Besluitvorming in partijen over de formatie

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Dat partijleden zich voor of tegen regeringsdeelname van hun partij uitspreken, is vrij uitzonderlijk. In 2012 gebeurde dat nog wel bij de PvdA. Na de formatie 2017 werden leden echter in enkele partijen alleen geïnformeerd over het inhoudelijke resultaat, maar was er geen besluitvorming.

In de PvdA is het sinds 1981 gebruikelijk dat leden uitdrukkelijk beslissen over kabinetsdeelname en ook bij D66 was dat in het verleden het geval. In 2005 stond verder in die partij de vraag ter discussie of de bestaande coalitie moest worden voortgezet na verwerping van een grondwetsvoorstel. Het CDA belegde in 2010 voor het eerst in zijn bestaan een congres waarin de leden zich konden uitspreken over het met VVD en PVV bereikte regeer- en gedoogakkoord. Formeel ging het toen om een advies aan de Tweede Kamerfractie.

In de vooroorlogse periode belegde de SDAP in 1939 ook al een congres om over deelname aan het kabinet-De Geer II1 te beslissen. In 1913 was regeringsdeelname al voor de formatie afgewezen.

Het misverstand bestaat nog wel eens dat de formatie in 19772 mislukte vanwege verzet in de partijgelederen van de PvdA. Er is toen wel een PvdA-congres gehouden, maar dat was op een moment dat de formatie van een tweede kabinet-Den Uyl al was mislukt. Wel ontstond er in 1977 een conflict in de PvdA tussen Kamerfractie en partijraad over de afgesproken zetelverdeling in het beoogde kabinet.

Inhoudsopgave

  1. SDAP
  2. PvdA
  3. D66
  4. Andere partijen

1.

SDAP

In juli 1913 werd door een gezamenlijke vergadering van Tweede Kamerfractie, partijbestuur en redactie van dagblad 'Het Volk' besloten dat de partij niet zou deelnemen aan een door de VDB'er Bos3 te vormen kabinet. Een reeds gepland buitengewoon congres werd daardoor overbodig. Op voorstel van Vliegen4 en Schaper5 werd begin augustus alsnog tot een buitengewoon congres besloten, waarin de partij zich over het besluit uit juli kon uitspreken. Inmiddels was Cort van der Linden6 echter al bezig een liberaal minderheidskabinet te vormen.

Het buitengewone congres werd op 9 en 10 augustus in Zwolle gehouden. De vraag stond centraal of sociaaldemocraten een ministersportefeuille mochten aannemen. Er werd dus geen oordeel uitgesproken over een regeerakkoord, maar alleen een besluit genomen over een strategische kwestie. Het congres nam uiteindelijk een resolutie aan, waarin deelname aan een burgerlijke regering strijdig werd genoemd met de belangen van het proletariaat.

Toen de SDAP in augustus 1939 wel voor het eerst ging meeregeren, werd daarover in Den Haag een vergadering gehouden van de partijraad van de SDAP en het bondsbestuur van het vakverbond NVV. Met slechts één stem tegen, stemde die vergadering in met toetreding van Albarda7 en Van den Tempel8 tot het kabinet.

2.

PvdA

Bij de PvdA werden belangrijke politieke besluiten tot 1981 genomen door de partijraad. De partijraad was een semipermanente vergadering van partijbestuur, vertegenwoordigers van Tweede Kamerfractie, jongeren- en vrouwenorganisaties en gewestelijke besturen ('middenkader'), die de politieke lijn van de partij 'bewaakte'.

1973

Na de afronding van de formatie in 1973 kwam de partijraad op 5 mei in Utrecht bijeen om over het resultaat te vergaderen. Hoewel er veel kritiek was en vooral de jongeren veel bezwaren hadden, stemde een ruime meerderheid in met de totstandkoming van het kabinet-Den Uyl9. Den Uyl10 zelf verdedigde het eerder door het partijbestuur ingenomen standpunt dat de PvdA akkoord moest gaan.

Een motie waarin werd gesteld dat het nieuwe kabinet qua personele samenstelling, politieke bindingen en beleidsvorming niet beantwoordde aan congresuitspraken van oktober 1972, werd verworpen. Eerder, In januari 1973, hadden enkele gewesten tevergeefs aangedrongen op het uitschrijven van een buitengewoon congres.

  • Meer over de kabinetsformatie 1972-1973

1977

In 1977 werd steeds na belangrijke gebeurtenissen in de formatie van het (beoogde) tweede kabinet-Den Uyl vergaderd door de partijraad. Die toonde zich vaak kritisch. Na het door de onderhandelaars van PvdA, CDA en D66 bereikte akkoord over de zetelverdeling in het nieuwe kabinet ontstond een conflict met de Tweede Kamerfractie.

De partijraad wees op 25 oktober de overeengekomen zetelverdeling in het nieuwe kabinet (7 PvdA, 7 CDA, 2 D66), en daarmee deelname aan een kabinet, via een motie-Reckman af. Eén van de ondertekenaars was Felix Rottenberg11. Die partijraadsleden vonden dat moest worden vastgehouden aan het uitgangspunt van de meerderheidsstrategie, waarbij de PvdA in de ministerraad een meerderheid had door de doorslaggevende stem van de premier (8 PvdA, 7 CDA en 1 D66). De motie kreeg 53 tegen 35 stemmen. De partijraad oordeelde alleen over de zetelverdeling en niet over het totale (eind)resultaat van de formatie, want die was op dat moment nog niet afgerond.

Omdat partijraad en fractie tegenover elkaar waren komen te staan, besloot het partijbestuur tot het uitschrijven van een buitengewoon (leden)congres op 5 november. De formatie werd voortgezet, met Den Uyl als formateur. Hij mislukte korte tijd later, omdat de PvdA niet kon instemmen met de door het CDA voorgedragen kandidaat (Frans Andriessen12) voor Economische Zaken. Op het moment dat het congres werd gehouden, was deze mislukking al een feit en het congres kon dus evenmin oordelen over een eindresultaat.

  • Meer over de kabinetsformatie 1977

1981

Op het verkiezingscongres van februari 1981 werd besloten dat altijd een buitengewoon congres zou worden uitgeschreven, waarin de leden (= afgevaardigden van de afdelingen) konden beslissen over het eindresultaat van een formatie waaraan de PvdA meedeed. Na de formatie, die resulteerde in vorming van het kabinet-Van Agt II13, werd dat congres op 9 september gehouden. Slechts enkele afgevaardigden stemden tegen, al was er wel de nodige kritiek. Het congres nam een motie aan, waarin werd vastgelegd dat de PvdA haar steun aan het kabinet zou intrekken en haar bewindslieden zou terugtrekken als het kabinet tot plaatsing van kernwapens (kruisraketten)zou besluiten.

  • Meer over de kabinetsformatie 1981

1989, 1994 en 1998

Na de vorming van het derde kabinet-Lubbers14 en van het kabinet-Kok I15 en -Kok II16 werden eveneens buitengewone congressen gehouden. Er was daarin weinig verzet tegen de uitkomst van de formatie. Wel werd in 1994 een motie aangenomen over het vasthouden aan de uitgaven voor ontwikkelingshulp. Vooral de jongeren roerden zich en in 1994 behoorde Sharon Dijksma17 aanvankelijk tot de opposanten. Zij stemde uiteindelijk echter in met regeringsdeelname. In 1998 was die deelname vrijwel onomstreden.

  • Meer over de kabinetsformatie 1989
  • Meer over de kabinetsformatie 1994
  • Meer over de kabinetsformatie 1998

2007

Na de afronding van de formatie van het vierde kabinet-Balkenende18 hield de PvdA op 17 februari in Zwolle een congres, nadat eerder de formatie al tijdens regionale bijeenkomsten was besproken. Ook ditmaal stemden de leden vrijwel algemeen in met regeringsdeelname. Er werden enkele moties aangenomen, onder andere over de wenselijkheid van een onderzoek naar de besluitvorming over de Nederlandse politieke steun aan de militaire operaties in Irak.

  • Meer over de kabinetsformatie 2006-2007

2012

Op 3 november hield de PvdA in Den Bosch een formatiecongres, nadat eerder in bijeenkomsten in onder andere Utrecht, Zwolle en Breda het resultaat door partijleider Diederik Samsom19, beoogd vicepremier Lodewijk Asscher20 en partijvoorzitter Hans Spekman21 was verdedigd. Zij benadrukten dat het regeerakkoord veel pijnlijke punten bevatte en dat iedereen 'pijn' zou voelen. Er leefden vooral bezwaren tegen de voorgenomen strafbaarstelling van illegaliteit en tegen de bezuiniging op ontwikkelingshulp. Slechts enkele van de duizend aanwezige leden waren echter tegen de regeringsdeelname.

  • Meer over de kabinetsformatie 2012

3.

D66

1973, 1981

Noch in 1973, noch in 1981 werd bij D66 aan leden de mogelijkheid geboden zich direct uit te spreken over het resultaat in de kabinetsformatie. In 1981 werd dit resultaat besproken in vergaderingen van de D66-adviesraad (25 juli en 29 augustus). Die stemde in met deelname van D66 aan het tweede kabinet-Van Agt.

  • Meer over de kabinetsformatie 1972-1973
  • Meer over de kabinetsformatie 1981

1994 en 1998

Ook in 1994 en 1998, toen D66 deelnam aan de kabinetten-Kok I en II bleef besluitvorming op partijniveau uit. Wel legde Van Mierlo22 in november 1994 achteraf verantwoording af over de formatie. Op 1 augustus 1998 werd een informele partijbijeenkomst in Utrecht belegd, waar nauwelijks kritiek werd geuit op het tijdens de formatie bereikte resultaat.

  • Meer over de kabinetsformatie 1994
  • Meer over de kabinetsformatie 1998

2003

De deelname van D66 aan het tweede kabinet-Balkenende23 leverde meer kritiek op. Na de voor D66 slecht uitgevallen verkiezingen verklaarde de nieuwe partijleider Boris Dittrich24 dat D66 hoe dan ook niet mee zou doen aan een kabinet van CDA en VVD, maar de mislukte formatie van CDA en PvdA veranderde dat.

Op 18 mei werd in Rotterdam een congres gehouden. Tevergeefs drongen enkele partijleden aan op het uitschrijven van een ledenraadpleging na het congres. Een motie van de afdeling Groningen om tegen het regeerakkoord te stemmen vanwege de afspraken over sociaal beleid en milieu werd verworpen. Niet alleen politiek leider Dittrich, maar ook de oud-ministers Terlouw25 en Van Boxtel26 keerden zich tegen de motie, die vervolgens met overgrote meerderheid werd verworpen. Het congres nam een motie aan waarin het tot 2013 open blijven van de kerncentrale in Borssele werd betreurd.

  • Meer over de kabinetsformatie 2003

2005: Paasakkoord

Nadat de Eerste Kamer het voorstel over de gekozen burgemeester had afgewezen, trad D66-minister Thom de Graaf27 af. D66 stond toen voor de vraag of en zo ja, onder welke voorwaarden, voortzetting van kabinetsdeelname wenselijk was. De drie regeringspartijen wisten uiteindelijk een akkoord te bereiken ('het Paasakkoord'). Daarvoor werd op zaterdag 2 april een congres gehouden.

In de aanloop ervan lieten D66-kopstukken als Hans van Mierlo zich kritisch uit over het akkoord. D66-commissaris van de Koningin Boele Staal28 behoorden zelfs tot de uitgesproken tegenstanders. D66-Kamerleden verdedigden het akkoord echter voorafgaand aan het congres in diverse D66-afdelingen. Op het congres spraken uiteindelijk behalve de oud-ministers Terlouw en Van Boxtel ook de afgetreden De Graaf en D66-oprichter Van Mierlo zich uit vóór steun aan het akkoord. Een door het hoofdbestuur opgestelde motie kreeg daarop een ruime meerderheid.

  • Meer over de 'Paascrisis'

4.

Andere partijen

Toen in 2007 de ChristenUnie toetrad tot het vierde kabinet-Balkenende belegde het partijbestuur een informatiebijeenkomst. Op 24 februari legden partijleider Rouvoet29 en fractievoorzitter Slob30 verantwoording af. Vrijwel unaniem steunden de aanwezige 600 leden het bereikte akkoord.

 

Meer over

  • Ledenparticipatie in politieke partijen

bronnen: Ph. van Praag Jr, "Strategie en illusie", diverse Jaarboeken DNPP en dagbladen


  • 1. 
    Dit kabinet was een centrumlinks noodkabinet, waarvan voor het eerst twee sociaaldemocraten deel uitmaakten. Het bestond verder uit ministers van RKSP, CHU, VDB, een ARP'er (zonder partijbinding) en twee partijlozen. Het kabinet werd kort na zijn aantreden geconfronteerd met de dreigende oorlogssituatie en besloot tot mobilisatie van de strijdkrachten.
     
  • 2. 
    De kabinetsformatie uit 1977 was de tot dan langdurigste uit de geschiedenis. Ruim een half jaar (208 dagen) werd gepoogd een kabinet van PvdA, CDA en D66 te vormen ('het tweede kabinet-Den Uyl'), maar het wederzijdse wantrouwen tussen PvdA en CDA verhinderde dat. De PvdA wilde de verkiezingswinst 'vertaald' zien, het CDA wilde gelijkwaardigheid in het kabinet. Na de mislukking slaagden CDA en VVD er, onder leiding van informateur Van der Grinten, in betrekkelijk korte tijd (ongeveer een maand) in om een kabinet te vormen.
     
  • 3. 
    Voorman van de vrijzinnig-democraten en in de jaren 1913-1916 leider van de vrijzinnige concentratie, het samenwerkingsverband met de drie liberale partijen. Onderwijzer, bankier en handelaar uit Oost-Groningen. Actief op velerlei maatschappelijke terreinen (onder andere het onderwijs, de middenstand en de kunsten). Vooraanstaand vrijzinnig-democratisch Tweede Kamerlid. Volgde in 1913 Drucker op als politiek leider van de VDB. Zijn poging in 1913 om een kabinet te vormen, waarvan ook sociaaldemocraten deel uitmaakten, strandde op de weigering van de SDAP. Als voorzitter van de Bevredigingscommissie speelde hij een belangrijke rol bij de wijziging van het onderwijshoofdstuk in de Grondwet. Overleed echter vóór hij de resultaten daarvan kon zien.
     
  • 4. 
    Eén van de grote voormannen van de sociaaldemocraten in de eerste helft van de twintigste eeuw. Was typograaf en propagandist in Limburg en werd later redacteur van dagblad Het Volk. Als politicus voor alles een pragmatisch reformist en in 1913 daarom voorstander van regeringsdeelname van de SDAP. Keerde zich in 1918 ook tegen Troelstra's revolutiepoging. Naast Kamerlid en partijvoorzitter tevens wethouder in Amsterdam. Eenvoudige arbeider, die zich door zelfstudie opwerkte tot een welsprekende afgevaardigde die goed gedocumenteerde betogen hield. Geschiedschrijver van de vooroorlogse sociaaldemocratie. Ook buiten eigen kring gerespecteerd.
     
  • 5. 
    Voormalige schildersgezel die naast Troelstra en Vliegen een belangrijk voorman van de SDAP was. Kwam in 1899 in de Tweede Kamer en had daarin tot zijn dood in 1934 zitting. Fel en goed debater, die het middel van de parlementaire obstructie niet schuwde. Sprak over uiteenlopende onderwerpen. Toen Troelstra in 1901 niet was herkozen, leidde hij ruim een jaar de SDAP-fractie. Vele jaren vicevoorzitter van de Tweede Kamer. Behoorde tot de gematigde vleugel van de SDAP. Nam in november 1918 in de Tweede Kamer behendig afstand van Troelstra's revolutiepoging, zonder zijn leider openlijk af te vallen. Nuchtere Groninger die met beide benen op de grond stond. Gewaardeerd door andersdenkenden vanwege zijn pragmatische opstelling. Was in de periode 1926-1934 tevens lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
     
  • 6. 
    Kleine, statige en beheerste geleerde, die door zijn premierschap tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de belangrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw werd. Progressief denkende Groningse jurist en hoogleraar. Zoon van een Tweede Kamerlid en zelf enige tijd plaatsvervangend griffier. Liberaal, maar geen partijman. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-Pierson (1897-1901) belangrijke wetgeving tot stand onder andere over kinderrecht. Zijn kabinet bracht de Grondwetsherziening van 1917 tot stand, waarbij het algemeen mannenkiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging en de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs werden geregeld. Stond als premier boven de partijen en had zeer veel gezag. Kreeg vanwege zijn wijze beleid tijdens de Eerste Wereldoorlog nog tijdens zijn ministerschap de titel 'minister van staat'. Was na 1918 tot op hoge leeftijd staatsraad.
     
  • 7. 
    Voorman van de SDAP in de jaren 1925-1939 en in het kabinet-De Geer II één van de twee eerste socialistische ministers. In Delft opgeleide ingenieur, die eerst werkzaam was in het onderwijs en vervolgens directeur van de Amsterdamse Arbeidsbeurs werd. Kwam in 1913 in de Tweede Kamer en was daar aanvankelijk onder meer koloniaal woordvoerder. Werd in 1917 tevens wethouder van onderwijs in Den Haag, wat hij zes jaar bleef. Volgde in 1925 Troelstra op als leider van de SDAP. Overtuigd socialist, maar pragmatisch en gematigd en daarom ook door politieke tegenstanders gewaardeerd. Bediende zich als spreker van een bloemrijke taal, maar miste het charisma van zijn voorganger. Na zijn ministerschap in de Londense kabinetten nog zeven jaar staatsraad.
     
  • 8. 
    SDAP-Tweede Kamerlid en minister. Aanvankelijk schildersgezel en vakbondsbestuurder. Fractievoorzitter in de Amsterdamse gemeenteraad. Kwam in 1915 als opvolger van Vliegen voor een Amsterdams district in de Tweede Kamer. Selfmade man, die tijdens zijn Kamerlidmaatschap promoveerde tot doctor in de economie. In de SDAP-fractie een belangrijk woordvoerder op het gebied van sociale zaken; hield zakelijke, zelfs wat droge redevoeringen. In 1939 in het kabinet-De Geer II samen met Albarda de eerste socialistische minister. Bracht de door zijn voorganger Romme ingediende wet op de kinderbijslag in het Staatsblad. Behoorde in de Londonse kabinetten tot de krachtdadiger figuren.
     
  • 9. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 10. 
    Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
     
  • 11. 
    Intelligente, spreekvaardige en vrijgevochte Amsterdamse sociaaldemocraat, die al op jonge leeftijd actief was in de PvdA. Als voorzitter van de Jonge Socialisten lid van het partijbestuur ten tijde van Den Uyl. Bekleedde later functies op cultureel en journalistiek gebied en werd in 1992 samen met Ruud Vreeman voorzitter van de PvdA. Stuurde aan op partijvernieuwing, hetgeen onder meer leidde tot grote wijzigingen op de kandidatenlijst. Gooide regelmatig de knuppel in het hoenderhok en was voorstander van openlijke debatten. Een ziekte dwong hem zijn voorzitterschap neer te leggen. Keerde later terug in de journalistiek als programmamaker.
     
  • 12. 
    Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
     
  • 13. 
    Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
     
  • 14. 
    In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
     
  • 15. 
    Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA, VVD en D66 deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III, werd premier.
     
  • 16. 
    Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
     
  • 17. 
    Sharon Dijksma (1971) is sinds 17 december 2020 burgemeester van Utrecht. Zij was van 18 december 2012 tot 3 november 2015 staatssecretaris van Economische Zaken (met name voor landbouw) en van 3 november 2015 tot 26 oktober 2017 staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (met name voor milieu) in het kabinet-Rutte II. Van 22 februari 2007 tot 23 februari 2010 was zij staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet-Balkenende IV. Verder was zij in de jaren 1994-2007, 2010-2012 en 2017-2018 Tweede Kamerlid voor de PvdA. Zij was toen onder meer fractiesecretaris. In 1992-1994 was mevrouw Dijksma voorzitter van de Jonge Socialisten en in de periode 2018-2020 wethouder van verkeer en vervoer van Amsterdam. Bij haar aantreden als Tweede Kamerlid in 1994 was zij het tot dan jongste Kamerlid.
     
  • 18. 
    Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
     
  • 19. 
    Uit de milieubeweging afkomstige politiek leider van de PvdA in de periode 2012-2017. Was campagneleider bij Greenpeace en directeur van een 'groen' energiebedrijf en stapte in 2003 over naar de politiek. Met Dijsselbloem en Depla één van de drie 'rode' ingenieurs in de fractie. Als Kamerlid woordvoerder duurzaamheid en later asielbeleid. Nadat hij begin 2012 via een interne verkiezing Job Cohen was opgevolgd, leidde hij zijn partij naar nieuwe regeringsdeelname in het kabinet-Rutte II. Werkte goed samen met premier Rutte en droeg sterk bij aan veel beleidsresultaten van dat kabinet, maar kon neergang van zijn partij niet keren. Nadat hij eind 2016 de strijd om het lijsttrekkerschap van Lodewijk Asscher had verloren, verliet hij de Nederlandse politiek. Stond bekend als slim, inventief, dossiertijger en vasthoudend debater. In 2019-2024 was hij kabinetschef van de Nederlandse eurocommissaris en nu voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Gasunie.
     
  • 20. 
    Lodewijk Asscher (1974) was van 23 maart 2017 tot 31 maart 2021 lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Tot 14 januari 2021 was hij tevens fractievoorzitter, totdat hij die functie neerlegde vanwege zijn vertrek als beoogd lijsttrekker. Van 5 november 2012 tot 26 oktober 2017 was de heer Asscher vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Rutte II. Hij was in 2006-2012 wethouder van Amsterdam (sinds 2010 was hij belast met financiën, onderwijs en jeugdbeleid). Eerder deed hij onderzoek naar communicatiegrondrechten. In 2010 was hij enige maanden waarnemend burgemeester van Amsterdam. Sinds maart 2022 is hij consultant bij organisatiebureau Van der Bunt.
     
  • 21. 
    Onconventionele PvdA-politicus, die Kamerlid en partijvoorzitter was. Voor hij in november 2006 in de Tweede Kamer kwam onder meer wethouder van sociale zaken, maatschappelijke zorg en sport in Utrecht. In de PvdA-fractie hield hij zich bezig vreemdelingen- en asielbeleid, de Wet werk en bijstand en armoedebestrijding. Maakte zich onder meer sterk voor het zogenoemde kinderpardon. Als partijvoorzitter, wat hij sinds 2012 was, voelde hij zich verantwoordelijk voor de zware verkiezingsnederlaag in 2017. Hij trad daarom terug. Viel op door zijn kleurrijke truien en duidelijke taalgebruik. Sinds 2018 is hij directeur van het Jeugdeducatiefonds.
     
  • 22. 
    Voornaamste oprichter en lange tijd voorman van D66. Was afkomstig uit een katholiek ondernemersgezin en was journalist bij het Handelsblad. Wist in 1967, na een op Amerikaanse wijze gevoerde campagne en dankzij een uitstekende p.r., zijn partij met 7 zetels in de Kamer te loodsen. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Trad na de verkiezingsnederlaag van D66 in 1972 terug als partijleider. Keerde in 1981 terug in de politiek als minister van Defensie en in 1986 als leider van D66. Onder zijn leiding behaalde zijn partij in 1989 en 1994 zeer goede verkiezingsuitslagen. Bekroonde die tweede winst met de vorming van een 'paars' kabinet (Kok I), zonder confessionelen. Werd daarin zelf minister van Buitenlandse Zaken en vicepremier. Levensgenieter, die vele contacten in de culturele wereld had en charmante intellectueel, die mensen wist te binden.
     
  • 23. 
    Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
     
  • 24. 
    Boris Dittrich (1955) is sinds 11 juni 2019 lid van de D66-Eerste Kamerfractie. Hij was eerder in de jaren 1994-2006 Tweede Kamerlid. In de periode 2003-2006 was hij fractievoorzitter. Voor hij Kamerlid werd, was hij advocaat en rechter bij de Arrondissementsrechtbank Alkmaar. In de Kamer hield hij zich aanvankelijk vooral bezig met justitie en later ook met terreinen als werkgelegenheid, Antilliaanse zaken, medisch-ethische zaken, cultuur, ontwikkelingssamenwerking, politie en integratie. Zette zich volop in voor de rechten van homo's en bracht vier initiatiefwetten tot stand. Na zijn Tweede Kamerlidmaatschap werkte hij bij Human Rights Watch. Is als Eerste Kamerlid woordvoerder justitie, binnenlandse zaken en asiel en Koninkrijksrelaties.
     
  • 25. 
    Natuurkundige, jeugdboekenschrijver en D66-voorman; na Van Mierlo hét gezicht van D66. In 1971 Tweede Kamerlid en in 1973 fractievoorzitter. Wist in 1976 zijn partij te redden en vervolgens naar electoraal succes te leiden. Vicepremier en minister van Economische Zaken in het tweede kabinet-Van Agt. Botste toen vaak met zijn collega-minister Den Uyl en kwam zowel binnen als buiten zijn partij onder vuur te liggen. Werd in 1982 met tegenzin weer lijsttrekker, maar verdween na de voor D66 teleurstellende verkiezingen enige jaren van het politieke toneel. In 1991 de eerste D66-Commissaris van de Koningin en later nog vier jaar senator. Kalme, vriendelijke domineeszoon, die als de verpersoonlijking van 'het redelijke alternatief' (de slogan van zijn partij) bekendstond en door velen werd getypeerd als 'de ideale schoonzoon'.
     
  • 26. 
    D66-politicus die spoedig een gewaardeerd Tweede Kamerlid werd en in 1998 minister zonder portefeuille in het kabinet-Kok II belast met grotesteden-, integratie- en overheidscommunicatiebeleid. Was voor hij in de politiek kwam werkzaam bij de VNG, organisatie-adviseur, interim-manager en vicevoorzitter van de landelijke stichting projecten opvang asielzoekers. In de Kamer woordvoerder volksgezondheid en minderhedenbeleid en vicefractievoorzitter. Bracht een initiatiefwet tot stand over de aanstellingskeuring. Als minister net zo vlot en gewoon in de omgang als hij dat als Kamerlid was. Verliet de politiek na de verkiezingsnederlaag van 'paars' in 2002. Sinds 2003 was hij werkzaam bij zorgverzekeraar Menzis Zorg en daarvan was hij in 2004-2015 bestuursvoorzitter. Was daarna vijf jaar president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen.
     
  • 27. 
    Thom de Graaf (1957) is sinds 1 november 2018 vicepresident van de Raad van State. Daarvoor was hij van 7 juni 2011 tot 20 september 2018 Eerste Kamerlid voor D66. Van juni 2015 tot juni 2018 was hij tevens fractievoorzitter. In 2007-2012 was hij burgemeester van Nijmegen en van 1 februari 2012 tot 26 september 2018 was hij voorzitter van de Vereniging Hogescholen. De heer De Graaf werd op jonge leeftijd gemeenteraadslid in Leiden en was daarnaast topambtenaar op Binnenlandse Zaken. In 1994 werd hij Tweede Kamerlid. Hij was lid van de enquêtecommissie IRT. In 1997 volgde hij Wolffensperger op als fractievoorzitter en hij leidde de D66-fractie tijdens paars II en Balkenende I, maar stapte na de verkiezingsnederlaag van 2003 op. Keerde in het kabinet-Balkenende II terug als vicepremier en minister voor Bestuurlijke vernieuwing. Zag in 2005 zijn voorstel voor de gekozen burgemeester stranden in de Senaat en trad toen af.
     
  • 28. 
    Uit het gezin van een Groningse politie-inspecteur afkomstige D66-bestuurder en senator. Begon zelf ook zijn loopbaan bij de politie en was daarna werkzaam in het bedrijfsleven. Na zeven jaar Eerste Kamerlid te zijn geweest in 1998 Commissaris van de Koningin in Utrecht. Na zijn afscheid in 2007 voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken en in 2010-2011 opnieuw senator. In 2016-2017 waarnemend burgemeester van Arnhem en van december 2017 tot juli 2018 waarnemend CdK in Overijssel. Bekleedde vele (maatschappelijke) functies, zoals parttime rechter, voorzitter van de ANWB en omroepbestuurder. Daadkrachtige, veelzijdige bestuurder; meer manager dan politicus.
     
  • 29. 
    Voorman van de ChristenUnie, die zijn partij in 2007 in het kabinet-Balkenende IV tot regeringsdeelname bracht. Hijzelf was in dat kabinet minister voor Jeugd en Gezin en viceminister-president. Maakte zich sterk voor betere toegankelijkheid van gezinsondersteuning. Werd in november 2002 als jonge jurist politiek leider van zijn partij, na in 1994 voor de RPF Tweede Kamerlid te zijn geworden. Verwierf snel gezag als goed debater en vanwege zijn dossierkennis. Hij was voordien vijf jaar directeur van de Marnix van Sint Aldegonde Stichting, het wetenschappelijk bureau van de RPF. In 2010 was hij tevens acht maanden minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In april 2011 verliet hij de politiek om voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland te worden.
     
  • 30. 
    Arie Slob (1961) was van 26 oktober 2017 tot 10 januari 2022 minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media in het kabinet-Rutte III. Hij was van 14 februari 2001 tot 23 mei 2002 en van 19 november 2002 tot 2 december 2015 Tweede Kamerlid, aanvankelijk voor het GPV en na de fusie met de RPF voor de ChristenUnie. Van 14 mei 2011 tot 10 november 2015 was de heer Slob politiek leider van zijn partij en in 2007-2010 en 2011-2015 fractievoorzitter. Behalve met algemene politieke onderwerpen hield hij zich als Kamerlid bezig met onder andere onderwijs, binnenlands bestuur en financiën. De heer Slob was eerder projectleider bij een schoolbegeleidingsdienst en gemeenteraadslid in Zwolle. In 2016-2017 was hij directeur van het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle.