Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC)
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) werd in 1957 door het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap1 opgericht als raadgevend orgaan om de belangen van de verschillende economische en maatschappelijke organisaties in de Europese Unie te vertegenwoordigen. Het EESC wordt voorgezeten door Christa Schweng.
Het EESC adviseert de drie grote EU-instellingen: het Europees Parlement2, de Raad van de Europese Unie3 en de Europese Commissie4. Het EESC wordt geraadpleegd voor de goedkeuring van een groot aantal besluiten over bijvoorbeeld de interne markt, het onderwijs, consumentenbescherming, het milieu, regionale ontwikkeling en sociale vraagstukken. Het EESC kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen.
Inhoudsopgave
Stad |
Brussel |
---|---|
Land |
België |
Grondslag |
Artikel 301-304 VwEU |
Opgericht |
1957 |
Aard organisatie |
Orgaan van de Europese Unie |
Advies van het EESC kan drie uitgangsposities hebben:
-
-voor bepaalde onderwerpen is het voor de EU-instellingen verplicht om het EESC te raadplegen
-
-voor andere onderwerpen mag het EESC wel geraadpleegd worden, ook al is het in die gevallen geen verplichting
-
-het EESC mag ook op eigen initiatief advies uitbrengen
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam5 (mei 1999) moet het EESC over een groter aantal onderwerpen worden geraadpleegd (nieuw werkgelegenheidsbeleid, nieuwe bepalingen op sociaal gebied, volksgezondheid en gelijke kansen), en kan het ook door het Europees Parlement2 worden geraadpleegd.
Per jaar geeft het EESC ongeveer 170 adviezen over uiteenlopende onderwerpen die te maken hebben met de Europese integratie.
Naast adviseren heeft het Comité nog twee andere taken:
-
-het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de Europese integratie
-
-het bijdragen aan de ontwikkeling van maatschappelijke en democratische instellingen in ontwikkelingslanden
Groepen
De 350 leden zijn onderverdeeld in drie groepen: Werkgevers, Werknemers en Diverse Werkzaamheden. Het Comité vergadert in voltallige vergadering en stelt met een gewone meerderheid zijn adviezen vast. Deze worden naar de instellingen gestuurd en gepubliceerd in het Publicatieblad.
-
1.groep I (werkgevers) bevat leden uit de industrie, het midden- en kleinbedrijf, kamers van koophandel, groot- en detailhandel, bank- en verzekeringswezen, vervoer en landbouw
-
2.groep II (werknemers) bestaat uit afgevaardigden van nationale vakbondsorganisaties
-
3.groep III (diverse werkzaamheden) verenigt belangenorganisaties, onder meer op het gebied van landbouw, milieu, consumentenbescherming, wetenschap, onderwijs, organisaties van vrouwen, gehandicapten en andere niet-gouvernementele organisaties
De samenstelling van de groepen mag in iedere zittingsperiode worden veranderd. De lopende periode met nieuwe EESC-leden is gestart in september 2020. De leden worden benoemd door de Raad van de Europese Unie3. De lidstaten dragen ze voor op voorstel van organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
In het Verdrag van Nice6 is de kwalificatie van de leden van het EESC nader omschreven: het Comité bestaat uit "vertegenwoordigers van de verschillende economische en sociale componenten van de maatschappelijke organisaties en groeperingen".
Afdelingen
Het Comité bestaat uit zes afdelingen, die de adviezen aan de Raad, de Commissie en het Parlement voorbereiden. De afdelingen organiseren hiertoe studiegroepen en nodigen deskundigen uit die verantwoordelijk zijn voor de belangrijkste terreinen waarop de verdragen betrekking hebben:
-
1.Economische en Monetaire Unie, sociale en economische samenhang
-
2.Interne markt, productie en consumptie
-
3.Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij
-
4.Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap
-
5.Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu
-
6.Buitenlandse betrekkingen
Voorzitter, bureau en interne organisatie
De leden kiezen een voorzitter en een vicevoorzitter voor een ambtsperiode van tweeënhalf jaar. De voorzitter vertegenwoordigt het Comité naar buiten toe en hij of zij wijst aan elke afdeling een bureau toe dat de werkzaamheden moet coördineren met de voorzitter van de afdeling.
De leden blijven in het algemeen hun beroep in eigen land uitoefenen en komen voor hun EESC-werk naar Brussel. Voor de werkzaamheden voor het EESC worden de leden niet betaald; ze krijgen alleen onkostenvergoedingen.
Het Economisch en Sociaal Comité wordt ondersteund door een ambtelijk apparaat waar 700 mensen werken.
Omdat de leden van het Comité beroepsmatige activiteiten uitvoeren in hun land van herkomst, vormen ze vooral een schakel met de nationale organisaties waaruit ze afkomstig zijn en komen ze meestal alleen maar naar Brussel toe voor werkvergaderingen.
De leden van het Economisch en Sociaal Comité (350 leden) zijn volledig onafhankelijk van nationale regeringen of overheden. De zetels zijn verdeeld op basis van het aantal inwoners van de lidstaten. De zetelverdeling is als volgt:
-
-24 leden voor Duitsland, Frankrijk en Italië
-
-21 voor Spanje en Polen
-
-15 voor Roemenië
-
-12 voor Oostenrijk, België, Griekenland, Nederland, Portugal, Zweden, Tsjechië, Hongarije en Bulgarije
-
-9 voor Denemarken, Finland, Ierland, Kroatië, Litouwen en Slowakije
-
-7 voor Letland en Slovenië
-
-6 voor Estland
-
-5 voor Malta, Cyprus en Luxemburg
Nederland wordt in het Economisch en Sociaal Comité vertegenwoordigd door:
Werkgevers (groep I)
-
-MKB Nederland
-
-VNO-NCW (2 leden)
-
-Onbekend
Vakbonden (groep II)
-
-Federatie Nederlandse Vakbeweging (3 leden)
-
-Vakcentrale voor Professionals
-
-Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland
Diverse Werkzaamheden (groep III)
-
-Consumenten
-
-Landbouw
-
-Natuur/milieu
Het Europees Parlement vindt haar basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)7 en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU)1.
-
-Algemene positie: VEU titel III art. 138
-
-Reikwijdte adviesplicht: zesde deel VwEU titel I hoofdstuk 3 tweede afdeling art. 30412
- 1.Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is een gewijzigde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG). De gewijzigde versie is in 2009 van kracht geworden. In het VwEU staat wat de bevoegdheden zijn van de Europese Unie, en op welke manier de Europese Unie die bevoegdheden kan uitoefenen. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de Europese Unie de basis van de Europese Unie.
- 2.Het Europees Parlement (EP) vertegenwoordigt ruim 450 miljoen Europeanen en bestaat momenteel uit 720 afgevaardigden (inclusief voorzitter). Nederland heeft 31 zetels in het Europees Parlement. Het Europees Parlement wordt geacht een stem te geven aan de volkeren van de 27 landen die aan de Unie deelnemen, en vooral te letten op het belang van de Unie in zijn geheel.
- 3.In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevings- en begrotingstaak uit.
- 4.Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
- 5.Dit Europese verdrag, waarover de Europese Raad het in juni 1997 eens werd na twee jaar onderhandelen, maakte de weg vrij voor de start van het uitbreidingsproces van de Europese Unie.
- 6.Dit Europese verdrag heeft institutionele hervormingen mogelijk gemaakt die met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie met de tien landen in het oosten en zuiden van Europa noodzakelijk waren. Het Verdrag van Nice is op 1 februari 2003 in werking getreden.
- 7.In dit verdrag staan de waarden waar de Europese Unie en alle lidstaten zich aan moeten houden, en de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de basis van de Europese Unie.
- 8.1. De Unie beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren.
- 9.Het aantal leden van het Comité bedraagt niet meer dan 350.
- 10.1. De leden van het Comité worden voor vijf jaar benoemd. De Raad stelt de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst van leden vast. De leden van het Comité zijn herbenoembaar.
- 11.Het Comité kiest, voor een periode van tweeënhalf jaar, uit zijn midden zijn voorzitter en zijn bureau.
- 12.Het Comité wordt door het Europees Parlement, de Raad of door de Commissie geraadpleegd in de gevallen voorzien in de Verdragen. Het kan door deze instellingen worden geraadpleegd in alle gevallen waarin zij het wenselijk oordelen. Het Comité kan, in de gevallen waarin het dit wenselijk acht, het initiatief nemen om een advies uit te brengen.