Verordening 1970/1107 - Steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31970R1107

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31970R1107

Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren

Publicatieblad Nr. L 130 van 15/06/1970 blz. 0001 - 0003

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 1 blz. 0097

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1970(II) blz. 0309

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 1 blz. 0097

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1970(II) blz. 0360

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0135

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 08 Deel 1 blz. 0164

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 08 Deel 1 blz. 0164

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 1107/70 VAN DE RAAD

van 4 juni 1970

betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 75 , 77 en 94 ,

Gelet op de beschikking van de Raad van 13 mei 1965 met betrekking tot de harmonisatie van bepaalde voorschriften die van invloed zijn op de mededinging in het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren ( 1 ) , inzonderheid op artikel 9 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat de opheffing der dispariteiten die de mededingingsvoorwaarden op de vervoermarkt kunnen vervalsen , een hoofddoel van het gemeenschappelijk vervoerbeleid vormt ;

Overwegende dat te dien einde bepaalde voorschriften dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren , voor zover deze steunmaatregelen specifiek zijn voor de activiteit in de betrokken sector ;

Overwegende dat volgens artikel 77 met het Verdrag verenigbaar zijn de steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coordinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde , met het begrip openbare dienst verbonden , verplichte dienstverrichtingen ;

Overwegende dat gemeenschappelijke voorschriften en methoden voor de financiële compensaties die voortvloeien uit de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen en voor de compensatie van de lasten die voortvloeien uit de met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren , respectievelijk zijn vastgesteld bij de Verordeningen ( EEG ) nr . 1192/69 en ( EEG ) nr . 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 ( 4 ) ;

Overwegende dat derhalve moet worden aangegeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de Lid-Staten de mogelijkheid hebben , coordinatiemaatregelen te treffen of met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op te leggen , die de toekenning , uit hoofde van artikel 77 van het Verdrag , van niet in de voornoemde verordeningen bedoelde steun ten gevolge hebben ;

Overwegende dat de uitkeringen van de Staten en de openbare lichamen aan de spoorwegondernemingen , overeenkomstig artikel 8 van de beschikking van de Raad van 13 mei 1965 aan communautaire regelingen moeten worden onderworpen ; dat de uitkeringen die worden verricht omdat de in voornoemd artikel 8 genoemde harmonisatie nog niet is verwezenlijkt , vrijgesteld moeten worden van het bepaalde in deze verordening , waarbij voor de Lid-Staten de mogelijkheid wordt geschapen coordinatiemaatregelen te treffen of met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op te leggen die de toekenning van steun uit hoofde van artikel 77 van het Verdrag ten gevolge hebben ;

Overwegende dat het , gezien de bijzondere aard van deze uitkeringen , dienstig is deze overeenkomstig artikel 94 van het Verdrag te onderwerpen aan een bijzondere procedure voor de informatie van de Commissie ;

Overwegende dat sommige bepalingen van deze verordening niet moeten worden toegepast op de maatregelen , door een Lid-Staat genomen ter uitvoering van een steunregeling waarover de Commissie zich reeds uit hoofde van de artikelen 77 , 92 en 93 van het Verdrag heeft uitgesproken ;

Overwegende dat , ten einde de Commissie bij te staan bij de bestudering van de steunmaatregelen op vervoergebied , bij deze Instelling een raadgevend comité dient te worden ingesteld , dat bestaat uit door de Lid-Staten aangewezen deskundigen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren , voor zover deze steunmaatregelen specifiek zijn voor de activiteit in de betrokken sector .

Artikel 2

De artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag zijn van toepassing op de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren .

Artikel 3

Onverminderd de bepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen en van Verordening ( EEG ) nr . 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de Lid-Staten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren , worden door de Lid-Staten slechts in de hierna genoemde gevallen en onder de volgende voorwaarden coordinatiemaatregelen getroffen of met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen opgelegd die de toekenning van steun uit hoofde van artikel 77 van het Verdrag ten gevolge hebben :

1 . voor zover het de coordinatie op het gebied van het vervoer betreft :

a ) wanneer de steunmaatregelen voor de spoorwegondernemingen die niet onder Verordening ( EEG ) nr . 1192/69 vallen , bestemd zijn om de extra lasten te compenseren die deze ondernemingen ten opzichte van andere vervoerondernemingen dragen uit hoofde van een van de in die verordening opgenomen normalisatiecategorieën ;

b ) tot het in werking treden van gemeenschappelijke voorschriften inzake de toerekening van de kosten van de weg , wanneer de steun wordt toegekend aan ondernemingen die de kosten van de door hen gebruikte infrastructuur moeten dragen , terwijl andere ondernemingen zulks niet doen ; bij de beoordeling van de hoogte der aldus toegekende steun moet rekening worden gehouden met de infrastructuurkosten welke de concurrende takken van vervoer niet behoeven te dragen ;

c ) wanneer de steunmaatregelen ten doel hebben :

  • hetzij het vergemakkelijken van het onderzoek naar voor de Gemeenschap economischer vormen en technieken van vervoer ,
  • hetzij het vergemakkelijken van de ontwikkeling van voor de Gemeenschap economischer vormen en technieken van vervoer ;

deze steunmaatregelen moeten beperkt blijven tot het experimentele stadium en mogen geen betrekking hebben op het stadium van de commerciële exploitatie van genoemde vormen en technieken van vervoer ;

d ) tot het in werking treden van communautaire voorschriften betreffende de toegang tot de vervoermarkt , wanneer de steun tijdelijk en bij wijze van uitzondering wordt toegekend om in het kader van een saneringsplan een overcapaciteit te doen verdwijnen , die ernstige structurele moeilijkheden met zich brengt en om aldus een bijdrage te leveren om beter te voldoen aan de behoeften van de vervoermarkt ;

2 . voor zover het de vergoeding van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen betreft :

tot de inwerkingtreding van communautaire voorschriften daaromtrent , wanneer de uitkeringen worden gedaan aan vervoerondernemingen die vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren verrichten , ter compensatie van de openbare dienstverplichtingen die hun werden opgelegd door de Staat of door openbare lichamen , en die betrekking hebben

  • ofwel op tariefplichten die niet zijn genoemd in artikel 2 , lid 5 , van Verordening ( EEG ) nr . 1191/69 ,
  • ofwel op de vervoerondernemingen of de vervoeractiviteiten die van de werkingssfeer van die verordening zijn uitgesloten .

3 . Onverminderd het bepaalde in artikel 75 , lid 3 , van het Verdrag kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de in de leden 1 en 2 voorkomende opsomming wijzigen .

Artikel 4

Tot het in werking treden van communautaire voorschriften overeenkomstig artikel 8 van de beschikking van de Raad van 13 mei 1965 en onverminderd het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 1191/69 en in Verordening ( EEG ) nr . 1192/69 is artikel 3 niet van toepassing op uitkeringen , door de Staten of door openbare lichamen aan spoorwegondernemingen gedaan wegens het niet tot stand komen van de harmonisatie van de voorschriften inzake de financiële betrekkingen tussen de spoorwegondernemingen en de Staten , welke in artikel 8 voornoemd is voorgeschreven ten einde de financiële zelfstandigheid van deze ondernemingen te verzekeren .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten brengen de Commissie overeenkomstig artikel 93 , lid 3 , van het Verdrag op de hoogte van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen en delen daarbij alle gegevens mede , die nodig zijn om vast te stellen dat deze steunmaatregelen voldoen aan de voorschriften van deze verordening .

2 . De in artikel 4 bedoelde steunmaatregelen zijn vrijgesteld van de procedure van artikel 93 , lid 3 , van het Verdrag ; aan het begin van elk jaar worden zij aan de Commissie in een raming medegedeeld ; naderhand , na het einde van het begrotingsjaar , wordt haar erover verslag uitgebracht .

Artikel 6

Bij de Commissie wordt een raadgevend comité ingesteld , dat tot taak heeft haar bij te staan bij haar onderzoek van de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren . Dit comité staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie en is samengesteld uit vertegenwoordigers van iedere Lid-Staat . Bijeenroeping van het comité geschiedt ten minste tien dagen voor de vergadering , met vermelding van de agenda ; deze termijn kan in spoedeisende gevallen worden bekort . Op de werkwijze van het comité zijn de bepalingen van artikel 83 van het Verdrag van toepassing .

Het comité kan elk vraagstuk betreffende de toepassing van deze verordening en van de andere bepalingen inzake de steunregeling in de vervoersector onderzoeken en daarover advies uitbrengen .

Dit comité wordt op de hoogte gehouden van de aard en de grootte van de steun aan vervoerondernemingen en in het algemeen van alle dienstige gegevens daaromtrent , zodra deze overeenkomstig deze verordening ter kennis van de Commissie worden gebracht .

Artikel 7

Het bepaalde in artikel 3 is niet van toepassing op maatregelen , door een Lid-Staat genomen ter uitvoering van een steunregeling waarover de Commissie zich reeds uit hoofde van de artikelen 77 , 92 en 93 van het Verdrag heeft uitgesproken .

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1971 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 4 juni 1970 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . BERTRAND

( 1 ) PB nr . 88 van 24 . 5 . 1965 , blz . 1500/65 .

( 2 ) PB nr . 103 van 2 . 6 . 1967 , blz . 2050/67 .

( 3 ) PB nr . 178 van 2 . 8 . 1967 , blz . 18 .

( 4 ) PB nr . L 156 van 28 . 6 . 1969 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.