Aanbeveling
Aanbevelingen zijn niet-bindende besluiten waarmee de Europese Unie1 iets wil bereiken zonder dat zij verplichtingen oplegt. Aanbevelingen kunnen over beleid voor de hele Unie gaan of zijn gericht aan individuele lidstaten.
Toepassingsgebied
Al zijn aanbevelingen niet-bindend, er wordt van diegene aan wie de aanbeveling gericht is, wel verwacht dat die de aanwijzingen in de aanbeveling opvolgt. De politieke betekenis van de aanbevelingen en het gezag van de EU zouden moeten garanderen dat dat op vrijwillige basis gebeurt.
De kracht van aanbevelingen komt ook voort uit het feit dat ze voorwaarden scheppen voor latere regelgeving en/of dat de EU en haar lidstaten zich vrijwillig aan iets binden en daarmee bepaalde verwachtingen wekken.
Aanbeveling gaan vaak in detail in op een bepaald onderwerp. Maar op terreinen waar de Europese Unie minder bevoegdheden heeft, zijn aanbevelingen vaak meer globaal van karakter.
Een aanbeveling is dwingender van aard dan een advies2. Aanbevelingen moeten niet worden verward met richtsnoeren3 die worden gebruikt om - ook niet dwingend - de grote lijnen uit te zetten. Op het terrein van werkgelegenheidsbeleid worden aanbevelingen opgesteld binnen het kader van eerder vastgestelde richtsnoeren.
Aanbevelingen kunnen op ieder terrein worden gebruikt, maar worden in de praktijk niet gebruikt op het terrein van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.
Vaststellen aanbevelingen
Aanbevelingen worden aangenomen volgens één van de besluitvormingsprocedures van de Europese Unie4.
Uitzondering: aanbeveling van de Commissie
De Europese Commissie5 gebruikt aanbevelingen om de Raad van Ministers6 te verzoeken om een besluit te mogen nemen over heel praktische en technische zaken, of om haar een mandaat te geven voor onderhandelingen op internationaal niveau.
Aanbevelingen vinden hun basis in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie7 (VwEU):
-
-instrument: zesde deel VwEU titel I hoofdstuk 2 eerste afdeling art. 2888
- 1.De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
- 2.Adviezen zijn niet-bindende besluiten waarmee de Europese Unie een oordeel geeft over een bepaalde situatie zonder dat zij verplichtingen oplegt. Een advies is meestal gericht tot een lidstaat of betreft een heel specifiek onderwerp.
- 3.Richtsnoeren zijn niet-bindende besluiten die de grote lijnen op een bepaald beleidsterrein in de Europese Unie uitzetten. Richtsnoeren zijn zelf weliswaar niet bindend, maar zijn vaak het kader waarin vervolgens wel bindende besluiten worden genomen. De EU voorziet in richtsnoeren op de terreinen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, het werkgelegenheidsbeleid, macro-economisch beleid, en meer praktisch, trans-Europese netwerken.
- 4.De Europese Unie kent verschillende procedures om besluiten te nemen. Naast de gewone wetgevingsprocedure gelden er voor een aantal onderwerpen bijzondere wetgevingsprocedures. Daarnaast zijn er een aantal aparte procedures voor het vaststellen van afgeleide regelgeving.
- 5.Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
- 6.In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.
- 7.Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is een gewijzigde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG). De gewijzigde versie is in 2009 van kracht geworden. In het VwEU staat wat de bevoegdheden zijn van de Europese Unie, en op welke manier de Europese Unie die bevoegdheden kan uitoefenen. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de Europese Unie de basis van de Europese Unie.
- 8.Teneinde de bevoegdheden van de Unie te kunnen uitoefenen, stellen de instellingen verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen vast.
- 9.1. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
- 10.1. Onverminderd de bijzondere bepalingen van artikel 207 wordt bij het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties de volgende procedure gevolgd.
- 11.De Europese Unie gebruikt verschillende instrumenten om Europese wet- en regelgeving mee vast te leggen, om beleid van de lidstaten mee te coördineren of de lidstaten mee te adviseren. Rechtsinstrumenten zijn onder te verdelen in twee categorieën, bindende en niet-bindende rechtsinstrumenten. Uitvoerende rechtsinstrumenten vallen onder de bindende instrumenten, maar zijn als aparte categorie opgenomen.