van een forse verborgen werkloosheid in de WAO.
De stijgende uitkeringsafhankelijkheid leidde tot een duurdere sociale zekerheid en dus hogere belastingen en premies, waardoor arbeid duurder werd en de werkloosheid verder steeg. Het hoge uitkeringsniveau stimuleerde werknemers niet om zich tegen een gematigd loon aan te bieden op de arbeidsmarkt.
Mutatie (%), tenzij anders vermeld |
1973 |
1974 |
1975 |
1976 |
1977 |
Gem. |
Verschil 1977-1973 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
BBP (niveau, mrd €) |
88,5 |
100,5 |
111,1 |
126,6 |
136,9 |
112,7 |
48,4 |
BBP |
5,3 |
3,3 |
0,2 |
4,3 |
2,2 |
3,1 |
-3,1 |
Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur) (%) |
6,1 |
6,0 |
2,5 |
3,9 |
3,1 |
4,3 |
-3,0 |
Relevante wereldhandel |
10,2 |
3,7 |
-4,2 |
9,3 |
3,6 |
4,5 |
-6,6 |
Wereldhandelsvolume |
11,2 |
4,7 |
-4,9 |
10,1 |
4,7 |
5,2 |
-6,5 |
Wereldeconomie |
6,9 |
2,8 |
1,9 |
5,1 |
4,4 |
4,2 |
-2,5 |
% BBP |
1973 |
1974 |
1975 |
1976 |
1977 |
Gem. |
Verschil 1977-1973 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
EMU-saldo |
0,5 |
-0,3 |
-2,7 |
-1,9 |
-0,7 |
-1,0 |
-1,2 |
EMU-schuld |
40,6 |
38,6 |
39,4 |
39,2 |
39,0 |
39,4 |
-1,6 |
Bruto collectieve uitgaven |
45,6 |
45,6 |
50,9 |
51,2 |
51,6 |
49,0 |
6,0 |
Collectieve lasten |
38,3 |
38,7 |
39,8 |
39,8 |
40,8 |
39,5 |
2,5 |
%, tenzij anders vermeld |
1973 |
1974 |
1975 |
1976 |
1977 |
Gem. |
Verschil 1977-1973 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Inflatie (hicp) (%) |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
n.b. |
Inflatie (CPI) (%) |
8,0 |
9,6 |
10,2 |
8,8 |
6,7 |
8,7 |
-1,3 |
Arbeidsinkomensquote |
77,2 |
78,2 |
80,6 |
78,7 |
80,0 |
78,9 |
2,8 |
Olieprijs (USD/vat) |
3,6 |
12,0 |
11,0 |
12,4 |
13,4 |
10,5 |
9,8 |
Contractloonmutatie marktsector |
12,0 |
14,3 |
12,5 |
9,0 |
7,6 |
11,1 |
-4,4 |
Dzd, tenzij anders vermeld |
1973 |
1974 |
1975 |
1976 |
1977 |
Gem. |
Verschil 1977-1973 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Werkloosheid (%) |
2,9 |
3,3 |
4,2 |
4,6 |
4,3 |
3,9 |
1,4 |
Werkloosheid (personen) |
162 |
187 |
236 |
266 |
252 |
220,6 |
90,0 |
Groei werkgelegenheid (uren) (%) |
0,0 |
-2,1 |
-2,9 |
1,2 |
-1,0 |
-1,0 |
-1,0 |
Werkloosheidsuitkeringen (uitkeringsjaren) |
95 |
110 |
159 |
168 |
150 |
136,4 |
54,6 |
Bijstand (WWB/IOAW/IOAZ) (personen) |
109 |
124 |
154 |
171 |
170 |
145,6 |
61,0 |
Werkloosheids- + bijstandsuitkeringen |
204 |
234 |
313 |
339 |
320 |
282,0 |
115,6 |
Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (uitkeringsjaren) |
253 |
280 |
311 |
359 |
490 |
338,7 |
237,2 |
Uitkeringen ziekte (uitkeringsjaren) |
241 |
258 |
265 |
271 |
275 |
262,0 |
33,4 |
% |
1973 |
1974 |
1975 |
1976 |
1977 |
Gem. |
Verschil 1977-1973 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
i/a-ratio |
47,4 |
49,6 |
52,9 |
55,1 |
57,9 |
52,6 |
10,4 |
Bruto participatiegraad 20-64 jaar |
58,6 |
58,3 |
57,5 |
57,8 |
57,5 |
57,9 |
-1,1 |
Bruto participatiegraad 15-74 |
60,5 |
60,5 |
60,5 |
60,2 |
60,0 |
60,3 |
-0,5 |
Netto participatiegraad 15-74 |
58,7 |
58,5 |
57,9 |
57,4 |
57,4 |
58,0 |
-1,3 |
Meer over
Externe links