Een ereschuld aan de Groningers (bijdrage debat parlementaire enquête Groningen) - Hoofdinhoud
Ik heb iets meegenomen. Deze plaat. Dit is de kerk in Loppersum. En ik kreeg deze plaat van de koster van die kerk onder voorwaarde, zei die er duidelijk bij, dat ik deze plaat op mijn kamer zou ophangen. En dat heb ik gedaan en ik laat hem hier nu ook aan heel Nederland zien, dus ik denk dat ik mijn belofte aan hem zeker heb ingelost. Maar je moet weten dat die kerk op dit moment in de steigers staat. Vanwege de aardbevingsschade.
En ik was in die kerk op het moment dat Tom van der Lee namens de commissie zijn indrukwekkende speech sprak en mensen naast mij waren in tranen. Mensen die ik de weken daarvoor had gesproken. En die me vertelden me wat ze hadden meegemaakt de afgelopen jaren. Hoe hen dat geraakt had. En het waren geen tranen zozeer van verdriet of pijn, of wat dan ook - wellicht ook - maar het waren vooral tranen van herkenning.
En dingen die ze tegen mij zeiden na die toespraak van de heer Van der Lee - dank je wel daarvoor, de juiste man op de juiste plaats met de juiste woorden denk ik - ze zeiden: ja, meneer Drost, of Nico, wij hebben geen nieuwe dingen gehoord. Dit wisten wij allemaal al lang. Alleen het staat nu wel op papier. Het is nu wel, ook door de Tweede Kamer officieel gezegd.
En ik zei zojuist al bij de interruptie; één van de dingen die mij raakte in dit dossier is dat de commissie schrijft dat heel Nederland een ereschuld heeft aan Groningen. En ik herken dat bij mezelf, want ik was, toen ik op 25 januari dit jaar werd beëdigd als Tweede Kamerlid, nog nooit in het aardbevingsgebied in Groningen geweest. En toen ik daar was dus - de eerste keer was een week of twee voordat ik in die kerk was tijdens de presentatie. Ik zat terug in de trein naar huis. Toen dacht ik bij mezelf: Als je daar nog nooit bent geweest, als je nog nooit bij mensen aan tafel hebt gezeten, als je niet in Loppersum bent geweest - als voorbeeld waar het hele dorp in de steigers staat - dan snap je niet wat het woord ‘ereschuld’ betekent. De emotie van mevrouw Beckerman van zojuist, ervaar je als je daar bent. Ik heb dat ervaren.
En het raakt mij dus ook persoonlijk en ik schaam me ergens ook wel voor dat dat ik zo lang - ik wist wel dat er problemen waren en ook in onze partij waren er veel discussies over en er waren ook Kamerleden fors mee bezig. Altijd. Maar ergens dacht ik, ach dat komt wel goed. We lossen de schade op. Het wordt versterkt. Maar het was écht erg. Er was zoals de commissie zegt een ramp in slow motion gaande. En het raakt me ook als christenpoliticus - het is ook wel symbolisch dat ik een kerk vast heb - omdat ik ergens geloof dat de overheid iets moet laten zien van de barmhartigheid en de genadigheid van onze God. Het is daar faliekant misgegaan. Lees het rapport er maar op na. En wat ons betreft moet het debat van vandaag ook gaan over: wat is die ereschuld nu precies en hoe gaan we die inlossen?
De ChristenUnie-fractie wil de leden van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen en hun ambtelijke ondersteuning heel hartelijk danken voor het werk dat door hen verricht is. Er ligt een omvangrijk en diepgravend rapport over de aardgaswinning in Groningen en het leed dat de Groningers (maar ook de mensen in Drenthe, in de zogenoemde Buitengebieden) is aangedaan. De commissie heeft grondig werk verricht en dat heeft het nodige van de leden gevraagd, aan tijd, aan inzet, aan het niet-beschikbaar zijn voor andere werkzaamheden, dank jullie wel daarvoor. Bijzonder woord van waardering voor mijn fractiegenoot Stieneke van der Graaf. Dank voor jouw persoonlijke inzet voor deze goede zaak.
Het rapport trekt harde conclusies over de situatie die is ontstaan als gevolg van de aardgaswinning. Een beeld, waarin de Rijksoverheid en de NAM de directe persoonlijke belangen van Groningers ondergeschikt maakten aan economisch gewin voor de staat en de oliebedrijven. Een beeld, zoals de commissie dat noemt, van twee werelden: de Haagse werkelijkheid van wetten, regels, en vooral: opbrengsten. En een Groningse werkelijkheid van aardbevingen, schade en gezondheidseffecten. De commissie noemt dat een ongekend systeemfalen. Een beeld dat ook de Kamer aangaat. Hoewel meer dan eens onvolledig en onjuist geïnformeerd heeft deze Kamer - hebben wij, volgens de commissie - onvoldoende het belang van de Groningers naar voren weten te brengen.
Ik wil graag een aantal verdiepende vragen aan de commissie stellen. Ik gebruik daarbij steeds zoveel mogelijk de bewoordingen van de commissie zelf. Over de samenwerking in het gasgebouw en dan in bijzonder de rol van de aandeelhouders van de NAM.
De commissie concludeert dat die “een blinde vlek had voor de belangen van Groningers, dat zij in hun verantwoordelijkheid hebben gefaald en hun zorgplicht hebben verzaakt.”
De commissie noemt het stuitend dat de oliemaatschappijen na het besluit in 2019 om de gaskraan dicht te draaien een claim bij de staat hebben neergelegd.
Vragen aan de commissie: Kan zij nader ingaan op de rol van de oliemaatschappijen, met name de laatste jaren?
Vragen aan de commissie en de collega’s en het kabinet:
-
-Hoe weegt zij de rol van de oliemaatschappijen (Shell, ExxonMobil) bij toekomstige projecten?
-
-is daar nog een geloofwaardige samenwerking met de Nederlandse staat mogelijk?
-
-hoort daar niet eerst een uitgebreide reflectie en reactie op dit rapport aan vooraf te gaan?
-
-zouden de Groningers zelf hier ook niet een stem moeten hebben of deze partijen hun license to operate nog wel verdienen?
Over het autonome handelen van de regeringsvertegenwoordigers: de commissie schrijft dat door dit handelen de strategie van het gasgebouw zich onttrekt aan het zicht van de minister en daarmee ook aan de parlementaire controle. Door deze handelwijze is de Kamer onzorgvuldig, onvolledig of onjuist geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen in het gasdossier. Wat zijn wat u betreft deze belangrijke ontwikkelingen. Welke twee of drie voorbeelden zet de commissie daarbij bovenaan?
Staatstoezicht op de Mijnen, advies januari 2013, waarin duidelijk wordt dat er slachtoffers kunnen vallen als gevolg van de steeds zwaardere aardbevingen. De commissie schrijft dat dit tot geen enkel initiatief lijdt om de gaskraan iets dicht te draaien. Kan de commissie aangeven of hier specifieke politieke besluitvorming aan te grondslag heeft gelegen of mee gemoeid was?
Over het opschroeven van de gaswinning in 2014 vanwege de rijksbegroting: De commissie rapporteert dat het voorstel van de minister (Kamp) van economische zaken om een plafond van 40 miljard kubieke meter gas te introduceren werd overruled door minister van financiën (Dijsselbloem). De conclusie concludeert: Het gemak waarmee de minister van Financiën de kwaliteit van de adviezen van de toezichthouder ter discussie stelt en de inhoud ervan naast zich neerlegt kan niet op begrip van de commissie leiden. Dat geldt evenzeer voor het kabinetsbesluit om het plafond vast te stellen op 42,5 miljard kubieke meter, tegen het advies van Staatstoezicht op de Mijnen in. Kan de commissie hier wat dieper op ingaan? Waren er alternatieven? En waarom is daarvoor niet voor gekozen, in de ogen van de commissie?
De commissie schrijft dat zij van oordeel is dat alle partijen in het gasgebouw, de overheid voorop, te lang te weinig oog gehad hebben voor de veiligheid van Groningers. Na de beving bij Huizinge heeft de minister van Economische Zaken onterecht het voorzorgsbeginsel ten onrechte niet toegepast. Dit beginsel had zwaarder moeten wegen dan het financiële belang van de staat. Kan de commissie uitleggen wat dit voorzorgsbeginsel inhoudt en ook wat het specifiek in deze situatie had moeten betekenen voor de Groningers?
De commissie concludeert dat de minister (van EZK) in januari 2013 door zijn ambtenaren onvolledig is geïnformeerd en niet alle informatie boven tafel heeft gehaald. Daardoor is het debat in de Tweede Kamer op onjuiste gronden gevoerd. De commissie beschouwt dit als een ernstige en verwijtbare tekortkoming en een grove schending van de belangen van Groningers. Kan de commissie deze uitdrukking ernstige en verwijtbare tekortkoming verder duiden? Zowel voor het ambtelijk handelen alsook het proces van politieke besluitvorming. (Geldt het daar beide voor?)
Schokkend is ook de constatering dat de minister van EZK, met zijn besluit in 2018 om de gaskraan helemaal dicht te draaien ook de versterkingsoperatie sterk heeft vertraagd. Dit lijkt een bewuste keuze geweest te zijn. Kan de commissie hier wat dieper op ingaan, hoe kijkt zij hiernaar?
Over de rol van de minister-president lijkt de commissie in veel mildere bewoordingen te oordelen dan in de rest van de conclusies het geval is. De minister-president heeft niet tijdig ingegrepen in het beleid van de vakminister en heeft voor de Groningers niet het verschil gemaakt. De commissie oordeelt dat het gezien zijn rol als minister-president ‘wel op zijn plek was geweest’. Mijn vragen aan de commissie: Kunt u nader ingaan op de rol van de minister-president van 2012 tot aan nu? Kiest u bewust voor mildere bewoordingen in uw rapport en zo ja, waarom dan?
Dan de rol van de Tweede Kamer zelf. De commissie schrijft: “Mede door dit structurele gebrek aan informatie heeft de Tweede Kamer haar controlerende taak onvoldoende kunnen uitoefenen. Tegelijkertijd ligt dit niet geheel buiten de eigen macht: het lukte de Tweede Kamer ook slecht om door de coalitieafspraken heen te komen.” Kan de commissie met name op dit laatste nog eens reflecteren? Wat heeft zij geconstateerd, wat zijn haar suggesties om dit te verbeteren? Ook een voorbeeld is het bewijsvermoeden. In de jaren ’90 werden al pogingen gedaan dit vast te leggen, die echter strandden in de Kamer. Meermaals heeft de Kamer niet doorgebeten waar dat wel moest. Groningse bestuurders kregen geen voet aan de grond in Den Haag. De Kamer heeft haar volksvertegenwoordigende taak hier verzaakt. Ik wil de commissie vragen hierop de reflecteren.
Dan over de juridische constructie met een ‘stille maatschap’. Een voor de buitenwereld geheime constructie om te verzwijgen dat de baten van de Groningse gaswinning merendeels naar de staat vloeien. Om Shell en ExxonMobil tegemoet te komen: ik citeer: ‘het risico is anders dat andere landen een vergelijkbaar aandeel in de exploitatie gaan opeisen.’ Ik lees wel dat de commissie het onverstandig vindt dat de informatie over deze wijze van samenwerken zo lang en structureel geheim is gebleven. De strategie van het gasgebouw onttrekt zich buiten zicht van de minister en de Tweede Kamer, die onvolledig en zelfs onjuist is geïnformeerd. Heeft de commissie hier ook een oordeel over? Trekt zij nu de conclusie dat deze geheime constructie nooit ingesteld had mogen worden?
Naast de Staat participeerden Shell en ExxonMobil in de NAM en dit gasgebouw. Het eindrapport gaat uitvoerig in op de rol van de Staat en het ministerie, en daardoor minder op de rol van deze bedrijven. Rond de casus van de stikstoffabriek, lezen we dat door beide bedrijven flink wordt gelobbyd tegen deze fabriek ómdat "zij bang zijn dat de bouw van de fabriek bijdraagt aan de kans dat uiteindelijk een deel van het gas (…) niet gewonnen zal kunnen worden." Kan de commissie aangeven in hoeverre zij vindt dat de minister, of de Staat, teveel de oren heeft laten hangen naar de oliemaatschappijen. In deze casus specifiek, maar ook breder?
Met de commissie vind ik het kwalijk dat het minister te vaak onnodig schermde met de negatieve gevolgen van te weinig gaswinning. Schokkend vond ik de uitspraak (van een van zijn ambtenaren) "U wilt toch ook niet dat de bejaarden bevriezen." Dat daarmee verschillende groepen kwetsbare inwoners - ouderen en Groningers - op een harde manier tegen elkaar werden uitgespeeld. Dit vloeit voort uit de stelling dat leveringszekerheid van gas onderdeel was en is van de nationale veiligheid. Ook het Staatstoezicht op de mijnen zat in dezen klem tussen hamer en aanbeeld. Tegelijkertijd waren minister en Kamer in het ongewisse: zij werden beperkt en soms zelf foutief geïnformeerd. Dit roep de vraag op waarom hier zo onduidelijk over werd gedaan. Ik wil de commissie vragen waar nu de bron van het ‘rookgordijn’ van de leveringszekerheid gevonden moet worden.
Het gebrek aan expertise baart mij ook zorgen. Op het ministerie was slechts 1 ambtenaar met een geologische achtergrond. En bij de bevingen bij Westermeden en Middelstum in 2006 had het Staatstoezicht niet de expertise in huis om een analyse over de bevingen kunnen maken. Heeft de commissie kunnen achterhalen hoe zo’n gebrek aan essentiële expertise heeft kunnen ontstaan?
Tot slot enkele vragen n.a.v. de conclusies en aanbevelingen. Eerst de impact op jongeren en kinderen. De commissie gaat op een aantal momenten in haar rapport in op de gevolgen van de gaswinning op het leven van kinderen en jongeren. De ChristenUnie is geraakt door deze passages, omdat het juist kinderen zouden moeten zijn die in een veilige omgeving kunnen opgroeien. Kan de commissie hierop ingaan en woorden geven hoe zij de impact op de levens van kinderen en jongeren ziet? Hoe kunnen we met elkaar borgen dat we het roer voor de jongere en toekomstige generaties definitief omzetten?
Wat betekent ereschuld nu precies, hoe lossen we die in? De commissie noemt Groningen een wingewest, kan de commissie dat nogmaals onderbouwen? De commissie schrijft dat de ereschuld veel aspecten omvat. Kunt u daar dieper op ingaan?
Voor de ChristenUnie is een belangrijk deel van deze ereschuld van niet-materiële aard. Er zijn breuken geslagen in gemeenschappen, kinderen groeiden niet op in hun eigen straat, mensen gaan niet meer met elkaar om, dorpen zijn definitief veranderd.
Wat als de gaskraan straks echt dicht is. Voor hoelang moeten we nog rekening houden met bevingen? Uit het rapport van de commissie kunnen we opmaken dat dit nog behoorlijk veel jaren kunnen zijn. Hoe houden we de oliemaatschappijen hierbij betrokken? Hoe borgen we dit politiek?
Er is veel en veel meer te zeggen over dit rapport. De politieke weging zullen we er de komende dagen en weken aan moeten geven, het debat met het kabinet volgt in mei. Ik sluit aan bij de commissie: "de belangen van de Groningers zijn structureel genegeerd. Het is nu zaak dat de belangen van de Groningers voorop gesteld worden."