Staat van de Europese Unie 2019
Op 25 januari verscheen de Staat van de Europese Unie1 2019. Het kabinet-Rutte III2 benadrukt het belang van het Nederlandse EU-lidmaatschap. Zowel op economisch gebied als dat van veiligheid, migratie, klimaat, en innovatie loont het voor Nederland onderdeel uit te maken van een breder samenwerkingsverband. Het kabinet presenteert haar kijk op deze kwesties, de Europese stand van zaken, en het streven voor de toekomst.
Donderdag 7 februari 2019 debatteerde de Tweede Kamer over het stuk met minister Stef Blok3 (Buitenlandse Zaken). Op dinsdag 16 april 2019 was de beurt aan de Eerste Kamer.
Inhoudsopgave
De brexit4, instabielere internationale partners als de Verenigde Staten en Rusland, en een bescherming van de eigen handelsbelangen kenmerken de huidige internationale arena. Nalatige EU-lidstaten, afbrokkeling van de rechtsstaat5, en afnemende geloofwaardigheid vragen daarnaast om aandacht. Binnen deze veranderende context wordt de EU, en dus ook Nederland, geconfronteerd met grensoverschrijdende problemen als migratie en klimaatverandering. Het kabinet zegt hierover in de nota het volgende:
"Het zijn belangen die Nederland niet alleen behartigen kan; zij vragen om een Europese aanpak. Om die reden blijft de EU voor Nederland een fundament voor vrede, veiligheid en welvaart."
Het kabinet opent de Staat van de Europese Unie 2019 met het benoemen van de brexit als "waarschuwing". Het belang van lidmaatschap wordt in dit licht nog eens extra benadrukt. Het kabinet laat verder weten geen voorstander te zijn van een verhoging van EU-afdrachten6 door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk7.
Nederland is zich bewust van het 'gat' dat het vertrek van de Britten uit de EU creeërt. Om de Nederlandse positie binnen de EU zeker te stellen is het wenselijk het diplomatieke netwerk flink uit te breiden. Ook wordt nadruk gelegd op actieve coalitievorming met bestaande én nieuwe partners binnen de EU.
De afgelopen jaren heeft een grote toestroom van migranten naar Europa voor veel onrust in én tussen de EU-lidstaten gezorgd. Het kabinet roept op tot een "integrale" aanpak van het migratieprobleem. Dit betekent dat er onder andere aandacht geschonken moet worden aan de onderliggende oorzaken van migratie, de motor achter migratie, om zo de toestroom van illegale migranten te verminderen en Europa te ontlasten.
Betere opvang in de regio, intensievere afspraken met Afrika, afspraken tussen EU-lidstaten onderling over een eerlijke verdeling van migranten ten tijde van crises, en een effectiever terugkeerbeleid vallen onder deze "integrale benadering". Migratie vormt daarnaast een belangrijk onderdeel van de Europese samenwerking en onderhandelingen met niet-lidstaten.
Het kabinet erkent het belang van Europese samenwerking op het terrein van veiligheid8 en justitie. De grensoverschrijdende aard van onder andere terreur- en cyberdreigingen onderstreept de urgentie hiervan. Het kabinet wijst herhaaldelijk op de noodzaak van informatie-uitwisseling tussen lidstaten.
Een greep uit de ambities van het kabinet met betrekking tot veiligheid:
-
-buitenlandse inmenging tegengaan
-
-de oorzaken van terrorisme bestrijden (radicalisering en middelen voor het plegen van aanslagen)
-
-het voortzetten van de samenwerking tussen de EU en de NAVO9
-
-versterking van het veiligheids- en defensiebeleid
Het kabinet steunt ook de Europese strijd tegen desinformatie. De Europese Verkiezingen in mei 2019 mogen niet in het geding komen door de verspreiding van nepnieuws door andere landen. Bescherming van de rechtsstaat is van groot belang.
De interne markt10 is volgens het kabinet van grote waarde voor Nederland, met name voor de internationale concurrentiepositie. De visie van het kabinet kan kort worden samengevat:
"Het kabinet zet daarom in op een diepe, duurzame en eerlijke interne markt."
Het kabinet vraagt de Europese Commissie11 wel om betere handhaving en implementatie van regelgeving ter bevordering van de interne markt. Verder speelt het klimaat een grote rol bij toekomstige economische ontwikkelingen. Het kabinet staat achter een circulaire12 en klimaatneutrale economie.
Om klimaatverandering tegen te gaan moet de uitstoot van broeikasgassen drastisch omlaag. Het nationale streven voor 2030 is een reductie van 49 procent. Op Europees niveau wenst het kabinet een streven van 55 procent. Dit zou betekenen dat de EU haar huidige doel van 40 procent moet herzien. Verder maken onder meer de energie-unie13 en duurzamer transport onderdeel uit van de klimaatstrategie.
Ook op dit gebied verwacht het kabinet betere handhaving en monitoring door de Commissie om zo de doelen te realiseren.
Groene kaart
Een voorstel dat het kabinet steunt betreft de invoering van een zogeheten "groene kaart". Op dit moment kunnen de nationale parlementen van lidstaten invloed uitoefenen op het Europese wetgevingsproces door een gele14 of een oranje15 kaart te trekken. Met deze kaarten keuren zij wetsvoorstellen van de Europese Commissie af die deze op haar beurt moet heroverwegen of intrekken.
De groene kaart zou nationale parlementen een extra bevoegdheid geven, namelijk om zelf voorstellen voor nieuwe wetgeving te doen. Nu heeft enkel de Commissie, en in sommige gevallen ook de Raad16, het recht op initiatief. Een eventuele groene kaart vergroot de grip van de parlementen, en daarmee indirect van de burgers, op de EU.
Andere prioriteiten
Betere uitvoering van Europese wet- en regelgeving, bescherming van de rechtsstaat, en een transparanter EU-wetgevingsproces (o.a. door publicaties).
- 1.De Staat van de Europese Unie is het jaarlijkse stuk waarin het kabinet vanuit een Nederlands perspectief terugkijkt op de belangrijkste ontwikkelingen in de Europese Unie van het afgelopen jaar én waarin het kabinet een visie presenteert op de Europese Unie en de Europese agenda van het komende jaar.
- 2.Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidt. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.
- 3.Stef Blok (1964) was van 25 mei 2021 tot 10 januari 2022 minister van Economische Zaken en Klimaat. Hij verving minister Van 't Wout. Zijn taken als minister van Buitenlandse Zaken, wat hij sinds 7 maart 2018 was, werden overgenomen door minister Kaag. In het kabinet-Rutte II was de heer Blok van 5 november 2012 tot 27 januari 2017 minister voor Wonen en Rijksdienst en van 27 januari tot 26 oktober 2017 minister van Veiligheid en Justitie. Van 25 augustus 1998 tot 5 november 2012 was de heer Blok Tweede Kamerlid. Hij was in de periode 2010-2012 fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Daarvoor was hij kredietanalist-secretaris Concern Krediet College en accountmanager Corporate Banking bij ABN/Amro. In de Tweede Kamer was hij woordvoerder sociale zekerheid, AOW, pensioenen en financiën. De heer Blok is sinds 2022 lid van de Europese Rekenkamer.
- 4.Het Verenigd Koninkrijk verliet op 31 januari 2020 de Europese Unie. Het is daarmee het eerste land ooit dat uit de Europese Unie stapte. Het vertrek van de Britten ('brexit') was de uitkomst van een referendum over het lidmaatschap van de EU in het Verenigd Koninkrijk in 2016. Nadien volgden lange onderhandelingen over de scheidingsvoorwaarden en de overgangsperiode na de brexit, die op 31 december 2020 afliep. Eind december 2020 bereikten de onderhandelaars van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk een handels- en samenwerkingsovereenkomst. Die overeenkomst regelt vanaf 1 januari 2021 de relatie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.
- 5.In verschillende Europese landen staan democratie en rechtsstaat momenteel onder druk. Lidstaten van de Europese Unie mogen deze belangrijke pijlers niet in gevaar brengen. De Europese Commissie ziet erop toe dat de lidstaten deze kernwaarden naleven.
- 6.De begroting van de Europese Unie wordt grotendeels (ongeveer 95%) gefinancierd door de lidstaten. Dat geld wordt uitgegeven aan allerlei beleidsprogramma's en subsidies. Veel Europees geld vloeit daardoor weer terug naar de lidstaten. Het budget van de EU voor 2022 bedraagt circa 169,5 miljard euro. Dat is ongeveer gelijk aan 2% van de begrotingen van de 27 lidstaten.
- 7.Het Verenigd Koninkrijk omvat Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland. Vanaf 1973 maakte het deel uit van de Europese Unie (destijds Europese Gemeenschap). Het Verenigd Koninkrijk is altijd huiverig geweest voor een te sterke Europese invloed. Mede daarom vertrok het land op 31 januari 2020 uit de EU, na een referendum op 23 juni 2016 waarin een nipte meerderheid van de Britten koos voor 'leave'.
- 8.De Europese veiligheidsunie richt zich voornamelijk op het instellen van actieplannen om terrorisme en veiligheidsdreiging tegen te gaan. De plannen zijn samengesteld in het beleidsprogramma 'naar een open en veilig Europa' van de Commissie. Dit is een meerjarenprogramma waarin een doeltreffende veiligheidsunie moet worden bewerkstelligt.
- 9.De Noord-Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) werd in 1949 opgericht met als doel de veiligheid en vrijheid van de aangesloten landen te garanderen en wereldwijd stabiliteit te bevorderen. De organisatie realiseert deze doelstelling door de inzet van politieke en militaire middelen. De NAVO bestaat uit 1 landen uit Europa en Noord-Amerika. Ieder lid van de NAVO draagt bij met mankracht, materieel en andere middelen.
- 10.De interne markt is de ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal in de Europese Unie is gewaarborgd. Het begrip interne markt heeft alleen betrekking op het vrij verkeer binnen de Unie en niet op de handel met derde landen. Voor de import van goederen van buiten de Europese Unie hanteren de lidstaten een gemeenschappelijk importtarief.
- 11.Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
- 12.De circulaire economie of kringloopeconomie is een economisch systeem waarin zo min mogelijk afval ontstaat. Het streven is om producten aan het eind van hun levensduur te hergebruiken of te recycleren (van het afvalmateriaal iets nieuws maken) in plaats van ze weg te gooien. Hiervoor zijn producten idealiter zo gemaakt dat alle onderdelen veilig kunnen worden afgebroken of hergebruikt. Ook kunnen bedrijven bijvoorbeeld de gehele productiecyclus eigenaar van producten en grondstoffen blijven, waardoor producten dan niet worden verkocht, maar worden verhuurd aan de consument. Deze aanpak bespaart grondstoffen, gaat de ophoping van afval in natuur en oceanen tegen en vermindert de uitstoot van CO2. Daarnaast kan de overgang naar een duurzamere economie ook economische voordelen hebben. De Europese Unie wil daarom de ontwikkeling van de circulaire economie zo veel mogelijk ondersteunen.
- 13.De Europese Unie was in 2013 voor ruim de helft van haar energiebehoeften afhankelijk van import uit landen waarmee de relatie moeizaam is (Rusland) en/of uit instabiele regio's (het Midden-Oosten). Dat maakt de economie en veiligheid van de EU kwetsbaar. In het kader van het Europees milieubeleid wordt er ook nadruk gelegd op het investeren in duurzame energie. In 2050 moet de EU volledig klimaatneutraal zijn.
- 14.De nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om bij nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving aan te geven dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort.
- 15.De nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om bij nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving aan te geven dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort. Als de helft van de nationale parlementen aangeeft dat een onderwerp niet Europees behandeld moet worden dan moet de Europese Commissie het voorstel heroverwegen. Er wordt dan gesproken van de 'oranje kaart'.
- 16.In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.