Geen aanpassing wetgeving nodig

In sommige gevallen voldoet de Nederlandse wet- en regelgeving reeds aan de Europese maatregel. In het spraakgebruik wordt van een Europees besluit wel gezegd dat het 'niet behoeft te worden geïmplementeerd' wanneer het reeds in zijn geheel wordt gedekt door bestaande Nederlandse regelgeving. Bedoeld wordt dan, dat in het concrete geval geen nieuwe regelgeving nodig is.

In beginsel moeten alle richtlijnen1 die mede tot Nederland zijn gericht en alle verordeningen2 die mede in Nederland van toepassing zijn, worden geïmplementeerd. Daarnaast kunnen ook andere Europese besluiten, zoals beschikkingen3 en aanbevelingen4 leiden tot regelgeving. Op deze hoofdregel bestaan evenwel twee uitzonderingen:

  • 1. 
    het geval dat volledig met het feitelijk gevolg geven aan de verplichtingen van het Europese besluit kan worden volstaan
  • 2. 
    in geval van zgn. zuivere codificatie.

Inhoudsopgave

  1. Uitsluitend feitelijk handelen
  2. Zuivere codificatie

1.

Uitsluitend feitelijk handelen

Europese besluiten die uitsluitend verplichtingen voor de lidstaten bevatten die door middel van feitelijk handelen door een (of meer) Nederlandse minister(s) kunnen worden geëffectueerd, zonder dat daarbij wordt geraakt aan de rechtspositie van andere bestuursorganen, lagere overheden of particulieren, behoeven geen implementatie.

Europese besluiten die in hun geheel kunnen worden uitgevoerd door feitelijk handelen in bovengenoemde zin, zijn vrij uitzonderlijk. Daarentegen bevat nagenoeg elk Europees besluit wel een of meer bepalingen voor de uitvoering waarvan met dergelijk feitelijk handelen kan worden volstaan.

Voorbeeld 1

Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de informatiemaatschappij (PubEG L 204/37, zoals gewijzigd door Rl. 98/48/EG, PubEG L 217) bevat voor de lidstaten (voor Nederland: alle ministers) de verplichting om ontwerpen voor regelingen waarin zgn. technische specificaties zijn opgenomen ter voorafgaande toetsing aan de Commissie te zenden. Deze richtlijn heeft niet geleid tot Nederlandse formele of materiële wetgeving.

Voorbeeld 2

Krachtens artikel 284 EG-Verdrag kan de Commissie5 voor de vervulling van de haar opgedragen taken, binnen de grenzen en onder de voorwaarden door de Raad6 overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag vastgesteld, alle gegevens verzamelen en alle noodzakelijke verificaties verrichten. Op grond van deze bepaling zijn nogal wat richtlijnen tot stand gekomen die de organisatie van enquêtes door de lidstaten beogen waarvan de resultaten aan de Commissie dienen te worden medegedeeld, zoals richtlijn nr. 82/606/EEG betreffende de organisatie door de lidstaten van enquêtes naar de verdiensten van vaste arbeiders en seizoenarbeiders die werkzaam zijn in de landbouw (PbEG L 247). Ook deze richtlijn heeft niet geleid tot Nederlandse formele of materiële wetgeving.

Voorbeeld 3

Verordening (EEG) 3037/90 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de EG (PbEG L 293), waarin wordt geëist dat de lidstaten volgens een bepaald model verslag doen van economische activiteiten.

2.

Zuivere codificatie

Europese besluiten die een codificatie van eerdere besluiten bevatten, waarbij deze eerdere besluiten worden ingetrokken, zonder dat dit materiële veranderingen met zich meebrengt, behoeven ook geen implementatie. Het gaat dan om zgn. zuivere (constitutieve) codificatie.


  • 1. 
    Dit bindende besluit van de Europese Unie bevat doelstellingen waar alle lidstaten van de Europese Unie aan moeten voldoen. De lidstaten zijn verplicht de doelstellingen te verwezenlijken; de wijze waarop staat de lidstaten vrij. Lidstaten zijn verantwoordelijk voor de juiste en tijdige implementatie van richtlijnen.
     
  • 2. 
    Dit bindende besluit van de Europese Unie geldt rechtstreeks in alle lidstaten van de Europese Unie. Hierdoor hebben verordeningen dezelfde werking als een nationale wet. In geval van strijdigheid gaat de verordening echter boven nationaal recht. Daarmee is een verordening het meest verstrekkende wetgevingsinstrument van de Europese Unie.
     
  • 3. 
    Dit type bindend besluit van de Europese Unie, dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon niet meer wordt toegepast, bevatte regels voor individuele burgers, organisaties of lidstaten. Degenen voor wie de regels gelden, moesten afzonderlijk in de beschikking worden genoemd.
     
  • 4. 
    Aanbevelingen zijn niet-bindende besluiten waarmee de Europese Unie iets wil bereiken zonder dat zij verplichtingen oplegt. Aanbevelingen kunnen over beleid voor de hele Unie gaan of zijn gericht aan individuele lidstaten.
     
  • 5. 
    Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
     
  • 6. 
    In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.