Aanstelling burgemeester en Commissaris van de Koning (1997-2000) - Hoofdinhoud
Op 18 september 1997 dienden minister-president Kok i en minister van Binnenlandse Zaken Dijkstal i namens kabinet-Kok I i een wetsvoorstel in om artikel 131 te doen vervallen.
In artikel 131 wordt de aanstelling van de burgemeester en Commissaris van de Koning beschreven. Het kabinet wou dit artikel doen vervallen met als doel deconstitutionalisering van de benoeming van deze functies.
Het voorstel is op 18 december 2000 ingetrokken door minister-president Kok en minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De Vries i. Op dat moment was het voorstel in behandeling bij de Eerste Kamer.
Inhoudsopgave
In het voorstel wordt geopperd om artikel 131 i, de benoeming van Commissaris van de Koning en burgemeester, te doen vervallen.
In de memorie van toelichting wordt beargumenteerd dat de aanstellingswijze van burgemeester en Commissaris van de Koning niet van zodanig gewicht is dat deze in de Grondwet moet worden verankerd. Er wordt verondersteld dat deconstitutionalisering de wetgever meer flexibiliteit biedt en het eenvoudiger maakt om de aanstellingswijze te regelen.
De vraag of de Grondwet zich hoort uit te spreken over de aanstellingswijze van de burgemeester was al sinds de grondwetsherziening van 1848 een discussiepunt. Verschillende Staats- en onderzoekscommissies hebben gepleit voor een aanpassing van dit grondwetsartikel.
Op 18 september 1997 diende het kabinet-Kok I een voorstel in om dit gehele artikel te doen vervallen. De Raad van State was kritisch op dit voorstel, omdat er niet zodanig zwaarwegende argumenten waren aangeleverd om dit artikel te schrappen. Desondanks besloot de regering het voorstel naar de Kamer te zenden. Hier werd het in 1998 behandeld en op 17 november van dat jaar stemde een meerderheid van de Kamer in met het voorstel.
Op 18 december 2000 liet het kabinet weten dat het voorstel werd ingetrokken. Het voorstel lag op dat moment bij de Eerste Kamer, waar de schriftelijke behandeling al tijdelijk was opgeschort vanwege onderzoek dat liep door de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie. Op 17 januari 2000 bracht deze commissie advies uit en daarin stond dat deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van burgemeester en Commissaris van de Koning vergezeld zou moeten gaan met een bepaling die waarborgt dat de wetgever de keuze van de aanstellingswijze bepaalt.
Op basis van dit advies besloot het kabinet om dit voorstel in te trekken en om ook een nieuw wetsvoorstel in te dienen om de tekst van artikel 131 te wijzigen, in plaats van in zijn volledigheid te schrappen.