Artikel III-53: Toelaatbaarheid mededingingsregels - Main contents
Tot de inwerkingtreding van de Europese verordeningen die op grond van artikel III-52 i worden vastgesteld, beslissen de autoriteiten van de lidstaten in overeenstemming met hun nationale recht, alsook met artikel III-50 i, met name lid 3, en artikel III-51 i over de toelaatbaarheid van mededingingsregelingen en over het misbruik maken van een machtspositie op de interne markt.
De Unie bezit exclusieve bevoegdheid ter voltooiing en ontplooiing van het mededingingsbeleid op hei vlak van de Unie met inachtneming van:
-
-de noodzaak een stelsel in te voeren tot verlening van toestemming voor concentraties van ondernemingen, dat uitgaat van de in artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal neergelegde criteria,
-
-de noodzaak tot herstructurering en versterking van de industrie van de Unie, in het licht van de Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen ernstige verstoringen die de internationale concurrentie teweeg kan brengen.
-
-de noodzaak elke discriminatie tussen particuliere ondernemingen en overheidsbedrijven te verbieden.
Tot de datum van inwerkingtreding van de Europese verordeningen vastgesteld op grond van [artikel 83] i, beslissen de autoriteiten van de lidstaten over de toelaatbaarheid van mededingingsregelingen en over het misbruik maken van een machtspositie op de interne markt, in overeenstemming met hun interne recht alsook met [ex artikel 81 i, met name lid 3, en ex artikel 82 i] .
Tot de inwerkingtreding van de Europese verordeningen die op grond van artikel III-52 i worden vastgesteld, beslissen de autoriteiten van de lidstaten in overeenstemming met hun interne recht, alsook met artikel III-50 i, met name lid 3, en artikel III-51 i over de toelaatbaarheid van mededingingsregelingen en over het misbruik maken van een machtspositie op de interne markt.
Tot de inwerkingtreding van de Europese verordeningen die op grond van artikel III-52 i worden vastgesteld, beslissen de autoriteiten van de lidstaten in overeenstemming met hun nationale recht, alsook met artikel III-50 i, met name lid 3, en artikel III-51 i over de toelaatbaarheid van mededingingsregelingen en over het misbruik maken van een machtspositie op de interne markt.
Tot de inwerkingtreding van de Europese verordeningen die op grond van artikel III-163 i worden vastgesteld, beslissen de autoriteiten van de lidstaten, in overeenstemming met hun nationale recht, met artikel III-161, met name lid 3 i, en artikel III-162 i, over de toelaatbaarheid van mededingingsregelingen en over het misbruik van een machtspositie op de interne markt.