Kabinet-Drees I (1948-1951)
Na de Tweede Kamerverkiezingen van 19481 kwam een coalitie van KVP2, PvdA3, CHU4 en VVD5 tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees6. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I7 op.
Het kabinet, ook wel Drees/Van Schaik genoemd, moest een 'brede basis' hebben om een grondwetsherziening8 mogelijk te maken. Dat was wenselijk vanwege de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië9, die uiteindelijk in december 1949 na veel strijd tot stand kwam. De verdere wederopbouw van Nederland na de Duitse bezetting kreeg dankzij de Marshallhulp een krachtige impuls.
Na ruim twee jaar viel het kabinet in januari 1951 over de kwestie-Nieuw-Guinea10. Het werd op 24 januari 1951 demissionair en op 15 maart 1951 opgevolgd door het tweede kabinet-Drees11.
Inhoudsopgave
Formatie
De formatie 1948 draaide om de toetreding van VVD en CHU om zo tot een bredere meerderheid te komen die nodig was vanwege oplossing van de Indonesische kwestie. Formateur Beel12 (KVP) deed twee pogingen om een kabinet bestaande uit KVP2, PvdA3, CHU4 en VVD5 te vormen. Beide faalden, vooral omdat de PvdA niet in een parlementair kabinet met de VVD, vertegenwoordigd door voorman Stikker13, wilde stappen.
Regeerprogramma en regeringsverklaring
Het regeerprogramma van 194814 was grotendeels gelijk aan het programma uit 194615. Premier Willem Drees legde op 12 augustus 1948 de regeringsverklaring af.
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
7 augustus 1948 |
Beëdiging16 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
23 januari 1951 |
900 |
24 januari 1951 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair17 |
15 maart 1951 |
51 |
Totale zittingsduur18 kabinet |
951 |
W. Drees (PvdA)
Viceminister-president
Mr. J.R.H. van Schaik (KVP)
Algemene Zaken
minister: W. Drees (PvdA)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. D.U. Stikker (VVD)
staatssecretaris: Mr. N.S. Blom (Partijloos) (16 februari 1950 - 15 maart 1951)
Justitie
minister: Mr. Th.R.J. Wijers (KVP) (7 augustus 1948 - 15 mei 1950)
minister a.i.: Mr. J.H. van Maarseveen (KVP) (15 mei 1950 - 10 juli 1950)
minister: Mr. A.A.M. Struycken (KVP) (10 juli 1950 - 15 maart 1951)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J.H. van Maarseveen (KVP) (7 augustus 1948 - 15 juni 1949)
minister a.i.: Mr. J.R.H. van Schaik (KVP) (15 juni 1949 - 20 september 1949)
minister: Mr. F.G.C.J.M. Teulings (KVP) (20 september 1949 - 15 maart 1951)
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Dr. F.J.Th. Rutten (KVP)
staatssecretaris: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP) (15 maart 1950 - 15 maart 1951)
Financiën
minister: Mr.Dr. P. Lieftinck (PvdA)
Oorlog
minister: Mr. W.F. Schokking (CHU) (7 augustus 1948 - 16 oktober 1950)
minister: Mr. H.L. s' Jacob (Chr. historisch, partijloos) (16 oktober 1950 - 15 maart 1951)
staatssecretaris: Mr. W.H. Fockema Andreae (VVD) (1 mei 1949 - 27 november 1950)
staatssecretaris: H.C.W. Moorman (KVP) (23 oktober 1950 - 15 maart 1951)
Marine
minister a.i.: Mr. W.F. Schokking (CHU) (7 augustus 1948 - 14 mei 1949)
minister: Mr. W.F. Schokking (CHU) (14 mei 1949 - 16 oktober 1950)
minister: Mr. H.L. s' Jacob (Chr. historisch, partijloos) (16 oktober 1950 - 15 maart 1951)
staatssecretaris: H.C.W. Moorman (KVP) (1 mei 1949 - 15 maart 1951)
Wederopbouw en Volkshuisvesting
minister: Dr. J. in 't Veld (PvdA)
Verkeer en Waterstaat
minister a.i.: Mr. J.R.H. van Schaik (KVP) (7 augustus 1948 - 1 november 1948)
minister: Mr. D.G.W. Spitzen (Partijloos) (1 november 1948 - 15 maart 1951)
Economische Zaken
minister: Dr. J.R.M. van den Brink (KVP)
staatssecretaris: Dr. W.Ch.L. van der Grinten (KVP) (29 januari 1949 - 15 maart 1951)
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister: S.L. Mansholt (PvdA)
Sociale Zaken
minister: Mr.dr. A.M. Joekes (PvdA)
staatssecretaris: Mr.dr. A.A. van Rhijn (PvdA) (15 februari 1950 - 15 maart 1951)
staatssecretaris: Dr. P. Muntendam (PvdA) (1 april 1950 - 15 maart 1951)
Overzeese Gebiedsdelen
minister: Mr. E.M.J.A. Sassen (KVP) (7 augustus 1948 - 14 februari 1949)
minister a.i.: Mr. J.H. van Maarseveen (KVP) (14 februari 1949 - 15 juni 1949)
minister: Mr. J.H. van Maarseveen (KVP) (15 juni 1949 - 27 december 1949)
Uniezaken en Overzeese Rijksdelen
minister: Mr. J.H. van Maarseveen (KVP) (27 december 1949 - 15 maart 1951)
minister voor Begrotingstechnische zaken Overzeese Gebiedsdelen
minister: L. Götzen (Antirevolutionair, partijloos)
minister voor Staatkundige hervormingen Koninkrijk
minister: Mr. J.R.H. van Schaik (KVP)
De samenstelling van het kabinet wijzigde vier keer. Tussentijds traden drie ministers af en wisselde er één van portefeuille.
-
-Sassen opgevolgd door Van Maarseveen als minister van Overzeese Rijksdelen
Minister Sassen kon zich in februari 1949 niet langer verenigen met het Indië-beleid van het kabinet. Hij was voorstander van harder optreden tegen de Republiek Indonesia. Zijn vervanger was minister van Binnenlandse Zaken Van Maarseveen.
-
-Van Maarseveen opgevolgd door Teulings als Minister van Binnenlandse Zaken
Nadat Van Maarseveen minister van Overzeese Rijksdelen was geworden, werd partijgenoot en senator Teulings benoemd tot nieuwe minister van Binnenlandse Zaken.
-
-Wijers werd opgevolgd door Struycken als minister van Justitie
Minister Wijers (KVP) trad in 1950 af vanwege zijn gezondheid. De Bredase wethouder Struycken volgde hem op.
-
-Schokking werd opgevolgd door s'Jacob als minister van Oorlog en Marine
Een meerderheid van de Tweede en Eerste Kamer liet in oktober 1950 indirect weten geen vertrouwen meer te hebben in minister Schokking. Het duurde volgens de Kamer te lang voor hij met plannen kwam voor de reorganisatie van defensie. Een geestverwant (maar geen partijgenoot) H.L. s'Jacob, volgde hem op.
Het kabinet kon zich met recht beroepen op een brede basis. Het beschikte in zowel de Tweede als de Eerste Kamer over een ruime meerderheid. De verhoudingen in het parlement bleven ongewijzigd. Er vonden tijdens deze kabinetsperiode geen verkiezingen voor de Eerste Kamer of afsplitsingen van regeringsfracties plaats.
KVP |
PvdA |
CHU |
VVD |
Partijloos |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers / (staatssecretarissen) |
5/(3) |
5/(2) |
1/(0) |
1/(1) |
1/(1) |
14/(7) |
Tweede Kamer op 7 augustus 1948 |
32 |
27 |
9 |
8 |
- |
76 (76%) |
Eerste Kamer op 7 augustus 1948 |
17 |
14 |
5 |
3 |
- |
39 (78%) |
Nadat de economie in 1949 nog met 7,2% was gegroeid, liep in de daaropvolgende jaren de groei terug, mede onder invloed van de Korea-oorlog. In 1950 kwam de Wet op de Bedrijfsorganisatie tot stand, waardoor de Sociaal-Economische Raad (SER)19 werd opgericht als tripartiet adviesorgaan van kroonleden, werkgevers- en werknemersorganisaties. De kabinetsperiode stond verder in het teken van de Indonesische onafhankelijkheid9, de Marshallhulp en het voorbereiden van Europese samenwerking.
Algemene Zaken21
-
-Staatkundige hervormingen Koninkrijk
De staatscommissie22 Van Schaik werd op 17 april 1950 ingesteld bij koninklijk besluit23 door het kabinet-Drees/Van Schaik. Zij moest naar aanleiding van de dekolonisatie en de komst van internationale organen een algehele herziening van de Grondwet24 voorbereiden.
Buitenlandse Zaken25
-
-Annexatie Duitse gebieden
Als compensatie voor de oorlogsschade werden enkele Duitse gebieden geannexeerd. Zo werden de dorpen Elten en Tudderen bij Nederland gevoegd.
Economische Zaken26
-
-Industrialisatienota's
Minister Van den Brink bracht tussen 1949 en 1951 drie Nota's over de industrialisatie uit. In deze nota's werd een beleid uitgezet van verregaande industrialisatie. In 1952/1953 moesten er circa 215.000 banen bijgekomen zijn, onder meer door investeringen in outillage en gebouwen.
Om de industrialisatie te bevorderen werd er verder ingezet op een gunstig fiscaal klimaat, meer vrijheid voor bedrijven om zich te mogen vestigen, betere scholingsmogelijkheden, versterking van research (o.a. bij TNO), modernisering van de elektriciteitsvoorziening, kredietfaciliteiten en staatsgaranties.
Sociale Zaken27
-
-sociale zekerheid
In 1949 kwam de wet over verplichte verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid (WW) tot stand.
-
-Ondernemingsraden en bedrijfsorganisatie
Twee belangrijke wetten op sociaaleconomisch gebied waren de Wet op de ondernemingsraden en de Wet op de bedrijfsorganisatie, die onder meer de Sociaal-Economische Raad (SER)19 in het leven riep.
Grondwetsherziening
In 1948 werden in de Grondwet bepalingen opgenomen over het voorbereiden en vestigen van een nieuwe rechtsorde en om instelling van het instituut van staatssecretaris mogelijk te maken. Verder kwam er een bepaling over het inkomen van de afgetreden koning(in) en werden bepalingen opgenomen over de uitzonderingstoestand.
Troonswisseling
Op 4 september 1948 deed Koningin Wilhelmina28 afstand van de troon ten gunste van Prinses Juliana29, die overigens al enige tijd als regentes30 was opgetreden. In die rol was Prinses Juliana ook bij de formatie van dit kabinet betrokken.
Indonesië: Tweede Politionele Actie en soevereiniteitsoverdracht
In 1948 gaf de regering opdracht tot een tweede politionele actie in Indonesië. Maar onder internationale druk, met name van de Verenigde Staten, moesten onderhandelingen worden gestart, die op 27 december 1949 leidden tot de soevereiniteitsoverdracht.
NAVO
In 1949 trad Nederland toe tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).
Marshallhulp
De wederopbouw en industrialisatie van Nederland werd mede mogelijk gemaakt door het Europees Herstel Programma, de Marshallhulp. Vanaf 1948 kreeg West-Europa Amerikaanse steun voor de wederopbouw. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall stelde als voorwaarde voor de hulp dat de landen in Europa gingen samenwerken
Het eerste kabinet-Drees was verantwoordelijk voor drie troonredes. De troonrede 1948 begon met een terugblik op de troonswisseling. In de rest van die troonrede, alsmede in de troonredes van 1949 en 1950, was er vooral veel aandacht voor de gespannen internationale verhoudingen. De relatie met Indonesië, de Korea-oorlog en de oprichting van de NAVO werden bijvoorbeeld aangestipt.
Kabinetscrisis 1951: Nieuw-Guineacrisis
Op 23 januari 1951 viel het kabinet-Drees/Van Schaik, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea. Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker13 reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis.
Meer over
- 1.Op 7 juli 1948 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Deze waren nodig vanwege de aanstaande Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië (en daarmee samenhangende grondwetsherziening). De KVP kwam als sterkste uit de bus. Net als in 1946 behaalde de partij 32 zetels. De PvdA verloor daarentegen twee zetels en kwam op 27 zetels. Nieuwkomer was de lijst-Welter, van een oud-minister die ontevreden was over de koers van de KVP. Lichte winst was er voor de VVD van Oud, de 'opvolger' van de Partij van de Vrijheid.
- 2.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 3.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 4.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 5.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 6.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 7.Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
- 8.In 1948 werden in de Grondwet bepalingen opgenomen over het voorbereiden en vestigen van een nieuwe rechtsorde en om instelling van het instituut van staatssecretaris mogelijk te maken. Verder kwam er een bepaling over het inkomen van de afgetreden koning(in) en werden bepalingen opgenomen over de uitzonderingstoestand.
- 9.Op 27 december 1949 kwam er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië. Daaraan waren ruim vier jaar voorafgegaan van militaire en politieke strijd. Nederland beschouwde de op 17 augustus 1945 uitgeroepen Indonesische onafhankelijkheid als een direct gevolg van de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog en wilde deze daarom niet erkennen. Vooral internationale druk maakte dat uiteindelijk toch tot onderhandelingen en soevereiniteitsoverdracht moest worden overgegaan.
- 10.Op 23 januari 1951 viel het kabinet-Drees/Van Schaik, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea. Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis.
- 11.Dit kabinet van de PvdA, KVP, CHU, VVD en een partijloze minister was een voorzetting van het eerste kabinet-Drees. Wel verschenen op enkele ministeries nieuwe gezichten en kreeg de CHU één ministerspost extra. PvdA-leider Willem Drees werd wederom premier. De ARP kon zich vinden in het programma, maar behield een voorbehoud bij de uitwerking daarvan en leverde geen ministers.
- 12.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 13.Liberale naoorlogse voorman met een nuchtere, zakelijke inslag. Zoon van een Groningse herenboer. Begon als bankier en was later directeur van bierbrouwerij Heineken. Legde als organisator van de Stichting van de Arbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog de basis voor de naoorlogse overlegeconomie. In 1946 medeoprichter van de Partij van de Vrijheid en in 1948 van de VVD. Werd in dat jaar als minister van Buitenlandse Zaken opgenomen in het kabinet-Drees I. Tijdens zijn ministerschap werd de NAVO opgericht en de aanzet gegeven voor Europese samenwerking. Hijzelf was vooral atlanticus en tegenstander van Europees federalisme. Kwam in 1951 in conflict met partijleider Oud over Nieuw-Guinea. Na zijn vertrek uit de politiek ambassadeur en daarna secretaris-generaal van de NAVO. Stond bekend als tamelijk ijdel.
- 14.Het regeringsprogramma van 1948 bevatte de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, PvdA, VVD en CHU en vormde de basis voor het kabinet-Drees I. Centraal stond de heropbouw van Nederland en het op orde brengen van de staatsfinanciën. Het kabinet zette het beleid van kabinet-Drees I voort.
- 15.Het regeringsprogramma van 1946 vormde de basis voor het kabinet-Beel en bevatte de afspraken tussen de regeringspartijen KVP en PvdA. Het kabinet-Beel I zette de beleidslijnen voor het economisch herstel van het kabinet-Schermerhorn-Drees voort. Het 'Nieuwe Bestand', de samenwerking tussen KVP en PvdA, en de door formateur Beel opgestelde Proeve voor het regeringsbeleid, vormde voor langere tijd de basis voor het kabinetsbeleid (ook na 1948). Centraal stond de heropbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog.
- 16.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij koninklijk besluit geregeld.
- 17.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 18.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 19.De Sociaal-Economische Raad (SER) is een adviesorgaan op het gebied van sociaal-economische vraagstukken.
- 20.1948
- Noodwet-Indonesië, waarbij de functie van Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon werd gecreëerd en federale organen werden ingesteld.
- 21.Het ministerie van Algemene Zaken (AZ) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid, voor zover dit niet is opgedragen aan één van de andere ministeries. De minister-president, Dick Schoof, draagt de verantwoordelijkheid voor het ministerie van AZ en is ook minister van Algemene Zaken. In zijn taken wordt hij bijgestaan door het Kabinet Minister-President (KMP).
- 22.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij koninklijk besluit wordt ingesteld door de regering.
- 23.Een koninklijk besluit (KB) is een besluit van de regering dat zonder medewerking van de Staten-Generaal wordt genomen.
- 24.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
- 25.Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
- 26.Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
- 27.Dit ministerie werd op 10 juni 1933 ingesteld. Eerder was er in 1918-1923 een ministerie van Arbeid, waarna arbeid werd onder gebracht bij Handel en Nijverheid, respectievelijk bij Economische Zaken. In 1951 werd de naam gewijzigd in Sociale Zaken en Volksgezondheid. In 1971-1981, toen er een ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne was, was de naam opnieuw Sociale Zaken.
- 28.Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
- 29.Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
- 30.Een regent is iemand die tijdelijk het koninklijk gezag uitoefent, we spreken dan van een regentschap. In welke gevallen een regent optreedt, is geregeld in de Grondwet.
- 31.Deze periode wordt gekenmerkt door de samenwerking van KVP en PvdA ('Rooms-Rood'), die de kern vormen van kabinetten waaraan ook andere partijen deelnemen. We spreken ook wel van kabinetten-op-brede-basis. Die brede basis is wenselijk vanwege de wederopbouw na de Duitse bezetting, die tot enorme economische schade heeft geleid. Verder krijgt Nederland te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. In 1948 moet Grondwetsherziening, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is, verandering van het staatsbestel mogelijk maken. In 1949 eindigt de strijd met losmaking van Nederlands-Indië uit het koninkrijk.