Artikel III-306: Diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten - Main contents
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties werken samen om te verzekeren dat de krachtens dit hoofdstuk vastgestelde Europese besluiten die standpunten en optredens van de Unie bepalen, in acht worden genomen en worden uitgevoerd.
Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van het recht op bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen als bedoeld in de artikelen I-10, lid 2, onder c) i, alsmede van de overeenkomstig artikel III-127 i vastgestelde maatregelen.
Artikel III-306 ziet toe op de samenwerking en coördinatie tussen de diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de Unie in derde landen. Het artikel is vergelijkbaar met artikel 20 van het EU-Verdrag i.
Ook de bepaling inzake de bescherming van Europese burgers op het grondgebied van derde landen, die oorspronkelijk in artikel 20 van het EG-Verdrag was opgenomen, staat in dit artikel. Ook wordt in deze bepaling herinnerd aan de rol van deze missies bij de uitvoering van maatregelen inzake de bescherming van Europese burgers op het grondgebied van derde landen.
Teneinde voortdurend in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen op het gebied van het GBVB is bij het EU-Verdrag een Politiek en Veiligheidscomité opgericht, dat wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EMBZ krachtens artikel 2 van de Verklaring bij artikel I-23 zesde lid betreffende het besluit van de Europese Raad inzake de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad (Verklaring 4).
De regeling uit artikel 25 van het EU-Verdrag is vrijwel identiek overgenomen in artikel III-307 i. Zo blijft het comité belast met het volgen van de internationale ontwikkelingen op het gebied van het GBVB en is het onder verantwoordelijkheid van de Raad en thans ook de EMBZ belast met de politieke controle en de strategische leiding van crisisbeheersingsoperaties. Het comité kan voor het doel en de duur van een operatie door de Raad gemachtigd worden de daartoe noodzakelijke passen interde maatregelen te nemen.
De Gemeenschap heeft het recht tot het accrediteren en aannemen van diplomatieke vertegenwoordigers, voorzover dit nodig is ter vervulling van haar algemene taak en binnen de grenzen van haar bevoegdheid.
-
1.De Commissie kan, met toestemming van de Raad van de Unie, in derde landen en bij internationale organisaties vertegenwoordigingen vestigen.
-
2.Deze zijn belast met de vertegenwoordiging van de Unie bij alle aangelegenheden die vallen onder het gemeenschappelijk optreden. Zij kunnen tevens, in samenwerking met de diplomatieke vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Europese Raad bekleedt, de diplomatieke activiteiten van de Lid-Staten coördineren op de gebieden die onder de samenwerking vallen.
-
3.In derde landen en bij internationale organisaties waar de Unie geen vertegenwoordiging heeft, wordt zij vertegenwoordigd door de diplomatieke vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Europese Raad bekleedt of bij gebreke daarvan door de diplomatieke vertegenwoordiger van een der andere Lid-Staten.
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties voeren onderling overleg om te verzekeren dat de door de Raad genomen besluiten inzake standpunten en optredens van de Unie in acht worden genomen en ten uitvoer worden uitgelegd. Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van de bepalingen van artikel 7, lid 2 i, van deel I van de Grondwet betreffende de bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen. De lidstaten stellen onderling de nodige regels vast en beginnen de internationale onderhandelingen die met het oog op deze bescherming vereist zijn.
In de eerste alinea is de formulering van artikel 20 VEU in enigszins gewijzigde vorm overgenomen: "De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties voeren onderling overleg om te verzekeren dat de door de Raad vastgestelde gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke optredens in acht worden genomen en ten uitvoer worden uitgelegd.
Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen, gezamenlijk evaluaties te verrichten en bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van het bepaalde in artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap."
De in de tekst aangebrachte wijzigingen zijn de volgende: a) "de delegaties van de Commissie" is vervangen door "de delegaties van de Unie", en b) de benaming van de instrumenten is gewijzigd.
In de tweede alinea wordt verwezen naar artikel 7, lid 2 i, van de Grondwet (waarvan de tekst overeenkomt met artikel 20 VEG) en wordt de laatste zin van artikel 20 VEG overgenomen, waarnaar in artikel 20 VEU wordt verwezen: "De lidstaten stellen onderling de nodige regels vast en beginnen de internationale onderhandelingen die met het oog op deze bescherming vereist zijn."
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties voeren onderling overleg om te verzekeren dat de door de Raad genomen besluiten inzake standpunten en optredens van de Unie in acht worden genomen en ten uitvoer worden uitgelegd. Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van de bepalingen van [artikel 7, lid 2, van deel I] i van de Grondwet betreffende de bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen. De lidstaten stellen onderling de nodige regels vast en beginnen de internationale onderhandelingen die met het oog op deze bescherming vereist zijn.
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties voeren onderling overleg om te verzekeren dat de Europese besluiten van de Raad van Ministers inzake standpunten en optredens van de Unie in acht worden genomen en ten uitvoer worden uitgelegd. Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van het bepaalde in artikel I-8 i, lid 2, betreffende het recht op bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen, alsmede van de overeenkomstig artikel III-11 i vastgestelde maatregelen.
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties werken samen om te verzekeren dat de krachtens dit hoofdstuk vastgestelde Europese besluiten inzake die standpunten en optredens van de Unie bepalen, in acht worden genomen en worden uitgevoerd. Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van het recht op bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen als bedoeld in de artikelen I-8 i, lid 2, punt c), alsmede van de overeenkomstig artikel III-11 i vastgestelde maatregelen.
De diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en op internationale conferenties, alsmede hun vertegenwoordigingen bij internationale organisaties werken samen om te verzekeren dat de krachtens dit hoofdstuk vastgestelde Europese besluiten die standpunten en optredens van de Unie bepalen, in acht worden genomen en worden uitgevoerd.
Zij intensiveren hun samenwerking door inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten.
Zij dragen bij tot de uitvoering van het recht op bescherming van de Europese burgers op het grondgebied van derde landen als bedoeld in de artikelen I-10, lid 2, onder c) i, alsmede van de overeenkomstig artikel III-127 i vastgestelde maatregelen.