Artikel 54: Tijdpad, middelen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
-
1.Vóór het einde van de eerste etappe stelt de Raad met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de Vergadering, een algemeen programma op voor de opheffing van de binnen de Gemeenschap bestaande beperkingen van de vrijheid van vestiging. De Commissie legt dit voorstel in de loop van de eerste twee jaar van de eerste etappe aan de Raad voor.
Het programma stelt voor iedere soort van werkzaamheid de algemene voorwaarden vast voor de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en met name de etappes daarvan.
-
2.Ten einde het algemeen programma uit te voeren of, bij gebreke van dit programma, een etappe af te leggen bij de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging voor een bepaalde werkzaamheid, beslist de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de Vergadering, bij wege van richtlijnen, met eenparigheid van stemmen tot aan het einde van de eerste etappe en vervolgens met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
-
3.De Raad en de Commissie oefenen de taken uit welke hun door bovenstaande bepalingen worden toevertrouwd, met name
-
a)door in het algemeen bij voorrang die werkzaamheden te behandelen waarvoor de vrijheid van vestiging een bijzonder nuttige bijdrage levert ter ontwikkeling van de produktie en van het handelsverkeer,
-
b)door het verzekeren van een nauwe samenwerking tussen de bevoegde nationale bestuursinstellingen ten einde de bijzondere omstandigheden van de verschillende betrokken werkzaamheden binnen de Gemeenschap te leren kennen,
-
c)door het afschaffen van die bestuursrechtelijke procedures en handelwijzen, voortvloeiende hetzij uit de nationale wetgeving hetzij uit voordien tussen de Lid-Staten gesloten akkoorden waarvan de handhaving een beletsel zou vormen voor de vrijheid van vestiging,
-
d)door ervoor te waken dat de werknemers van een der Lid-Staten welke op het grondgebied van een andere Lid-Staat te werk zijn gesteld, op dit grondgebied kunnen verblijven om er anders dan in loondienst werk te verrichten, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden waaraan zij zouden moeten voldoen indien zij op het tijdstip waarop zij genoemde bezigheid willen opvatten, eerst in die Staat zouden zijn aangekomen,
-
e)door de verwerving en de exploitatie mogelijk te maken van op het grondgebied van een Lid-Staat gelegen grondbezit door een onderdaan van een andere Lid-Staat, voor zover de beginselen van artikel 39, lid 2 i, niet worden aangetast,
-
f)door de geleidelijke opheffing der beperkingen van de vrijheid van vestiging, in elke in behandeling genomen tak van werkzaamheid toe te passen enerzijds op de oprichtingsvoorwaarden op het grondgebied van een Lid-Staat van agentschappen, filialen of dochterondernemingen en anderzijds op de toelatingsvoorwaarden voor het personeel van de hoofdvestiging tot de organen van beheer of toezicht van deze agentschappen, filialen of dochterondernemingen,
-
g)door, voor zover nodig, de waarborgen te coordineren welke in de Lid-Staten worden verlangd van de rechtspersonen in de zin van de tweede alinea van artikel 58, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken,
-
h)door ervoor te zorgen dat de voorwaarden van vestiging niet worden vervalst als gevolg van steunmaatregelen van de Lid-Staten.
-
Artikelen 54 en 63
Zoals bijna overal elders in het Verdrag is ook hier in de ontwikkeling naar de volledige vrijheid een geleidelijkheid voorzien.
Gezien de veelheid en verscheidenheid van functies, dienstverleningen, ondernemingen, enz., is het uiteraard niet mogelijk bij voorbaat een automatisch verlopende ontwikkeling voor te schrijven. De organen van de Gemeenschap zullen ritme, modaliteiten en volgorde moeten vaststellen. Indien mogelijk moeten zij hiervoor een algemeen programma opstellen; een noodzakelijke voorwaarde is dit echter niet. De verplichtingen, aangegeven in de artikelen 52 i en 59 i, blijven volledig van kracht ook zonder algemeen programma, zoals ten overvloede nog eens duidelijk blijkt uit lid 2 van artikel 54 en lid 2 van artikel 63 i.
Wel is in het derde lid van artikel 54 nog een aantal problemen, verband houdende met de vrijheid van vestiging, opgesomd, die de organen der Gemeenschap moeten regelen bij het nemen van hun beslissingen. Deze opsomming is niet limitatief, doch stelt de belangrijkste vraagstukken aan de orde, die bij de geleidelijke vrijmaking moeten worden bezien en geregeld.
-
1.Vóór het einde van de eerste etappe stelt de Raad met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de Vergadering, een algemeen programma op voor de opheffing van de binnen de Gemeenschap bestaande beperkingen van de vrijheid van vestiging. De Commissie legt dit voorstel in de loop van de eerste twee jaar van de eerste etappe aan de Raad voor.
Het programma stelt voor iedere soort van werkzaamheid de algemene voorwaarden vast voor de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en met name de etappes daarvan.
-
2.Ten einde het algemeen programma uit te voeren of, bij gebreke van dit programma, een etappe af te leggen bij de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging voor een bepaalde werkzaamheid, beslist de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van de Vergadering, bij wege van richtlijnen, met eenparigheid van stemmen tot aan het einde van de eerste etappe en vervolgens met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
-
3.De Raad en de Commissie oefenen de taken uit welke hun door bovenstaande bepalingen worden toevertrouwd, met name
-
a)door in het algemeen bij voorrang die werkzaamheden te behandelen waarvoor de vrijheid van vestiging een bijzonder nuttige bijdrage levert ter ontwikkeling van de produktie en van het handelsverkeer,
-
b)door het verzekeren van een nauwe samenwerking tussen de bevoegde nationale bestuursinstellingen ten einde de bijzondere omstandigheden van de verschillende betrokken werkzaamheden binnen de Gemeenschap te leren kennen,
-
c)door het afschaffen van die bestuursrechtelijke procedures en handelwijzen, voortvloeiende hetzij uit de nationale wetgeving hetzij uit voordien tussen de Lid-Staten gesloten akkoorden waarvan de handhaving een beletsel zou vormen voor de vrijheid van vestiging,
-
d)door ervoor te waken dat de werknemers van een der Lid-Staten welke op het grondgebied van een andere Lid-Staat te werk zijn gesteld, op dit grondgebied kunnen verblijven om er anders dan in loondienst werk te verrichten, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden waaraan zij zouden moeten voldoen indien zij op het tijdstip waarop zij genoemde bezigheid willen opvatten, eerst in die Staat zouden zijn aangekomen,
-
e)door de verwerving en de exploitatie mogelijk te maken van op het grondgebied van een Lid-Staat gelegen grondbezit door een onderdaan van een andere Lid-Staat, voor zover de beginselen van artikel 39, lid 2 i, niet worden aangetast,
-
f)door de geleidelijke opheffing der beperkingen van de vrijheid van vestiging, in elke in behandeling genomen tak van werkzaamheid toe te passen enerzijds op de oprichtingsvoorwaarden op het grondgebied van een Lid-Staat van agentschappen, filialen of dochterondernemingen en anderzijds op de toelatingsvoorwaarden voor het personeel van de hoofdvestiging tot de organen van beheer of toezicht van deze agentschappen, filialen of dochterondernemingen,
-
g)door, voor zover nodig, de waarborgen te coordineren welke in de Lid-Staten worden verlangd van de rechtspersonen in de zin van de tweede alinea van artikel 58, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken,
-
h)door ervoor te zorgen dat de voorwaarden van vestiging niet worden vervalst als gevolg van steunmaatregelen van de Lid-Staten.
-
-
1.Teneinde de vrijheid van vestiging voor een bepaalde werkzaamheid te verwezenlijken, beslist de Raad volgens de procedure van artikel 251 i en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité bij wege van richtlijnen.
-
2.De Raad en de Commissie oefenen de taken uit welke hun door bovenstaande bepalingen worden toevertrouwd, met name:
-
a)door in het algemeen bij voorrang die werkzaamheden te behandelen waarvoor de vrijheid van vestiging een bijzonder nuttige bijdrage levert ter ontwikkeling van de productie en van het handelsverkeer;
-
b)door het verzekeren van een nauwe samenwerking tussen de bevoegde nationale bestuursinstellingen teneinde de bijzondere omstandigheden van de verschillende betrokken werkzaamheden binnen de Gemeenschap te leren kennen;
-
c)door het afschaffen van die bestuursrechtelijke procedures en handelwijzen, voortvloeiende hetzij uit de nationale wetgeving hetzij uit voordien tussen de lidstaten gesloten akkoorden waarvan de handhaving een beletsel zou vormen voor de vrijheid van vestiging;
-
d)door ervoor te waken dat de werknemers van een der lidstaten welke op het grondgebied van een andere lidstaat te werk zijn gesteld, op dit grondgebied kunnen verblijven om er anders dan in loondienst werk te verrichten, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden waaraan zij zouden moeten voldoen indien zij op het tijdstip waarop zij genoemde bezigheid willen opvatten, eerst in die staat zouden zijn aangekomen;
-
e)door de verwerving en de exploitatie mogelijk te maken van op het grondgebied van een lidstaat gelegen grondbezit door een onderdaan van een andere lidstaat, voorzover de beginselen van artikel 33, lid 2 i, niet worden aangetast;
-
f)door de geleidelijke opheffing der beperkingen van de vrijheid van vestiging in elke in behandeling genomen tak van werkzaamheid toe te passen enerzijds op de oprichtingsvoorwaarden op het grondgebied van een lidstaat van agentschappen, filialen of dochterondernemingen en anderzijds op de toelatingsvoorwaarden voor het personeel van de hoofdvestiging tot de organen van beheer of toezicht van deze agentschappen, filialen of dochterondernemingen;
-
g)door, voorzover nodig, de waarborgen te coördineren welke in de lidstaten worden verlangd van de rechtspersonen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 i, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken;
-
h)door ervoor te zorgen dat de voorwaarden van vestiging niet worden vervalst als gevolg van steunmaatregelen van de lidstaten.
-