Parlementen krijgen rond kerst meer tijd voor gele en oranje kaartprocedure
DEN HAAG (PDC) - De termijn waarin nationale parlementen bezwaar kunnen maken tegen voorgenomen wetgeving van de Europese Unie1 zal ruimer zijn in de periode rond kerst. Normaal gesproken kan een nationaal parlement binnen 8 weken na bekendmaking van een EU-wetgevingsvoorstel bezwaar indienen. Vanaf dit jaar zal de periode tussen 20 december en 10 januari voor die periode niet meetellen. Parlementen hebben in dat geval dus langer de tijd om een voorstel te beoordelen.
Nationale parlementen kunnen tegen ieder wetgevingsvoorstel bezwaar maken. Dit kan in het kader van subsidiariteit en proportionaliteit2. Argumenten kunnen bijvoorbeeld zijn dat de EU zich niet met het onderwerp mag bemoeien, of dat er op lokaal of nationaal niveau beter beleid over kan worden ontwikkeld. Die bezwaren vallen uiteen in gele kaartprocedures3 en oranje kaartprocedures4.
Er was al langere tijd een wens vanuit nationale overheden om de periode rond kerst voor de termijn van 8 weken niet mee te laten tellen. Op die manier zou ook in de decemberperiode voldoende tijd zijn om EU-voorstellen goed te beoordelen op subsidiariteit en proportionaliteit.
De Nederlandse Tweede Kamer wenst nog verder te gaan en wil dat de termijn om bezwaar te kunnen maken standaard van 8 naar 12 weken verruimd wordt. Dit is het resultaat van een motie van Renske Leijten van 8 november 2018. De Nederlandse regering heeft dit standpunt overgenomen, maar hierover is nog geen overeenstemming in de Europese Unie.
Bron: Rijksoverheid, EU-monitor
Meer over ...
- 1.De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
- 2.Een belangrijke vraag bij het ontwikkelen van beleid is op welk niveau het beste maatregelen genomen moeten worden, Europees, nationaal, regionaal of lokaal. Om dat te bepalen zijn er twee beginselen waar naar gekeken wordt: het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel (voor proportionaliteit wordt ook wel de term 'evenredigheid' gebruikt). Dit betekent dat de EU pas in actie komt wanneer beleid niet naar behoren kan worden ontwikkeld op een lager niveau, en ook niet meer doet dan nodig is.
- 3.De nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om bij nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving aan te geven dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort.
- 4.De nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om bij nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving aan te geven dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort. Als de helft van de nationale parlementen aangeeft dat een onderwerp niet Europees behandeld moet worden dan moet de Europese Commissie het voorstel heroverwegen. Er wordt dan gesproken van de 'oranje kaart'.