Wetenswaardigheden Tweede Kamervoorzitters

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Tweede Kamervoorzitter1 is een belangrijke functie, zowel vanwege het belang van een geordende gang van zaken in het parlement, meer in het bijzonder tijdens debatten, als vanwege de rol als vertegenwoordiger van de Kamer. Onder de voorzitters die de Tweede Kamer2 heeft gehad, zijn zowel bekende als minder bekende politici. Sommigen verwierven echter juist door dat voorzitterschap prestige. Welke andere bijzonderheden zijn er te melden?

Inhoudsopgave

  1. Verkiezing/aftreden
  2. Niet uit grootste fractie
  3. Wie werden voorzitter?
  4. Langdurig en kortstondig
  5. Tussentijds aftreden
  6. Voorzitters op spreekgestoelte

1.

Verkiezing/aftreden

Van 1815 tot 1983 werd de voorzitter ieder jaar gekozen door de Kamer en benoemd door de koning op grond van een voordracht door de Tweede Kamer. Die voordracht werd na Prinsjesdag of bij het begin van een zitting3 opgemaakt. De langstzittende voorzitter is L.G. Kortenhorst4 met een periode van 15 jaar. Bovendien had de Kamervoorzitter meestal veel ervaring als Kamerlid. Zo was Goeman Borgesius5 al 36 jaar Kamerlid toen hij in 1913 voorzitter werd.

Sinds 1983 wordt de Kamervoorzitter om de vier jaar gekozen door de Tweede Kamer en niet meer slechts voor één zittingsjaar. Vaak is dat een ervaren lid uit een grote fractie, maar dat hoeft niet de grootste te zijn. Zo kwam de Tweede Kamervoorzitter, Vera Bergkamp6 (D66), uit de tweede fractie in grootte.

Er is in de parlementaire geschiedenis één keer een Tweede Kamervoorzitter afgetreden. Dat was Anouchka van Miltenburg in december 2015.

2.

Niet uit grootste fractie

Het is diverse keren voorgekomen dat de Kamervoorzitter niet uit de grootste fractie kwam. In mei 2002 waren CDA en LPF bijvoorbeeld groter dan de VVD, maar leverde die laatste partij toch de voorzitter. Dat was eveneens het geval na de verkiezingen van 2003, toen de VVD de derde partij was. In 1905 kwam voorzitter Röell7 uit de oud-liberale fractie, die slechts tien leden telde (in een Kamer van 100 leden).

In 1918 bleef de liberaal Fock8 voorzitter, hoewel zijn fractie na de verkiezingen van dat jaar slechts zes leden telde. Khadija Arib9, kwam uit de zevende fractie in grootte. De vorige Tweede Kamervoorzitter, Vera Bergkamp, kwam uit de tweede grootste partij.

3.

Wie werden voorzitter?

Uit de oppositie

In 1977 en 1982 was de PvdA wel de grootste, maar regeerde die partij niet. De voorzitters Vondeling10 en Dolman11 behoorden toen dus tot de oppositie. Ook in 1986 (de PvdA was toen de tweede partij) was Dolman voorzitter tijdens een CDA-VVD-kabinet. De CDA'ers Deetman12 en Bukman13 waren voorzitter ten tijde van het eerste paarse kabinet, een kabinet waaraan hun partij niet deelnam.

In 1918-1920 kwam de Kamervoorzitter (de liberaal D. Fock) evenmin uit een regeringsfractie.

Juristen/niet-juristen

Tot 1972 waren vrijwel alle Kamervoorzitters jurist. Nadien is dat met Vondeling (landbouwkundige), Dolman (econoom), Deetman (politicoloog), Bukman (geograaf), Van Nieuwenhoven14 (bibliothecaresse), Weisglas15 (econoom) en Verbeet (lerares) juist niet het geval. Van Miltenburg16 was opgeleid als journaliste, Arib was sociologe en Bergkamp studeerde bestuurskunde en politicologie.

Ervaring

Veelal had de Kamervoorzitter veel ervaring als Kamerlid. Zo was Goeman Borgesius5 toen hij in 1913 voorzitter werd, al 36 jaar lid. Vondeling werd voorzitter na een Kamerlidmaatschap van meer dan 20 jaar. Oud-minister Bukman daarentegen was, toen hij in 1996 Deetman opvolgde, nog geen drie jaar lid. Enkele Kamervoorzitters (Vondeling, Dolman en Weisglas) waren eerder lid van het presidium17 van de Kamer. Jeltje van Nieuwenhoven was eerder voorzitter geweest van een Kamercommissie en had in die hoedanigheid vergaderingen geleid.

Oud-ministers

Lange tijd maakten met name oud-ministers goede kans op het voorzitterschap. Vóór 1918 waren onder anderen de oud-ministers Van Reenen18, Van Rees19, Cremers20, Gleichman21, Röell, Goeman Borgesius en Fock voorzitter en in het interbellum was oud-premier Ruijs de Beerenbrouck22 dat langere tijd en na hem kortere tijd de oud-ministers Aalberse23 en Van Schaik24. Na 1945 waren de oud-ministers Van Schaik, Van Thiel25, Vondeling, Deetman en Bukman voorzitter.

4.

Langdurig en kortstondig

Tot 1848 werd elk jaar een nieuwe voorzitter gekozen; aanvankelijk zelfs om en om een Noord- en Zuid-Nederlander. Nadien kwamen langduriger voorzitterschappen voor. De liberaal Dullert26 was ruim 11 jaar voorzitter en koploper is de KVP'er Kortenhorst4 met 15 jaar. Dick Dolman was 10 jaar voorzitter.

De liberaal Mirandolle27 was in 1881 slechts zes maanden voorzitter.

5.

Tussentijds aftreden

Er is in de parlementaire geschiedenis één keer een Tweede Kamervoorzitter1 afgetreden. Dat was Anouchka van Miltenburg16 in december 2015. Daarnaast stelde in september 1912 voorzitter Van Bylandt28 zich niet meer herkiesbaar voor het voorzitterschap in de volgende zittingsperiode (tot 1983 werd de Tweede Kamervoorzitter jaarlijks benoemd). In beide gevallen was er kritiek op de leiding door de Voorzitter, maar in 2015 was een bevinding in een rapport directe aanleiding voor het vertrek.

  • meer informatie

6.

Voorzitters op spreekgestoelte

Bij de kwestie-Hirsi Ali29 nam Kamervoorzitter Weisglas15 deel aan het debat. Het is zowel in de Tweede als Eerste Kamer vaker voorgekomen dat de Kamervoorzitter het woord voerde bij de beraadslagingen. In 1882 verliet Kamervoorzitter Van Rees de voorzittersstoel om het woord te kunnen voeren in een debat over het verslag van de commissie van rapporteurs over de Indische begroting. Ten gevolge van dit kritische verslag en het daarover gehouden debat trad minister Van Goltstein van Koloniën - die overigens Van Rees' opvolger als minister was - af.

In 1919 voerde Kamervoorzitter Fock het woord over de Indische begroting. Fock had kritiek op het beleid van Gouverneur-Generaal30 Van Limburg Stirum, die de pas opgerichte Volksraad grotere invloed op het bestuur wilde geven en ook verdere bestuurshervormingen voorstond. Na de Tweede Wereldoorlog was het enige geval voorzitter Kortenhorst die in 1953 het woord voerde over het verdrag tot instelling van een Europese Defensie Gemeenschap.

Overigens bepaalt het Reglement van Orde31: indien de Voorzitter het woord wil voeren over het onderwerp dat aan de orde is, tenzij dit nodig is voor de uitvoering van de hem opgedragen taak, verlaat hij/zij de voorzittersstoel. De voorzitter neemt die niet weer in zolang het onderwerp aan de orde is.

 

Meer over

  • Voorzitter Tweede Kamer1

  • 1. 
    De voorzitter leidt de vergadering van de Tweede Kamer. In het Reglement van Orde staat welke bevoegdheden van toepassing zijn. Daarnaast vertegenwoordigt de voorzitter de Kamer naar buiten toe, bijvoorbeeld in contacten met buitenlandse parlementen. De voorzitter heeft een coördinerende rol tijdens de eerste fase van de kabinetsformatie.
     
  • 2. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 3. 
    De zittingsduur van de Tweede Kamer is vier jaar, gerekend vanaf de zitting van de Kiesraad waarin de verkiezingsuitslag is bekendgemaakt. De regeerperiode van een kabinet valt samen met de vierjarige zittingsduur. Met de zittingsduur van vier jaar hebben de kiezers enerzijds regelmatig de kans om hun mening te geven door het uitbrengen van hun stem. Anderzijds zou een (veel) kortere periode kunnen leiden tot regelmatige koerswijzigingen en daardoor een gebrek aan continuïteit.
     
  • 4. 
    Katholieke Tweede Kamervoorzitter, die dat ambt vijftien jaar bekleedde. Was advocaat in Amsterdam en secretaris van katholieke werkgeversorganisatie en behoorde tot de vooraanstaande leden van de RKSP- en KVP-fracties, waarvan hij enige tijd secretaris was. Verdedigde als advocaat het 'foute' dagblad De Telegraaf en Pieter Menten. Was ook actief als schrijver en politiek commentator van De Volkskrant. Tijdens zijn voorzitterschap werd onder meer de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd. Was voorstander van levendige debatten. Kwam in december 1958 in conflict met de PvdA-fractie toen hij tegen de zin van de PvdA en het demissionaire kabinet afhandeling van een wetsvoorstel doorzette. Zijn charme zorgde er overigens voor dat die 'aanvaring' niet de persoonlijke verhoudingen verstoorde.
     
  • 5. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 6. 
    Vera Bergkamp (1971) was van 7 april 2021 tot 6 december 2023 Tweede Kamervoorzitter. Zij maakte van 20 september 2012 tot 6 december 2023 deel uit van de Tweede Kamerfractie van D66. Mevrouw Bergkamp was in 2010-2012 voorzitter van COC Nederland en daarvan eerder vicevoorzitter. Tevens was zij directeur human resources bij de Sociale Verzekeringsbank. Zij zat verder in de deelgemeenteraad van Amsterdam-Centrum. In de Kamer hield zij zich onder meer bezig met langdurige zorg en familierecht, en ze was fractiesecretaris. Mevrouw Bergkamp was lid van de enquêtecommissie Fyra en lid van het Presidium. Sinds 1 juni 2024 is zij lid van het bestuur van ouderenzorginstelling Zorgbalans.
     
  • 7. 
    Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.
     
  • 8. 
    Vooraanstaande liberale staatsman uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Was advocaat en provinciebestuurder en kwam in 1901 voor een Rotterdams district in de Tweede Kamer. Had grote belangstelling voor koloniale vraagstukken en werd in het kabinet-De Meester minister van Koloniën. Keerde in 1913 terug in de Kamer na Gouverneur van Suriname te zijn geweest. In 1917 volgde hij Goeman Borgesius op als Kamervoorzitter. Dat ambt bekleedde hij met veel gezag en met strakke hand wist hij de vaak lastige communistische en links-socialistische afgevaardigden in de hand te houden. In 1921 Landvoogd van Nederlands-Indië en in dat ambt conservatief en vrij kleurloos. Bleef tot op hoge leeftijd politiek actief als partijvoorzitter en lid van de Eerste Kamer. Bekritiseerde toen zijn opvolger als Gouverneur-Generaal, De Graeff.
     
  • 9. 
    Khadija Arib (1960) was vanaf 19 mei 1998 tot 4 november 2022, met een onderbreking van 30 november 2006 tot 1 maart 2007, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Van 13 januari 2016 tot 7 april 2021 was zij voorzitter van de Tweede Kamer. Mevrouw Arib is van Marokkaanse afkomst en kwam op haar vijftiende naar Nederland. Zij was voor zij Kamerlid werd onder meer waarnemend hoofd en senior-beleidsmedewerker Maatschappelijke Opvang en Gezondheidszorg van de gemeente Amsterdam. In de Tweede Kamer hield zij zich bezig met gezondheidszorg, medisch-ethische vraagstukken, bestrijding van mensenhandel en zedenwetgeving. Zij was voorzitter van de algemene commissie voor Jeugdzorg en gedurende korte tijd van de tijdelijke commissie corona.
     
  • 10. 
    PvdA-voorman, minister en Kamervoorzitter. Markante politicus uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Werd in 1946 als vrijzinnig-democraat op jonge leeftijd Tweede Kamerlid voor de PvdA en in 1958 minister van Landbouw. Volgde in 1962 Burger op als partijleider en werd een populair politicus. Verspeelde die populariteit echter grotendeels weer door zijn optreden als minister van Financiën in het kabinet-Cals. Keerde na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer en werd in 1972 Kamervoorzitter. Was een krachtig pleitbezorger voor een Tweede Kamer die volgens hem als 'leeuw' in plaats van als 'lam' moest optreden. Rechtlijnig, onafhankelijk en gerespecteerd Kamervoorzitter. Behendig politicus en scherpzinnig opmerker. Verongelukte - hij was inmiddels Europarlementariër - in 1979 in België.
     
  • 11. 
    PvdA-politicus, die tien jaar een alom gewaardeerde Tweede Kamervoorzitter was. Na een ambtelijke loopbaan in 1970 PvdA-Tweede Kamerlid. Aanvankelijk volksgezondheidsspecialist, maar vanaf 1973 financieel woordvoerder. Volgde in 1979 Vondeling op als Kamervoorzitter. Werd geprezen vanwege de strenge maar rechtvaardige wijze waarop hij voorzat. Enkele malen herkozen, hoewel zijn partij niet steeds de grootste fractie was. Zette zich in voor verbetering van de werkwijze van de Kamer en voor versterking van haar positie. Taalpurist en liefhebber van dichtkunst, die over verfijnde humor beschikte. Was na zijn Kamervoorzitterschap vijftien jaar lid van de Raad van State.
     
  • 12. 
    Vooraanstaande in Den Haag geboren politicus van CHU-huize. Begon zijn loopbaan bij een protestants-christelijke onderwijsorganisatie. Werd, na vier jaar de CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer te zijn geweest, staatssecretaris van voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de kabinetten-Lubbers. Had daar de lastige taak omvangrijke bezuinigingen door te voeren en kwam zwaar onder vuur te liggen van studenten en leerkrachten. Bracht de Wet op de studiefinanciering tot stand, waarvan de uitvoering aanvankelijk veel problemen kende. Werd na dit ministerschap 'beloond' met het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Van 1996 tot 2008 burgemeester van Den Haag. Krachtige, pragmatische bestuurder en taai onderhandelaar, die uitstekend zijn stad wist te promoten. Was daarna zeven jaar staatsraad.
     
  • 13. 
    Vooraanstaand CDA-politicus van antirevolutionairen huize, afkomstig uit een tuindersgezin. Maakte carrière in de Christelijke Land- en Tuinbouwbond. Was in 1980 de eerste voorzitter van het CDA na de fusie van KVP, ARP en CHU. Stond bekend om zijn krachtige optreden. Wekte daarmee op den duur wrevel, maar wist zo wel effectief leiding te geven aan het verdere fusieproces. Korte tijd senator en vervolgens minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Lubbers II. Werd daarna - zeer tegen zijn zin - staatssecretaris in het kabinet-Lubbers III, maar volgde in 1990 Braks op als minister van Landbouw. In 1996 vrij onverwacht Tweede Kamervoorzitter als opvolger van Deetman, hoewel velen een voorkeur hadden voor Ali Doelman, die tot dan ondervoorzitter was. Zijn Kamervoorzitterschap werd niet als een groot succes beschouwd en eindigde in 1998.
     
  • 14. 
    Eerste vrouwelijke voorzitter van de Tweede Kamer en na de verkiezingen van 2002 een half jaar politiek leider van de PvdA. Dochter van een meubelmaker uit de Stellingwerven. Was actief bij de Rooie Vrouwen, bibliothecaresse van de Wiardi Beckman Stichting en assistent van partijvoorzitter Max van den Berg. Werd in 1981 Tweede Kamerlid. Ontpopte zich als een gedegen mediawoordvoerster. Na voorzitter van Kamercommissies te zijn geweest in 1998 tot Kamervoorzitter gekozen. Wist zich in die functie populariteit te verwerven door haar ongedwongen optreden. Was na de verkiezingsnederlaag van 2002 fractievoorzitter, maar werd in oktober dat jaar bij een ledenraadpleging verslagen door Wouter Bos. Werd twee jaar later gedeputeerde van Zuid-Holland, maar bleef dat slechts kort. In 2010 lijsttrekker van de PvdA bij de raadsverkiezingen in Den Haag en daarna acht jaar raadslid.
     
  • 15. 
    Liberaal Tweede Kamerlid, dat na twintig jaar te zijn opgetreden als buitenlandwoordvoerder van de VVD in mei 2002 tot Kamervoorzitter werd gekozen. Daaraan was een tot dan toe ongebruikelijke persoonlijke actie vooraf gegaan waarbij hij de kandidaat van zijn eigen fractie versloeg. Voor 1982 diplomaat en secretaris van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Scherp debater die gehecht was aan parlementaire stijl en correct taalgebruik. Voelde zich zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Suriname. Als voorzitter maakte hij zich sterk voor het burgerinitiatief, waarbij hij zelfs tegen de fractielijn inging. Verdediger van de politieke moraal en van het aanzien van de politiek. Stond bekend als een bekwame, charmante behartiger van zijn eigen publiciteit.
     
  • 16. 
    Uit de journalistiek afkomstige VVD-politica die na een succesvolle periode als 'gewoon' Kamerlid een teleurstellend Tweede Kamervoorzitschap kende, dat zij voortijdig moest beëindigen. In de periode 2003-2010 was zij een energiek woordvoerster zorg, media en medische ethiek, die bijvoorbeeld bij de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning goede inbreng had. Werd in 2010 dan ook vicefractievoorzitter. Kreeg als Kamervoorzitter (sinds eind 2012) kritiek op een soms te krampachtige en formalistische wijze van leiden en trad af na een relletje rond vernietigde documenten. Had als voorzitter een groot aandeel in de viering van 200 jaar Staten-Generaal. Bleef na haar aftreden nog anderhalf jaar woordvoerder emancipatiebeleid.
     
  • 17. 
    Het Presidium is het dagelijkse bestuur van de Tweede Kamer. Het bestaat uit de Kamervoorzitter en de ondervoorzitters, die de Voorzitter kunnen vervangen. Het Presidium telt als regel tussen de zeven en negen leden, afkomstig uit de grotere fracties.
     
  • 18. 
    Onafhankelijke gematigde Amsterdamse conservatief, steunpilaar van Willem III. Zowel zijn vader als schoonvader waren Tweede Kamerlid. Was aanvankelijk advocaat en later burgemeester (drie jaar) van en Tweede Kamerlid (vijftien jaar) voor Amsterdam. Minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Hall/Donker Curtius. Daarna enige jaren een tamelijk soepele Tweede Kamervoorzitter. Weigerde in 1856 een verheffing tot baron, maar werd in 1876 jonkheer. Als vicepresident van de met het Koninklijk gezag beklede Raad van State fungeerde hij in de nadagen van Willem III min of meer als 'onderkoning' van Nederland. Werd gekenmerkt als een oprecht, kundig en algemeen geacht staatsman.
     
  • 19. 
    Liberaal negentiende-eeuws koloniaal bestuurder en politicus. Begon al op veertienjarige leeftijd een loopbaan bij de ambtelijke dienst in Nederlands-Indië en was op zijn vijftigste vicepresident van de Raad voor Nederlands-Indië. Na terugkeer in Nederland Tweede Kamerlid en in 1879 minister van Koloniën in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Nadien weer Kamerlid en later voorzitter. Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Had daar de bijnaam 'koning Otto'. Tegenstander van voortdurende uitbreiding van het Nederlandse gebied in Indië en voorstander van hervormingen. Sprak met zachte stem, op een bescheiden wijze.
     
  • 20. 
    Gefortuneerde Groninger van katholieken huize wiens eerste beroep minister van Buitenlandse Zaken was. Als aanbeveling voor die benoeming gold behalve dat hij financieel onafhankelijk was, dat hij veel gereisd had en zeven talen sprak. Ging in 1866 in over van het kabinet-Thorbecke II naar het kortstondige kabinet-Fransen van de Putte. Werd daarna Tweede Kamerlid en in 1885 Kamervoorzitter. In 1891 werd hij nog Eerste Kamerlid. Zeer bevriend met de vooraanstaande Groningse liberale hoogleraar B.D.H. Tellegen en met Fransen van de Putte. Op latere leeftijd trouwde hij met de pleegdochter van laatstgenoemde.
     
  • 21. 
    Voorman van de oud-liberalen en Tweede Kamervoorzitter. Na een loopbaan bij de Nederlandse Bank minister van Financiën in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Uitstekend administrateur en zuinig financier. Werd na de breuk in het kabinet feitelijk leider van de conservatief-liberalen. Was streng voor zichzelf en voor anderen. Moeilijk in de omgang. Ontzag inboezemend Kamervoorzitter, die door de gehele Kamer werd gerespecteerd vanwege zijn onpartijdigheid. Lange magere man; gedistingeerd en kalm, en gemakkelijk sprekend.
     
  • 22. 
    Limburgse katholieke staatsman die in het interbellum driemaal minister-president en in twee periodes Tweede Kamervoorzitter was. Na advocaat en ambtenaar van het Openbaar Ministerie te zijn geweest, werd hij in 1905 Tweede Kamerlid. In 1918 volgde hij zijn vader op als Commissaris van de Koningin in Limburg, maar spoedig daarna werd hij kabinetsleider. Zijn eerste kabinet kreeg te maken met problemen die samenhingen met de Eerste Wereldoorlog en de afloop daarvan, zoals voedselschaarste en de vlucht van de Duitse keizer naar Nederland. Beantwoordde in november 1918 Troelstra's revolutiepoging met de aankondiging van hervormingen (achturendag, vrouwenkiesrecht). Tijdens zijn laatste kabinet brak de economische wereldcrisis uit. Hoffelijke edelman en goed teamleider, die ook door niet-geloofsgenoten werd gewaardeerd. Als minister van Binnenlandse Zaken echter niet zo doortastend.
     
  • 23. 
    Katholieke voorman, die als minister een belangrijk aandeel had in de sociale wetgeving. Was advocaat en wethouder in Leiden en volgde in 1903 Schaepman op als Kamerlid. Steunde de sociale-wetgevingsvoorstellen van Talma en bracht zelf een wet tegen oneerlijke concurrentie tot stand. Daarna hoogleraar in Delft en in 1918 in het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I de eerste minister van Arbeid. Werd de man van de 8-urendag en bracht diverse belangrijke wetten tot stand. Nadien als Kamerlid vertrouweling en opvolger van Nolens. In 1935 de hoofdrolspeler bij de kabinetscrisis over de financiële politiek van het kabinet-Colijn. Wist echter geen centrumlinks kabinet te vormen. Besloot zijn loopbaan als Kamervoorzitter en staatsraad. Had veel aanzien bij de katholieke vakbeweging, maar werd ook door politieke tegenstanders gewaardeerd.
     
  • 24. 
    Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
     
  • 25. 
    Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
     
  • 26. 
    Liberaal Tweede Kamerlid en Kamervoorzitter. Advocaat in Arnhem. Volbloed Thorbeckiaan. Als Kamerlid kundig jurist en waterstaatsdeskundige met een welluidende stem, die vaak als rapporteur over wetsvoorstellen optrad. Vanaf 1869 twaalf jaar Tweede Kamervoorzitter, nadat hij in 1868 door loting naast dat voorzitterschap had gegrepen. Stond bekend als een soepele, onpartijdige voorzitter, al kon hij nieuwkomers wel eens de maat nemen. Rijke vrijgezel, bij wie geestverwanten vaak over de vloer kwamen en die als voorzitter na de jaarlijkse begrotingsbehandeling diners aanbood aan zijn medeleden en de ministers.
     
  • 27. 
    In West-Indië geboren advocaat die met zijn rechtspraktijk in Nederlands-Indië fortuin maakte en daarna in Haarlem ging rentenieren. Werd in 1869 in het district Haarlem tot liberaal Tweede Kamerlid gekozen en was koloniaal specialist bij uitstek. Medestander en vriend van Kappeyne van de Coppello. Leidde de parlementaire enquête naar de toestand van de Nederlandse koopvaardijvloot. Werd in 1881 vrij onverwacht Kamervoorzitter als opvolger van Dullert, maar na een half jaar niet meer herkozen. Lange, tengere man, die zich nooit versprak en tamelijk onverstoorbaar was.
     
  • 28. 
    Sympathieke, minzame diplomaat uit een Duitse militaire en adellijke familie, die in 1882 Tweede Kamerlid werd voor de antirevolutionairen. Koos in 1894 de zijde van Lohman. Sprak in de Tweede Kamer vooral over buitenlandse en koloniale zaken. Werd in 1909 naar voren geschoven als Tweede Kamervoorzitter, omdat bij protestanten de vrees bestond dat de benoeming van de predikant De Visser de weg zou openen voor een toekomstig voorzitterschap van de priester Nolens. Was als Kamervoorzitter niet opgewassen tegen de lastige socialisten. Raakte mede daardoor in ongenade bij de koningin en werd in 1912 vervangen. Hij was onmiskenbaar pro-Duits; zijn zoons vochten in de Eerste Wereldoorlog mee aan Duitse zijde.
     
  • 29. 
    Intelligente, moedige, maar ook controversiële in Somalië geboren politica. Kwam na uitgehuwelijkt te zijn als asielzoekster uit Kenia naar Nederland. Studeerde politicologie in Leiden en werkte daarna bij het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Toen die partij haar in 2002 geen kandidaat stelde voor de Tweede Kamer stapte zij over naar de VVD. Werd voor die partij een spraakmakend Kamerlid, dat zich bezighield met integratie en emancipatie. Had soms moeite met de fractiediscipline. Als opinieleidster zocht zij het debat met moslims, waarbij zij 'heilige huisjes' niet spaarde. Met name de film 'Submission' zorgde voor veel weerstand. Na de moord op Theo van Gogh, regisseur van de film, werd zij permanent bewaakt. In 2006 besloot zij zich in de VS te vestigen. Door een controverse rond haar nationaliteit werd dat vertrek bespoedigd. Werkt nu bij het American Enterprise Institute for Public Policy Research in Washington.
     
  • 30. 
    De Gouverneur-Generaal (ook wel landvoogd of 'onderkoning') was de hoogste Nederlandse gezagsdrager in Nederlands-Indië. Hij oefende het bestuur uit over deze kolonie (later overzees gebiedsdeel) als vertegenwoordiger van de Koning, die formeel het oppergzag had.
     
  • 31. 
    Het Reglement van Orde bevat regels over de gang van zaken in de Tweede Kamer. Wie mag wanneer spreken, hoe komt een besluit tot stand, wat zijn de taken van commissies, welke bevoegdheden heeft de voorzitter, aan welke regels moeten bezoekers zich houden: het is allemaal in dit reglement vastgelegd.