Brief minister over de stand van zaken met betrekking tot de verdere uitwerking van het nieuwe inburgeringsstelsel - Herziening van het inburgeringsstelsel - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29543 - Herziening van het inburgeringsstelsel i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Herziening van het inburgeringsstelsel; Brief minister over de stand van zaken met betrekking tot de verdere uitwerking van het nieuwe inburgeringsstelsel |
---|---|
Documentdatum | 25-10-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST80525 |
Kenmerk | 29543, nr. 3 |
Van | Vreemdelingenzaken en Integratie (VI) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
29 543
Herziening van het inburgeringsstelsel
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2004
Op21 en 30 juni jl.1 heb ik met de vaste commissie voor Justitie gesproken over de Contourennota «Herziening van het inburgerings-stelsel»2.
In genoemd overleg is onder andere de motie van het lid Sterk3 ingediend, en heb ik toegezegd voor 1 november 2004 de Kamer nader te berichten over de verdere uitwerking van het nieuwe inburgeringsstelsel. Momenteel wordt een aantal onderzoeken ophet terrein van het nieuwe inburgeringsbeleid uitgevoerd, waaronder een onderzoek door de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Bij de behandeling van de contourennota heb ik toegezegd dat aan deskundigen een oordeel zal worden gevraagd of het opleggen van een met sancties te handhaven inburgeringsverplichting aan allochtonen met de Nederlandse nationaliteit (en niet aan autochtone Nederlanders) in strijd zou kunnen zijn met het gelijkheidsbeginsel. Inmiddels voert de ACVZ dit onderzoek uit. In het kader van dit onderzoek heb ik de ACVZ tevens gevraagd om een oordeel over de vraag of het opleggen van een (met behulpvan sancties te handhaven) inburgeringsverplichting aan genaturaliseerde Nederlanders in strijd zou kunnen zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. De ACVZ kan hierover pas omstreeks 15 november a.s. advies uitbrengen.
Gezien het belang van deze materie voor de nadere uitwerking van het inburgeringsstelsel, vind ik het zorgvuldig om de resultaten van deze onderzoeken mee te nemen in de brief. Daarom zult u de brief in de eerste helft van december ontvangen.
Kamerstukken II 2003–2004, 27 083, nr. 44 en
63.
2 Kamerstukken II 2003–2004, 29 543, nrs. 1–2.
3 Kamerstukken II 2003–2004, 27 083, nr. 46.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M. C. F. Verdonk