Wetenswaardigheden minister-president

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De minister-president1, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad2. In die functie heeft de premier een sturende rol in het regeringsbeleid en wordt hij of zij soms het gezicht van de regering3 genoemd.

Tegenwoordig wordt als regel de lijsttrekker4 van de grootste partij premier, maar in het verleden was dat soms anders. In Nederland wordt de minister-president niet door het volk gekozen5. Hieronder staan enkele wetenswaardigheden over de minister-president.

Inhoudsopgave

  1. Lijsttrekker
  2. Niet uit grootste partij
  3. Van 'buiten'
  4. Oudste minister-presidenten
  5. Jongste minister-presidenten
  6. Liberale premiers

1.

Lijsttrekker

Een premier is niet per definitie de lijsttrekker van een politiek partij, maar vaak was dat wel het geval. Lubbers6 is een voorbeeld van een premier die geen lijsttrekker was. In 1982 was Van Agt7 namelijk lijsttrekker van het CDA. Ook eerder waren lang niet alle premiers van tevoren lijsttrekker. Dat gold bijvoorbeeld voor De Quay8, Marijnen9, Cals10 en De Jong11. Marijnen en De Jong waren minister voor zij premier werden; Cals was oud-minister en Tweede Kamerlid en De Quay was Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant.

2.

Niet uit grootste partij

Als regel komt de minister-president1 uit de grootste partij, maar er zijn uitzonderingen. Die kwamen vóór 1970 vaker voor dan daarna. Na 1970 kwam de premier alleen in 1971, 1977 en 1982 niet uit de grootste fractie en die partij (PvdA) bleef in al die jaren zelfs buiten de toen gevormde kabinetten.

  • meer informatie

3.

Van 'buiten'

Het merendeel van de minister-presidenten was eerder Kamerlid of minister geweest. Na 1945 gold dat alleen niet voor Schermerhorn12 (1945). Hij was hoogleraar. De Quay8 (1959) had slechts geringe ervaring als minister in het oorlogskabinet-Gerbrandy13, dat regeerde in een parlementloos tijdperk. Net als Schoof14 (2024) had ook Balkenende15 (2002) had geen ministeriële ervaring toen hij premier werd. Hij was wel Tweede Kamerlid.

  • meer informatie

4.

Oudste minister-presidenten

De oudste (naoorlogse) premier bij zijn aantreden was Willem Drees16, die bij de start van zijn eerste kabinet in 1948 62 jaar was. 'Vadertje Drees' was met 72 jaar ook de oudste premier bij zijn aftreden in 1958. Voor de oorlog was de oudste premier Thorbecke de oudste. Hij overleed in 1872 als premier en was toen 74 jaar.

fotonaam minister-presidentleeftijd bij aantreden
Drs. H.W.M. (Dick) SchoofH.W.M. (Dick) Schoof67 jaar
vkry9s9cagw4P.W.A. Cort van der Linden67 jaar
J.R. ThorbeckeJ.R. Thorbecke64 jaar
Abraham KuyperA. (Abraham) Kuyper64 jaar
Willem Drees sr,W. (Willem) Drees62 jaar

5.

Jongste minister-presidenten

De jongste premier ooit was Ruud Lubbers6, die slechts 43 jaar en zes maanden oud was toen hij in 1982 voor het eerst aantrad als minister-president. Mark Rutte17 was bij zijn aantreden bijna net zo jong: 43 jaar en acht maanden.

fotonaam minister-presidentleeftijd bij aantreden
Foto R.F.M. (Ruud)  LubbersR.F.M. (Ruud) Lubbers43 jaar
Drs. M. (Mark) Rutte [Bron: Rijksoverheid.nl]M. (Mark) Rutte43 jaar
Louis BeelL.J.M. (Louis) Beel44 jaar
Charles Ruijs de BeerenbrouckCh.J.M. (Charles) Ruijs de Beerenbrouck44 jaar

6.

Liberale premiers

Mark Rutte17 was de eerste liberale premier1 sinds 1918. Wie waren zijn liberale voorgangers?

  • meer informatie
 

Meer over

  • minister-president1

  • 1. 
    De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
     
  • 2. 
    De ministerraad is de vergadering van alle ministers onder leiding van de minister-president. Alle ministers, ook de ministers zonder portefeuille, maken deel uit van de ministerraad en hebben daarin stemrecht. Staatssecretarissen hebben alleen toegang als zij zijn uitgenodigd. In de ministerraad wordt overlegd over het algemene regeringsbeleid. De leden dragen hiervoor een collectieve verantwoordelijkheid.
     
  • 3. 
    De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
     
  • 4. 
    Een lijsttrekker is de nummer één op de kandidatenlijst van een politieke partij voor de verkiezingen. In de aanloop naar Tweede Kamerverkiezingen berust het politiek leiderschap bij de lijsttrekker van een partij.
     
  • 5. 
    Met enige regelmaat laait de discussie op of de minister-president of formateur (die een kabinet samenstelt) niet 'gekozen' zou moeten worden. Dat zou de kiezer meer invloed geven op het formatieproces.
     
  • 6. 
    Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
     
  • 7. 
    CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
     
  • 8. 
    Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
     
  • 9. 
    KVP-minister, minister-president en bestuurder. Had een ambtelijke achtergrond en was secretaris van twee katholieke werkgeversorganisaties. Werd minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-De Quay en in 1963 vrij verrassend minister-president, nadat De Quay zich niet meer beschikbaar stelde en de ARP'er Zijlstra op een veto van de KVP stuitte. Zijn kabinet kreeg te maken met de kwestie-Irene en struikelde al na anderhalf jaar na een intern conflict over de omroepkwestie. Zweeg in de Kamer toen oppositieleider Vondeling hem vroeg naar de reden van de crisis. Hij werd daarna voorzitter van de Rijnmondraad en burgemeester van 's-Gravenhage. Aimabele persoon, maar niet zo krachtig als minister-president.
     
  • 10. 
    Onderwijsminister en KVP-politicus, die korte tijd minister-president was. Begon zijn loopbaan als advocaat. Na twee jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer staatssecretaris van jeugd en cultuur (en omroep). Tijdens zijn langdurige ministerschap van onderwijs (1952-1963) bracht hij vele wetten tot stand, onder andere over het kleuteronderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Was vooral de man van de 'Mammoetwet', een wet tot regeling van het gehele voortgezet onderwijs. Verdedigde dit omvangrijke voorstel in een urendurend betoog. Het in 1965 door hem gevormde ambitieuze kabinet viel in de Nacht van Schmelzer. Hij leidde daarna met Donner een staatscommissie over staatkundige vernieuwing. Gewiekst politicus en debater, die als 'beste jongetje van de klas' ook wel weerstanden opriep. Behoorde in de KVP tot de linkervleugel, maar bleef wel zijn partij trouw. Had een enorme werklust wat ten koste ging van zijn gezondheid.
     
  • 11. 
    Katholieke onderzeebootcommandant die in de woelige jaren zestig op kordate wijze een kabinet leidde. Werd na staatssecretaris van Marine te zijn geweest (1959-1963) en na het ministerschap van Defensie (1963-1967) vrij verrassend premier, omdat een formatiepoging van Biesheuvel was mislukt. Goede, pragmatisch ingestelde bewindspersoon en teamleider. Beschikte over een typische, droge humor en relativeringsvermogen ('wij passen slechts op de winkel') en werd mede daardoor populair. Hoewel hij regeerde in een roerige tijd, was het door hem geleide kabinet het eerste naoorlogse kabinet dat zonder crisis de vier jaar volmaakte. Ondanks zijn populariteit wees de KVP hem in 1971 niet aan als lijsttrekker. Was daarna drie jaar Eerste Kamerlid en fractievoorzitter in de Senaat.
     
  • 12. 
    Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees een kabinet formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.
     
  • 13. 
    Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.
     
  • 14. 
    Dick Schoof (1957) is sinds 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Hij is partijloos. De heer Schoof was van 1 maart 2020 tot 29 juni 2024 secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Eerder werkte hij onder meer als ambtenaar op het ministerie van Onderwijs en was directeur Politie, hoofddirecteur van de IND, directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid en Politie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en directeur-generaal van de AIVD.
     
  • 15. 
    Zeeuwse CDA-politicus die negen jaar partijleider en acht jaar premier was. Afkomstig uit de wetenschap en partijideoloog, die eigen verantwoordelijkheid van burgers voorstond. Als Tweede Kamerlid financieel woordvoerder. Werd in 2001 onverwacht lijsttrekker van het CDA na de machtstrijd tussen De Hoop Scheffer en Van Rij. Leidde vanaf 2002 als premier kabinetten van wisselende samenstelling in een na de moord op Fortuyn politiek instabiele periode. Probeerde terugkeer van 'normen en waarden' op de politieke agenda te zetten. Nadat zijn tweede kabinet diverse hervormingen had doorgevoerd, was zijn vierde kabinet op dat punt minder daadkrachtig. Een bankencrisis werd wel bezworen. In zijn publieke optredens soms wat onhandig, maar niettemin - of juist daardoor - lange tijd populair en succesvol. De verkiezingen van 2010 verliepen voor zijn partij echter desastreus, waarna hij de politiek verliet. Sinds 2022 minister van staat.
     
  • 16. 
    'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
     
  • 17. 
    Mark Rutte (1967) is sinds 1 oktober 2024 secretaris-generaal van de NAVO. Hij was van 14 oktober 2010 tot 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Sinds 2006 was hij politiek leider van de VVD. In 2006-2010 was de heer Rutte fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij was van 17 juni 2004 tot 28 juni 2006 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met wetenschapsbeleid, beroepsonderwijs en studiefinanciering. Daarvoor was hij bijna twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met onder andere volksverzekeringen, bijstand en arbeidsomstandigheden. De heer Rutte was eerder voorzitter van de JOVD en manager bij een werkmaatschappij van Unilever.