Kabinet-De Jong (1967-1971)

Met dank overgenomen van Parlement.com.
Kabinet-De Jong - Staand v.l.n.r.: Schut, Udink, De Haseth, Roolvink, Veringa, Lardinois en Merckelbach (notulist). Zittend v.l.n.r.: Polak, Beernink, Witteveen, De Jong, Bakker, Klompe en De Block.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Schut, Udink, De Haseth, Roolvink, Veringa, Lardinois en Merckelbach (notulist). Zittend v.l.n.r.: Polak, Beernink, Witteveen, De Jong, Bakker, Klompe en De Block.

Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.

Ondanks de maatschappelijke onrust en toenemende politieke polarisatie wist het kabinet enkele hervormingen door te voeren, zoals democratisering van de universiteiten en herziening van de echtscheidingswetgeving. Bovendien zat het kabinet de gehele periode zonder tussentijdse crisis uit. Op 6 juli 1971 volgde het kabinet-Biesheuvel1 het kabinet-De Jong op.

Inhoudsopgave

  1. Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring
  2. Data en zittingsduur
  3. Samenstelling kabinet
  4. Wijziging in de samenstelling van het kabinet
  5. Zetelverdeling in parlement en kabinet
  6. Financieel-economisch beleid
  7. Wetgeving
  8. Overig beleid per departement
  9. Troonredes
  10. Einde van het kabinet

1.

Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring

Formatie

Bij de verkiezingen van 1967 raakten de confessionele drie partijen (KVP2, CHU3 en ARP4) voor het eerst hun meerderheid kwijt, onder andere door de opkomst van Boerenpartij5 en nieuwkomer D'666. Ook de PvdA7 leed een gevoelig verlies. Demissionair premier Zijlstra8 kreeg een informatieopdracht en stelde een beknopt programma op, vooral met financiële punten. Vervolgens zette de PvdA zichzelf buitenspel, waarna de weg naar een kabinet open lag voor de KVP, VVD9, ARP en CHU.

  • meer informatie

Regeerakkoord en regeringsverklaring

Het regeerakkoord10 was in concept geschreven door informateur en demissionair premier Zijlstra. Dit programma vormde de basis van de formatieonderhandelingen. Tijdens de regeringsverklaring op 18 april 1967 ging de nieuwe premier de Jong nader in op de plannen van het nieuwe kabinet.

 
Het wordt een zware tocht. Inflatie, het begrotingstekort en de werkgelegenheid zijn moeilijke punten. PvdA-leider Den Uyl kon ook voor grote problemen gaan zorgen. Gelukkig had premier De Jong ervaring als onderzeebootcommandant.
© tekenaar: Behrendt (Algemeen Handelsblad, 08-04-1967)
Het wordt een zware tocht. Inflatie, het begrotingstekort en de werkgelegenheid zijn moeilijke punten. PvdA-leider Den Uyl kon ook voor grote problemen gaan zorgen. Gelukkig had premier De Jong ervaring als onderzeebootcommandant. zichtbare personen: Mr. H.K.J. Beernink, P.J.S. de Jong, Mw. Dr. M.A.M. Klompé, Ir. P.J. Lardinois, Mr. J.M.A.H. Luns, B. Roolvink, Dr. H.J. Witteveen, Drs J.A. Bakker, Mr. L. de Block, Ir. W.F. Schut, W. den Toom, Dr. G.H. Veringa , Mr. C.H.F. Polak, Drs. B.J. Udink

In dit centrumrechtse11 kabinet werkten vier partijen samen: KVP2, ARP4, CHU3 en VVD9. Minister-president Piet de Jong12 was afkomstig uit de KVP. Het kabinet trad na de verkiezingen van 196713 aan als opvolger van het kabinet-Zijlstra14.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

5 april 1967

Beëdiging15 nieuwe bewindslieden, kabinet missionair

27 april 1971

1484

28 april 1971

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair16

5 juli 1971

69

 

Totale zittingsduur17 kabinet

 

1553

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
P.J.S. de Jong (KVP)

Viceminister-president
Drs. J.A. Bakker (ARP)
Dr. H.J. Witteveen (VVD)

Algemene Zaken
minister: P.J.S. de Jong (KVP)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
staatssecretaris: H.J. de Koster (VVD) (12 juni 1967 - 6 juli 1971)

minister voor Hulp aan ontwikkelingslanden
minister: Drs. B.J. Udink (CHU)

Justitie
minister: Mr. C.H.F. Polak (VVD)
staatssecretaris: Dr. K. Wiersma (VVD) (20 april 1970 - 6 juli 1971)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. H.K.J. Beernink (CHU)
staatssecretaris: Mr. Ch. van Veen (CHU) (10 mei 1967 - 6 juli 1971)

Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. G.H. Veringa (KVP)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (ARP)

Financiën
minister: Dr. H.J. Witteveen (VVD)
staatssecretaris: Dr. F.H.M. Grapperhaus (KVP) (10 mei 1967 - 6 juli 1971)

Defensie
minister: W. den Toom (VVD)
staatssecretaris: A. van Es (ARP)
staatssecretaris: J.C.E. Haex (CHU) (18 april 1967 - 6 juli 1971)
staatssecretaris: A.E.M. Duynstee (KVP) (28 april 1967 - 6 juli 1971)

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Ir. W.F. Schut (ARP)

Verkeer en Waterstaat
minister: Drs. J.A. Bakker (ARP)
staatssecretaris: M.J. Keyzer (VVD) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Economische Zaken
minister: Mr. L. de Block (KVP) (5 april 1967 - 7 januari 1970)
minister a.i.: P.J.S. de Jong (KVP) (7 januari 1970 - 14 januari 1970)
minister: Mr. R.J. Nelissen (KVP) (14 januari 1970 - 6 juli 1971)
staatssecretaris: Drs. L.J.M. van Son (KVP) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Landbouw en Visserij
minister: Ir. P.J. Lardinois (KVP)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: B. Roolvink (ARP)
staatssecretaris: Dr. R.J.H. Kruisinga (CHU) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (KVP)
staatssecretaris: Mr. H.J. van de Poel (KVP) (29 mei 1967 - 6 juli 1971)

'de West'
minister: Drs. J.A. Bakker (ARP)

4.

Wijziging in de samenstelling van het kabinet

Tijdens deze kabinetsperiode wijzigde de samenstelling van het kabinet slechts één maal.

  • - 
    De Block werd opgevolgd door Nelissen als minister van Economische Zaken

    De enige minister die aftrad, was De Block van Economische Zaken. Formele reden was dat hij vond dat het kabinet krachtiger moest optreden tegen de stijging van lonen in de metaalsector. De overige ministers volgden hem daarin niet.

    Informeel speelde mee dat hij veel gezag had verspeeld. Na de invoering van de btw per 1 januari 1969 had hij namelijk lang geaarzeld om op te treden tegen de prijsstijgingen die daarvan het gevolg waren. Dat was hem op forse kritiek komen te staan. Het KVP-Tweede Kamerlid Nelissen volgde De Block op.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

De vier regeringspartijen beschikten samen over een comfortabele meerderheid in zowel Tweede als de Eerste Kamer. Bij de Eerste Kamerverkiezingen van 1969 en 1971 bleef deze meerderheid behouden.

Er vond één afsplitsing van een regeringspartij plaats. Op 27 februari 1968 splitste de Groep-Aarden18 zich af van de KVP-fractie in de Tweede Kamer. De Kamerleden Annie Kessel19, Paul Janssen20 en Jacques Aarden21 besloten hiertoe na onenigheid over de politieke grondslag van de KVP.

 
 

KVP

VVD

ARP

CHU

totaal

Kabinet: ministers / (staatsecretarissen)

6/(4)

3/(2)*

3/(2)

2/(3)

14/(11)*

Tweede Kamer op 5 april 1967

42

17

15

12

86 (57,3%)

Eerste Kamer tot 16 september 1969

25

8

7

7

47 (62,7%)

Eerste Kamer van 16 september 1969 tot 11 mei 1971

24

8

7

8

47 (62,7%)

Eerste Kamer vanaf 11 mei 1971

22

8

7

7

44 (58,7%)

  • * 
    de VVD kreeg in 1970 een derde staatssecretaris

6.

Financieel-economisch beleid

Het kabinet-De Jong profiteerde van de hoogste naoorlogse economische groei, zoals gemeten sinds het begin van de jaren '50. Oplopende inflatie en een loon-prijsspiraal vormden de belangrijkste problemen waarmee het kabinet zich geconfronteerd zag.

  • meer informatie

7.

Wetgeving

  • Overzicht belangrijkste wetgeving kabinet-De Jong (1967-1971)22

8.

Overig beleid per departement

Algemene Zaken23

  • - 
    Staatscommissie Cals/Donner

    Het kabinet stelde de Staatscommissie (Cals/Donner)24 in, die verbetering van het parlementaire stelsel moest onderzoeken. Tot voorstellen voor ingrijpende veranderingen, zoals invoering van een districtenstelsel of een gekozen minister-president kwam het echter niet.

  • - 
    Overheidsvoorlichting en wekelijkse persconferentie

    In het kader van de toenemende vraag naar grotere openbaarheid werd in 1968 een commissie ingesteld over overheidsvoorlichting. Minister-president De Jong besloot na de wekelijkse ministerraad een persconferentie te geven.

Buitenlandse Zaken25

  • - 
    Tsjechoslowakije

    Op het gebied van het buitenlands beleid speelden onder meer de gevolgen van de het ingrijpen door de Sovjet-Unie en enkele landen van het Warschaupact in Tsjechoslowakije in het voorjaar van 1968 - de zogenaamde 'Praagse lente'. Naar aanleiding hiervan besloot het kabinet tot verhoging van de defensie-uitgaven met f 225 miljoen.

  • - 
    Verbetering relatie met Indonesië

    De verbeterde relatie met Indonesië werd in 1970 bezegeld met een staatsbezoek van president Soeharto. Dit bezoek werd echter overschaduwd door een bezetting door Zuid-Molukse jongeren van de ambassade van Indonesië in Den Haag, waarbij een politieagent om het leven kwam.

Justitie26

  • - 
    Familie-, huwelijks- en zedelijkheidsbeleid

    Het kabinet bracht wetten tot stand op het gebied van familie-, huwelijks- en zedelijkheidsgebied, zoals een nieuwe echtscheidingswet, een wet tot legalisering van de verkoop van voorbehoedsmiddelen en een wet die zorgt voor grotere gelijkheid van homoseksuelen.

Binnenlandse Zaken27

  • - 
    Bestuurscrisis Amsterdam

    De commissie-Enschedé oordeelde in december 1966 dat de Amsterdamse burgemeester Van Hall zijn gezag had verspeeld vanwege zijn gebrekkige optreden tegen de onlusten eerder dat jaar - in het bijzonder de 'Telegraafrellen' van 13 en 14 juni. De bestuurscrisis in Amsterdam werd opgelost door het ontslag van burgemeester Van Hall28 en de benoeming van oud-minister Samkalden29 als opvolger.

Onderwijs en Wetenschappen30

  • - 
    Bezetting Maagdenhuis

    In 1969 werd het bestuurscentrum van de Universiteit van Amsterdam, het Maagdenhuis, bezet door studenten.

Financiën31

  • - 
    Invoering btw

    Per 1 januari 1969 werd in Nederland de Belasting Toegevoegde Waarde, oftewel de btw ingevoerd.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening32

  • - 
    Groeigemeenten en stadsvernieuwing

    Als uitwerking van de Tweede nota ruimtelijke ordening worden groeigemeenten, zoals Zoetermeer, Nieuwegein en Amstelveen verder ontwikkeld. Krotopruiming en stadsvernieuwing krijgen meer aandacht. In 1971 wordt de huurliberalisatie verder uitgebreid. Ook besloot het kabinet tot aanleg van diverse nieuwe wegen.

  • - 
    Milieumaatregelen

    Op milieugebied komen enkele wetten tot stand. Zo komt er een Wet verontreiniging oppervlaktewateren en een Wet op de luchtverontreiniging.

Economische Zaken33

  • - 
    Stimuleringsbeleid

    In sommige sectoren, met name de scheepsbouw (Verolme) en de textielindustrie, ontstonden problemen die tot massaontslagen leidden. Het kabinet probeerde via specifieke maatregelen economisch zwakkere regio's, zoals Zuid-Limburg en Noord-Nederland, te stimuleren. Hierbij werd onder meer voorgesteld rijksdiensten te verplaatsen van het westen naar andere delen van het land.

Sociale Zaken en Volksgezondheid34

  • - 
    Loonpauze

    Een in 1970 door het kabinet ingestelde loonpauze leidde tot felle protestacties en stakingen. De loonmaatregel richtte zich tegen een door vakbonden en werkgevers afgesproken loonsverhoging van f 400. Het kabinet moest de maatregel na de protesten deels intrekken.

  • - 
    Invoering minimumloon

    Een wet regelde in 1968 dat er een minimumloon kwam, eerst vanaf 25 jaar, en vanaf 1970 vanaf 23 jaar.

9.

Troonredes

In de vier troonredes van het kabinet-De Jong kregen de internationale situatie en de stand van economie en rijksbegroting veel aandacht.

  • 19 september 1967
  • 18 september 1968
  • 16 september 1969
  • 15 september 1970

10.

Einde van het kabinet

Het kabinet zat zijn volledige termijn uit en werd demissionair op 28 april 1971, de dag van de verkiezingen35. Op 6 juli 1971 volgde het kabinet-Biesheuvel1 het kabinet-De Jong op.

 

Meer over

  • Kabinetten 1966-1982 / Tijdvak 'Polarisatie'36
  • Kabinetten 1945-heden
 

  • 1. 
    Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
     
  • 2. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 3. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 4. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 5. 
    De Boerenpartij was een conservatief-liberale belangen- en protestpartij. De partij werd opgericht in 1958 als voortzetting van de 'Vrije Boeren', een organisatie die zich tegen overheidsregulering van de landbouw via publiekrechtelijke organisaties verzette. In 1981 werd de partij hernoemd tot Rechtse Volkspartij (RVP), die na 1982 echter in de vergetelheid raakte.
     
  • 6. 
    Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
     
  • 7. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 8. 
    Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
     
  • 9. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 10. 
    Het regeerakkoord van 1967 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, CHU, ARP en VVD, en vormde de basis voor het kabinet-De Jong. Centraal stond het beheersen van de overheidsfinanciën.
     
  • 11. 
    Om een indeling van de politieke partijen in Nederland te maken worden meestal de termen 'links' en 'rechts' gehanteerd. Als aanvulling op (en in mindere mate alternatief voor) deze indeling worden de termen 'progressief' en 'conservatief' vaak gebruikt. De gronden waarop die indeling wordt gemaakt en dus ook de indeling zelf staan echter vaak ter discussie.
     
  • 12. 
    Katholieke onderzeebootcommandant die in de woelige jaren zestig op kordate wijze een kabinet leidde. Werd na staatssecretaris van Marine te zijn geweest (1959-1963) en na het ministerschap van Defensie (1963-1967) vrij verrassend premier, omdat een formatiepoging van Biesheuvel was mislukt. Goede, pragmatisch ingestelde bewindspersoon en teamleider. Beschikte over een typische, droge humor en relativeringsvermogen ('wij passen slechts op de winkel') en werd mede daardoor populair. Hoewel hij regeerde in een roerige tijd, was het door hem geleide kabinet het eerste naoorlogse kabinet dat zonder crisis de vier jaar volmaakte. Ondanks zijn populariteit wees de KVP hem in 1971 niet aan als lijsttrekker. Was daarna drie jaar Eerste Kamerlid en fractievoorzitter in de Senaat.
     
  • 13. 
    Op 15 februari 1967 waren er vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Deze waren nodig na de val van het kabinet Cals. Het gevolg was een spectaculaire winst voor nieuwkomer D'66 en groei voor de Boerenpartij. De KVP bleef de grootste partij, ondanks een fors zetelverlies. Het waren de eerste verkiezingen na verlaging van de leeftijdsgrens van het actieve kiesrecht tot 21 jaar. De leeftijd om te kunnen worden gekozen, ging naar 25 jaar.
     
  • 14. 
    Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
     
  • 15. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
     
  • 16. 
    Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
     
  • 17. 
    De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
     
  • 18. 
    Vanwege onenigheid over de politieke grondslag van de Katholieke Volkspartij (KVP) ontstond er op 27 februari 1968 een splitsing in de KVP-Tweede Kamerfractie. Annie Kessel, Paul Janssen, Jacques Aarden en vormden een nieuwe fractie (groep-Aarden). Harry van Doorn nam ontslag als Kamerlid, waardoor zijn zetel behouden bleef voor de KVP.
     
  • 19. 
    Progressief en sociaal bewogen katholiek Tweede Kamerlid, dat in 1968 uit de KVP stapte en lid werd van de Groep-Aarden (later PPR). Door haar talrijke nevenfuncties sterk verbonden met het katholieke leven in Noord-Brabant. Was ruim twintig jaar leidster van de met de Katholieke vabond verbonden Katholieke Arbeiders Vrouwenbeweging in het bisdom Breda. Behoorde in 1966 tot de vier KVP'ers die in de Nacht van Schmelzer tegen de motie-Schmelzer stemden.
     
  • 20. 
    Brabantse econoom, afkomstig uit de Katholieke bouwarbeidersbond, die in 1967 Tweede Kamerlid werd voor de KVP. Een jaar later scheidde hij zich af en vormde met Aarden en Kessel de groep-Aarden. Medeoprichter van de PPR. Kwam in 1968 met Aarden met een voorstel voor een enquête naar de economische macht. Na de verkiezingsnederlaag in 1971 trok hij zich terug uit de PPR, maar in 1972 werd hij opnieuw Tweede Kamerlid, ditmaal voor de PvdA. Woordvoerder volkshuisvesting en economische zaken. Werkte na 1976 bij de Nederlandse Herstructueringsmaatschappij (Nehem).
     
  • 21. 
    KVP-dissident die in 1968 medeoprichter was van de PPR. Was jarenlang secretaris van het Centrum voor Staatkundige Vorming, het wetenschappelijk bureau van de KVP en werd in 1962 Tweede Kamerlid. Gedegen woordvoerder op het gebied van binnenlandse zaken. Afwezig in de Nacht van Schmelzer vanwege ziekte, zodat hij niet tegen de motie-Schmelzer kon stemmen. Weigerde in 1967 staatssecretaris te worden onder Klompé en stapte in 1968 met Janssen en Kessel uit de KVP-fractie uit onvrede over het beleid van het kabinet-De Jong. In 1971 eerste lijsttrekker van de PPR. Nadat gezondheidsproblemen tot een gedwongen vertrek uit de Tweede Kamer hadden geleid, werd hij staatsraad. Minzame, progressieve katholiek.
     
  • 22. 
    1967
    - De Mammoetwet (Wet op het voortgezet onderwijs) wordt ingevoerd.
     
  • 23. 
    Het ministerie van Algemene Zaken (AZ) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid, voor zover dit niet is opgedragen aan één van de andere ministeries. De minister-president, Dick Schoof, draagt de verantwoordelijkheid voor het ministerie van AZ en is ook minister van Algemene Zaken. In zijn taken wordt hij bijgestaan door het Kabinet Minister-President (KMP).
     
  • 24. 
    De staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) moest advies uitbrengen over een algehele herziening van de Grondwet en over daarmee in verband staande wijzigingen van de Kieswet. De commissie werd op 26 augustus 1967 ingesteld door het kabinet-De Jong en bracht op 29 maart 1971 haar eindrapport uit.
     
  • 25. 
    Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
     
  • 26. 
    Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
     
  • 27. 
    Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
     
  • 28. 
    PvdA-magistraat en senator uit een voorname Amsterdamse bankiersfamilie. Speelde in de oorlog met zijn broer Walraven een belangrijke rol bij de financiering van het verzet. Volgde in 1957 de populaire d'Ailly op als burgemeester van Amsterdam. Maakte zich onder meer sterk voor toevoeging van het Bijlmermeergebied aan Amsterdam. Wist in de roerige jaren zestig niet goed om te gaan met de gezagsproblemen die ontstonden door het optreden van Provo. Na het rumoer rond het huwelijk van prinses Beatrix en de bouwvakkersrellen in 1966 werd hij begin 1967 eervol ontslagen. Gold als een regent-oude-stijl met hart voor de stad, die tamelijk afstandelijk optrad. In de Eerste Kamer woordvoerder financiën van zijn fractie.
     
  • 29. 
    Vooraanstaande PvdA-jurist en bestuurder. Was ambtenaar in Nederlands-Indië en hoogleraar agrarisch recht in Wageningen. Twee keer betrekkelijk kort minister van Justitie: in het vierde kabinet-Drees en in het kabinet-Cals. Kon daardoor wel wetgeving voorbereiden, maar minder tot stand brengen. Korte tijd invloedrijk lid van de PvdA-Tweede Kamerfractie en daarna senator. Na zijn laatste ministerschap werd hij burgemeester van Amsterdam, in welke functie hij te maken kreeg met allerlei openbare-ordeproblemen (o.a. rond de metro-aanleg) en met spanningen in het college van B&W. Krachtig en bekwaam bestuurder met enorme werkkracht, die bekendstond als een scherpzinnig jurist.
     
  • 30. 
    Dit ministerie draagt de zorg voor het scheppen van een wettelijk kader voor het onderwijs, voor het uitvoeren van onderwijswetten en het verstrekken van financiële middelen daarvoor. Daarnaast heeft het ministerie de zorg voor de bevordering van wetenschappelijk onderwijs en wetenschapsbeleid en voor het cultuur- en mediabeleid. 'OCW' is sinds 2012 ook verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid en sinds 2017 voor het 'groen onderwijs'.
     
  • 31. 
    Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
     
  • 32. 
    Dit ministerie was belast met de zorg voor de volkshuisvesting en de stadsvernieuwing, de verbetering van de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving (milieu) en de ruimtelijke inrichting. In de periode 2007-2010 hield een projectminister zich bezig met wonen, wijken en integratie.
     
  • 33. 
    Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
     
  • 34. 
    Sociale Zaken en Volksgezondheiid was sinds 1951 de naam van het in 1933 ingestelde ministerie van Sociale Zaken. Het ministerie had de zorg voor de sociale zekerheid, sociale bijstand, arbeidsverhoudingen, arbeidsbescherming, arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid, arbeidsvoorziening, emigratie en de volksgezondheid. In 1971 ging Volksgezondheid over naar een nieuw ministerie en werd de naam opnieuw Sociale Zaken.
     
  • 35. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1971 waren op 28 april. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Kamer, maar tevens waren het grondwetsverkiezingen. Grootste partij werd de PvdA, grote nieuwkomer was DS'70 (nieuw met acht zetels). De zittende coalitie haar meerderheid verloor haar meerderheid; alle vier regeringspartijen verloren. Winst was er behalve voor DS'70 en de PvdA ook voor D'66. De nieuwe NMP kreeg twee zetels. Bij deze verkiezingen was voor het eerst de opkomstplicht afgeschaft.
     
  • 36. 
    Deze periode wordt gekenmerkt door een scherpe tegenstelling tussen partijen. Met name de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) vinden eind jaren zestig dat kiezers een duidelijker keuze moeten kunnen maken. Zij benadrukken daarom de verschillen met andere partijen, bepleiten directe verkiezing van de minister-president en stellen voorwaarden aan regeringsdeelname.