Artikel 79: Harmonisatie vrachtprijzen en vervoervoorwaarden - Main contents
-
1.Uiterlijk vóór het einde van de tweede etappe dienen in het verkeer binnen de Gemeenschap de discriminaties te zijn opgeheven welke daarin bestaan, dat een vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden voor gelijke goederen toepast naar gelang van het land van herkomst of bestemming van de vervoerde waren.
-
2.Lid 1 sluit niet uit dat krachtens artikel 75, lid 1 i, andere maatregelen door de Raad kunnen worden genomen.
-
3.De Raad stelt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, bepalingen vast ten einde de uitvoering van lid 1 te waarborgen.
De Raad kan met name de bepalingen vaststellen welke noodzakelijk zijn om de instellingen van de Gemeenschap in staat te stellen te waken voor de naleving van het in lid 1 vermelde voorschrift en ten einde te verzekeren dat de gebruikers hiervan volledig voordeel trekken.
-
4.De Commissie onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een Lid-Staat de in lid 1 bedoelde gevallen van discriminatie en neemt, na raadpleging van elke belanghebbende Lid-Staat, in het kader van de overeenkomstig lid 3 getroffen regeling, de noodzakelijke beschikkingen.
De invloed, die de vervoerkosten op het concurrentiepatroon in het goederenverkeer kunnen hebben, heeft geleid tot opneming van de artikelen 79, 80 en 81.
Artikel 79 vormt het eerste van een drietal artikelen, opgenomen als eerder vermeld in verband met de invloed van de vervoertarieven op de concurrentieverhoudingen op de goederenmarkt. Het behandelt het verbod van discriminaties in vervoervoorwaarden en prijzen.
De definitie van het discriminatiebegrip, welke in de eerste paragraaf is neergelegd, vormt wel het meest omstreden onderdeel van het gehele hoofdstuk. Op aandringen van Nederland is bereikt, dat de toepassing van het non-discriminatiebeginsel thans beperkt is tot de afzonderlijke ondernemer en niet voor een vervoertak in zijn geheel geldt. Uit de toepassing van dit beginsel kan derhalve niet zonder meer een verplichting tot uniforme tarifering voor een gehele vervoertak, tot tarieffixatie van overheidswege of tot voorafgaande publikatie der vrachtprijzen worden afgeleid.
Beslissingen over deze punten kunnen door de Raad van Ministers in het kader van de gemeenschappelijke regelingen, genoemd in artikel 75 i, worden genomen. Het is niet uitgesloten, dat bij de opstelling, binnen twee jaar na het in werking treden van het Verdrag, van een reglementering, welke de uitvoering van het non-discriminatile beginsel zal moeten verzekeren, de verplichte tariefpublikatie ter sprake zal komen.
De Raad van Ministers beslist in dit laatste geval vanaf het begin met gekwalificeerde meerderheid, nadat de voorstellen ter zake van de Europese Commissie aan het Sociaal-Economisch Comité om advies zijn voorgelegd. De toepassing van het uitvoeringsreglement is in handen van de Europese Commissie, die directe beslissngbevoegdheid ten aanzien van concrete discriminatiegevallen heeft.
-
1.Uiterlijk vóór het einde van de tweede etappe dienen in het verkeer binnen de Gemeenschap de discriminaties te zijn opgeheven welke daarin bestaan, dat een vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden voor gelijke goederen toepast naar gelang van het land van herkomst of bestemming van de vervoerde waren.
-
2.Lid 1 sluit niet uit dat krachtens artikel 75, lid 1 i, andere maatregelen door de Raad kunnen worden genomen.
-
3.De Raad stelt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, bepalingen vast ten einde de uitvoering van lid 1 te waarborgen.
De Raad kan met name de bepalingen vaststellen welke noodzakelijk zijn om de instellingen van de Gemeenschap in staat te stellen te waken voor de naleving van het in lid 1 vermelde voorschrift en ten einde te verzekeren dat de gebruikers hiervan volledig voordeel trekken.
-
4.De Commissie onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een Lid-Staat de in lid 1 bedoelde gevallen van discriminatie en neemt, na raadpleging van elke belanghebbende Lid-Staat, in het kader van de overeenkomstig lid 3 getroffen regeling, de noodzakelijke beschikkingen.
-
1.In het verkeer binnen de Gemeenschap dienen de discriminaties te worden opgeheven welke daarin bestaan, dat een vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden voor gelijke goederen toepast naar gelang van het land van herkomst of bestemming van de vervoerde waren.
-
2.Lid 1 sluit niet uit dat krachtens artikel 71, lid 1 i, andere maatregelen door de Raad kunnen worden genomen.
-
3.De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, bepalingen vast teneinde de uitvoering van lid 1 te waarborgen.
De Raad kan met name de bepalingen vaststellen welke noodzakelijk zijn om de instellingen van de Gemeenschap in staat te stellen te waken voor de naleving van het in lid 1 vermelde voorschrift en teneinde te verzekeren dat de gebruikers hiervan volledig voordeel trekken.
-
4.De Commissie onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gevallen van discriminatie en neemt, na raadpleging van elke belanghebbende lidstaat, in het kader van de overeenkomstig lid 3 getroffen regeling, de noodzakelijke beschikkingen.