Verhouding Tweede Kamer en kabinet

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Tweede Kamer1 en kabinet hebben een eigen plaats in het staatsbestel, maar er bestaan ook relaties tussen beide. Een kabinet2 wordt gevormd op basis van de politieke krachtsverhoudingen in de Tweede Kamer. Het is gebruikelijk dat tijdens de vorming van het kabinet (de kabinetsformatie3) afspraken worden gemaakt over het door het kabinet te voeren beleid. Zulke afspraken worden vastgelegd in een regeerakkoord4.

De rol in het wetgevingsproces is dat de Tweede Kamer door de regering5 ingediende wetsvoorstellen moet goedkeuren. Maar de Kamer mag deze wetsvoorstellen ook wijzigen. Daarnaast heeft de Tweede Kamer het recht van initiatief6: zij mag zelf wetsvoorstellen indienen.

De Tweede Kamer heeft verder een controlerende taak. Ernstige kritiek op een bewindspersoon of op het gehele kabinet kan tot afkeuring leiden en daarmee tot een gedwongen vertrek. Kabinet en bewindspersonen kunnen alleen aanblijven als zij het vertrouwen van een Kamermeerderheid hebben.

Inhoudsopgave

  1. Vertrouwensregel
  2. Dualisme en monisme
  3. Conflicten Tweede Kamer-kabinet
  4. Het inlichtingenrecht
  5. De rol van het enquęterecht
  6. Andere conflicten Tweede Kamer-bewindspersonen

1.

Vertrouwensregel

Het kabinet legt verantwoording af aan de Tweede Kamer op basis van de vertrouwensregel7. Ministers en staatssecretarissen dienen het vertrouwen te genieten van een meerderheid van de Tweede Kamer. Daarbij geldt dat er vertrouwen bestaat totdat het tegendeel blijkt. De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement (lees: de Tweede Kamer). De vertrouwensregel zegt dus niet dat bewindspersonen per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.

Bij de beoordeling van de vertrouwensvraag is van belang dat verschillend kan worden gedacht over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid8. Tevens speelt de vraag mee of een bewindspersoon redelijkerwijs iets had kunnen weten (wat hij of zij niet wist), of redelijkerwijs maatregelen had kunnen nemen (die hij of zij niet heeft genomen).

Aangezien het parlement zich bij zijn werkzaamheden voor een groot deel baseert op informatie die door het kabinet wordt verstrekt, wordt het vertrouwen van de Kamer in ieder geval geschaad als deze ontdekt dat de juistheid en de volledigheid van de verstrekte informatie te wensen overlaat.

Het kan ook gebeuren dat een bewindspersoon of het kabinet naar aanleiding van de ontwikkelingen in het debat zelf meent geen of onvoldoende vertrouwen te genieten, zonder dat de Kamer dit expliciet aangeeft. Het is ook mogelijk dat een motie van afkeuring9 (waarin het gevoerde of te voeren beleid wordt afgekeurd) wordt opgevat als een motie van wantrouwen.

  • meer over de vertrouwensregel7

2.

Dualisme en monisme

In Nederland mogen ministers en staatssecretarissen, behalve tijdelijk tijdens de vorming van een nieuw kabinet na de verkiezingen, geen lid van de Tweede of Eerste Kamer zijn. De achtergrond hiervan is dat het parlement een onafhankelijke positie heeft ten opzichte van het kabinet. Met de onafhankelijkheid wordt beoogd de controle10 van het parlement op het kabinet(sbeleid) te bevorderen. Zo wordt voorkomen dat kabinetsleden zichzelf moeten controleren. Een dergelijk stelsel wordt dualistisch genoemd.

In de praktijk is het gedrag van de Tweede Kamer echter minder dualistisch. Hierop bestaat veel kritiek, omdat de weinig onafhankelijke houding van de Tweede Kamer ten koste gaat van de controle op en bijsturing van het kabinet. Vooral kabinetsformaties staan op gespannen voet met het dualisme.

Sinds de jaren tachtig zijn regeerakkoorden steeds gedetailleerder. Hierdoor heeft het kabinet aan speelruimte moeten inleveren. Het Torentje, de werkkamer van de minister-president11 waar veelal afspraken tussen kabinet en coalitiefracties uit de Tweede Kamer worden gemaakt, staat symbool voor het gebrek aan dualisme.

De Tweede Kamer lijkt bovendien steeds vaker op de stoel van de regering plaats te nemen. Zo slagen Kamerleden er vaker in moties12 aan te laten nemen en maken zij regelmatig gebruik van hun initiatiefrecht6.

Er bestaan ook landen met een monistisch stelsel, waar de kabinetsleden tevens parlementslid zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Verenigd Koninkrijk.

  • meer over dualisme en monisme13

3.

Conflicten Tweede Kamer-kabinet

In de geschiedenis van het parlementaire stelsel zijn er meerdere keren conflicten ontstaan tussen het kabinet en de Tweede Kamer die tot een crisis leidden. Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees. De Tweede Kamer nam een door de KVP'er Lucas14 ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra15 (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.

  • meer over de kabinetscrisis van 195816

Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer17 ingediende motie, die door het kabinet-Cals18 als motie van wantrouwen werd uitgelegd en die leidde tot zijn val.

  • meer over de Nacht van Schmelzer19

Op 3 mei 1989 kwam er een einde aan bijna zeven jaar samenwerking tussen CDA en VVD onder minister-president Lubbers20. De VVD-fractie kon zich niet vinden in het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait.

  • meer over de kabinetscrisis van 198921

4.

Het inlichtingenrecht

Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is het beoordelen van besluiten van het kabinet (en van individuele bewindspersonen). Bij die controlerende taak wordt gebruikgemaakt van het recht op inlichtingen, een recht dat ieder individueel Tweede Kamerlid heeft en dat is vastgelegd in de Grondwet. Een minister is verplicht gehoor te geven aan een verzoek van inlichting door de Tweede Kamer, tenzij er een beroep kan worden gedaan op strijdigheid met het belang van de staat.

  • meer over de vormen van het inlichtingenrecht10
  • beschouwing over het inlichtingenrecht22

5.

De rol van het enquęterecht

De Tweede Kamer heeft een grondwettelijk recht van enquęte. Dat betekent dat de Kamer een onderzoek kan instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Ministers zijn verplicht zich te verantwoorden als de Tweede Kamer haar enquęterecht23 gebruikt.

Een enkele enquęte had directe politieke gevolgen. Zo traden naar aanleiding van de paspoortenquęte24 minister Van Eekelen25 en staatssecretaris Van der Linden26 af. Noodzakelijk is dat echter niet. Belangrijker zijn waarheidsvinding en aanbevelingen over toekomstig beleid en wetgeving. Zo leidde de enquęte over de sociale zekerheid27 tot een andere organisatie van toezicht op en uitvoering van de sociale zekerheid.

De harde conclusies van het rapport van de enquętecommissie Fyra28 waren op 28 oktober 2015 voor staatssecretaris Wilma Mansveld29 reden om af te treden. Zij was van 5 november 2012 tot en met 28 oktober 2015 staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu in het kabinet-Rutte II30.

Op 5 februari 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquęte in stellen naar de aard en omvang van de fraude in de bouw. Verder zou worden bekeken of Justitie voldoende in staat was hiertegen op te treden. De enquętecommissie stond onder voorzitterschap van Marijke Vos31. De openbare verhoren vonden plaats van augustus tot en met september 2002. Op 12 december 2002 presenteerde de enquętecommissie haar eindrapport. Minister Korthals32, toenmalig demissionair minister van Defensie, trad naar aanleiding van één van de conclusies af.

De bekendste minister die ondanks het niet verstrekken van informatie mocht aanblijven, was Gijs van Aardenne33. Als minister van Economische Zaken verzweeg hij informatie over financiële garanties aan het RSV-concern, omdat hij vreesde dat die wetenschap tot hogere schadeclaims van schuldeisers zou leiden. Een Tweede Kamermeerderheid verbond in december 1984 geen consequenties aan het negatieve oordeel dat de enquętecommissie RSV daarover had uitgesproken. Van Aardenne gold sindsdien wel als 'aangeschoten wild'.

  • overzicht parlementaire enquętes in de Tweede Kamer 1851 - heden34

6.

Andere conflicten Tweede Kamer-bewindspersonen

De geschiedenis kent ook conflicten tussen individuele bewindspersonen en de Tweede Kamer. Aangezien het parlement zich bij zijn werkzaamheden voor een groot deel baseert op informatie die door het kabinet wordt verstrekt, wordt het vertrouwen van de Kamer geschaad als deze ontdekt dat de juistheid en de volledigheid van de verstrekte informatie te wensen overlaat.

Er zijn een aantal voorbeelden te noemen waarbij er door onjuiste of onvolledige inlichting door het kabinet een onrustige situatie ontstond in de Tweede Kamer. Voormalig minister Ivo Opstelten35 van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Fred Teeven36 traden in 2015 af. Aanleiding was de afwikkeling van en informatievoorziening over een deal met topcrimineel Cees H. in 2000, de zogenoemde Teevendeal. Hoewel hun ontslag niet leidde tot de val van het kabinet, kwam het voorval de sfeer in de Tweede Kamer niet ten goede.

  • meer over over onjuist/onvolledig informeren Tweede Kamer37
 

Meer over

  • functie en positie Tweede Kamer38

  • 1. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 2. 
    Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
     
  • 3. 
    Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
     
  • 4. 
    Regeringsprogramma's en regeerakkoorden hebben gemeen dat schriftelijk het voorgenomen beleid van een toekomstig kabinet wordt vastgelegd. Een regeringsprogramma kan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de coalitiefracties, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
     
  • 5. 
    De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
     
  • 6. 
    Tweede Kamerleden hebben het recht om zelf een voorstel voor een wet aan de Tweede Kamer aan te bieden: het recht van initiatief. Een dergelijk voorstel wordt op vrijwel dezelfde wijze door het parlement behandeld als wetsvoorstellen die door de regering worden ingediend.
     
  • 7. 
    De vertrouwensregel houdt in dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moet aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van het parlement (lees: de Tweede Kamer). De vertrouwensregel zegt dus niet dat bewindspersonen per se moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.
     
  • 8. 
    De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers, gezamenlijk en afzonderlijk, verantwoording aan het parlement afleggen voor hun beleidsdaden. Zij alleen zijn (politiek) verantwoordelijk voor wetgeving en beleid. De Koning, die tevens deel uitmaakt van de regering, is dat niet. De staatssecretarissen zijn eveneens politiek aansprakelijk.
     
  • 9. 
    Er zijn twee soorten moties waarmee de Tweede Kamer ernstige kritiek op een bewindspersoon kan verwoorden: de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Het onderscheid tussen beide soorten is in de praktijk overigens niet altijd even duidelijk. Moties van afkeuring of wantrouwen worden geregeld ingediend, maar zelden aangenomen. De Eerste Kamer kende (nauwelijks) moties van afkeuring/wantrouwen, omdat de vertrouwenskwestie feitelijk niet speelt bij de Eerste Kamer.
     
  • 10. 
    Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is het beoordelen van besluiten van het kabinet (en van individuele bewindspersonen) en van voorgenomen beleid. Bij die controlerende taak wordt gebruikgemaakt van het recht op inlichtingen, een recht dat ieder individueel Tweede Kamerlid heeft en dat is vastgelegd in de Grondwet. De regering is verplicht om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt. Alleen als het belang van de staat in het geding is, mag de regering weigeren de informatie te verschaffen. Via het recht van onderzoek kan de Kamer zelf een nader onderzoek instellen.
     
  • 11. 
    De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
     
  • 12. 
    Moties zijn uitspraken van de Tweede of Eerste Kamer, die door één of meer Kamerleden worden voorgesteld. Een motie wordt vaak gebruikt om een conclusie van een debat of een actiepunt voor een minister (of staatssecretaris) vast te leggen. Moties komen veel voor bij de bespreking van regeringsnota's en -notities in de Tweede Kamer.
     
  • 13. 
    Dualisme wil zeggen dat er een duidelijke scheiding is tussen kabinet en parlement. De regel die dan strikt genomen geldt, is: de regering regeert, het parlement controleert. In de praktijk is het gedrag van de Tweede Kamer echter vaak minder dualistisch.
     
  • 14. 
    Belangrijkste financiële en fiscale specialist van de KVP-fractie onder Romme. Onderwijzer en later leraar economie en boekhouden in Rotterdam en lid van diverse examencommissies. Stond bekend als rekenmeester van de KVP-fractie. Zijn (droge) bijdragen in debatten waren vaak voor slechts een paar fiscale specialisten in de Kamer te volgen. Als lid van regeringsfractie KVP een kritisch volger van de socialistische ministers van financiën in de kabinetten-Drees. Een door hem ingediend amendement op belastingvoorstellen van minister Hofstra leidde in 1958 tot de val van het vierde kabinet-Drees. Kleine, vasthoudende en wellevende afgevaardigde.
     
  • 15. 
    Joviale Groningse ondernemer, die met krachtig stemgeluid als VVD-Tweede en Eerste Kamerlid vaak de belangen van automobilisten verdedigde. Had echter ook altijd oog voor het belang van goed openbaar vervoer en hij was tevens voorstander van invoering van een kilometerheffing. Directeur van een managementadviesbureau en mede-eigenaar van een aantal bedrijven op het terrein van onroerend goed en bouw. Was daardoor goed ingevoerd op het beleidsterrein van de volkshuisvesting. Ook met dat terrein hield hij zich in beide Kamers bezig. Hij was mede-initiatiefnemer bij wetgeving om het eigenwoningbezit te bevorderen. Was in zijn laatste periode als Tweede Kamerlid fractiesecretaris. Goedlachse levensgenieter.
     
  • 16. 
    Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees. De Tweede Kamer nam een door de KVP'er Lucas ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.
     
  • 17. 
    Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
     
  • 18. 
    Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
     
  • 19. 
    Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
     
  • 20. 
    Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
     
  • 21. 
    Algemeen wordt aanvaard dat er wel een vertrouwensrelatie is tussen bewindslieden en de Eerste Kamer, maar dat er geen vertrouwensregel bestaat tussen kabinet en Eerste Kamer. Anders gezegd: de Eerste Kamer kan eventueel wel een bewindspersoon bewegen tot aftreden, maar niet het gehele kabinet. Zolang het kabinet het vertrouwen heeft van een meerderheid van de Tweede Kamer kan het aanblijven.
     
  • 22. 
    Met artikel 68 van de Grondwet hebben Tweede en Eerste Kamer een belangrijk instrument in handen om de regering te kunnen controleren. In de reglementen van orde van respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer is dit artikel nader uitgewerkt in het recht van interpellatie en het stellen van schriftelijke vragen en, maar dan alleen voor de Tweede Kamer, het stellen van mondelinge vragen. Daarnaast beschikken beide Kamers over het recht van enquête, zoals neergelegd in artikel 70 van de Grondwet en verder uitgewerkt in de onlangs gewijzigde Wet op de Parlementaire Enquête.
     
  • 23. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 24. 
    In 1988 werd een parlementaire enquête gehouden naar de mislukte poging om een nieuw, fraudebestendig (Europees) paspoort in te voeren. Sinds 1984 werd daaraan gewerkt. De Staat der Nederlanden sloot een contract met de organisatie KEP, een samenwerkingsverband van Kodak, Philips en Elba, een Schiedamse drukkerij. KEP bleek in april 1988 niet in staat zijn verplichtingen na te komen.
     
  • 25. 
    VVD-politicus met grote internationale belangstelling. Begon zijn loopbaan als diplomaat en werd daarna topambtenaar op Buitenlandse Zaken. Kort na zijn verkiezing tot Tweede Kamerlid al staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Van Agt I. In het kabinet-Lubbers I staatssecretaris van Europese Zaken. Trad in 1988 af als minister van Defensie in het kabinet-Lubbers II vanwege zijn eerdere verantwoordelijkheid in de paspoortaffaire. Werd vervolgens secretaris-generaal van de West-Europese Unie en Eerste Kamerlid. Hoffelijke diplomaat, die vurig verdediger was van zowel de Atlantische als de Europese samenwerking.
     
  • 26. 
    CDA-politicus en volbloed Europeaan, die zijn lange politieke loopbaan begon bij de KVP-jongerenorganisatie en eindigde als voorzitter en prominent lid van de Eerste Kamer. Was ambtenaar in Brussel en werd vanaf 1977 in de CDA-Tweede Kamerfractie Europa- en landbouwspecialist. Kreeg in Limburg, waar men sprak van 'Us Reneke', altijd veel voorkeurstemmen. In 1986 staatssecretaris voor Europese Zaken in het kabinet-Lubbers II. Moest twee jaar later noodgedwongen opstappen vanwege de uitkomst van de Paspoortenquête. Keerde kort daarna terug in de Tweede Kamer, waarvan hij tot en met 1998 lid bleef. Als Eerste Kamerlid voorzitter van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en in 2009-2011 Kamervoorzitter. Was in 2005-2008 tevens voorzitter van het parlement van de Raad van Europa.
     
  • 27. 
    In 1992-1993 werd een parlementaire enquête gehouden naar het functioneren van de organen belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten. De enquête werd ingesteld na een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over de uitvoeringspraktijk.
     
  • 28. 
    In juni 2013 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden over de Fyra-treinverbinding tussen Nederland en België. Op 28 oktober 2015 bracht de enquêtecommissie een vernietigend rapport ('De reiziger in de kou') uit over het vervoer over de HSL-Zuid. Er was sprake van een aaneenschakeling van fouten bij NS, kabinet en het toezicht. Ook de Tweede Kamer had steken laten vallen, terwijl achtereenvolgende bewindslieden de Kamer onjuist, onvolledig en soms ontijdig hadden geïnformeerd.
     
  • 29. 
    Zakelijk ingestelde PvdA-politica, die na een loopbaan als boekhouder en personeelsmanager secretaris werd van de sociaal-economische raad Noord-Nederland. Tien jaar later, in 2011, werd zij gedeputeerde van Groningen, belast met onder meer economische zaken, milieu en klimaat en jeugdzorg. Als staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in het kabinet-Rutte II kreeg zij spoedig te maken met problemen bij ProRail en bij de treinverbinding HSL-Zuid. Na publicatie van het rapport van de enquêtecommissie Fyra nam zij de politieke verantwoordelijkheid voor falend beleid in dat langlopende project. Was daarna een half jaar waarnemend burgemeester van Tytsjerksteradiel en is nu directeur van de Veiligheidsregio Groningen.
     
  • 30. 
    Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
     
  • 31. 
    Marijke Vos (1957) was van 7 juni 2011 tot 26 september 2018 Eerste Kamerlid voor GroenLinks. Sinds 1 oktober 2018 is zij staatsraad in de Afdeling advisering. Zij werkte eerder onder meer als educatief medewerker bij Milieudefensie en als docent milieukunde aan de Universiteit Leiden en was in 1990-1994 voorzitter van GroenLinks. In de Tweede Kamer, waarin zij in 1994 zitting kreeg, hield zij zich onder meer bezig met milieu, asielbeleid, landbouw en natuurbehoud. Trad ook enige tijd op als waarnemend fractievoorzitter. Mevrouw Vos was voorts voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid. Van april 2006 tot mei 2010 was zij wethouder van Amsterdam. In de Eerste Kamer was zij woordvoerdster infrastructuur, milieu, economische zaken en financiën.
     
  • 32. 
    Rotterdamse advocaat die in de VVD tot de vooruitstrevende vleugel hoorde. Kwam in 1982 in de Tweede Kamer en maakte deel uit van de enquêtecommissie RSV. Nam in tegenstelling tot Joekes afstand van de negatieve conclusie over zijn partijgenoot Van Aardenne. Woordvoerder justitie en studiefinanciering. Klom later op tot vicefractievoorzitter. Minister van Justitie in het kabinet-Kok II en van Defensie in het kabinet-Balkenende I. Trad af nadat in het rapport van enquêtecommissie bouwfraude was geconcludeerd dat hij de Kamer onvolledig had geïnformeerd. Tegenstander van te grote inperking van de persoonlijke levenssfeer. Hem werd soms verweten tamelijk lui te zijn, maar hij bracht niettemin de nodige wetgeving tot stand. Was in 2011-2014 voorzitter van de VVD.
     
  • 33. 
    Liberaal wis- en natuurkundige met een brede maatschappelijke en culturele belangstelling. Speelde in de VVD dertig jaar een belangrijke rol. Voor hij in de landelijke politiek kwam directeur van een ijzergieterij. In de Tweede Kamer tijdens het kabinet-Den Uyl financieel woordvoerder van de oppositie. Minister van Economische Zaken in de kabinetten-Van Agt I en -Lubbers I (in dat kabinet tevens viceminister-president). Kreeg onder meer te maken met de teloorgang van de Nederlandse scheepsindustrie. 'Aangeschoten wild' door de RSV-enquête, vanwege het onjuist informeren van de Tweede Kamer. Was in 1994 als informateur 'wegbereider' van het paarse kabinet en zag die benoeming als een rehabilitatie. Gedegen stabiele figuur.
     
  • 34. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht komt er op neer dat de Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Bij een parlementaire enquête zijn getuigen, in tegenstelling tot bij een 'gewoon' onderzoek, verplicht te verschijnen en vinden de verhoren onder ede plaats.
     
  • 35. 
    VVD-bestuurder, minister en partijvoorzitter, die werd gevormd in de gemeenteadministratie en daarna op 28-jarige leeftijd aan een indrukwekkende loopbaan begon als burgemeester. Na een onderbreking van vijf jaar als topambtenaar op Binnenlandse Zaken werd hij in 1992 eerste burger van Utrecht en ruim zes jaar later van het voorheen 'rode bolwerk' Rotterdam. Was een krachtig, maar soepel handhaver van gezag. Daarna nog waarnemer in Tilburg en vanaf 2008 voorzitter van de VVD. Politieke peetvader van Mark Rutte en na de formatie van diens eerste kabinet, waarin hij een groot aandeel had, minister van Veiligheid en Justitie. Voerde voortvarend een nieuwe Politiewet in. Kwam in het kabinet-Rutte II minder uit de verf en moest voortijdig aftreden. Rasbestuurder met een fors postuur en sonore basstem, die amicaal en prettig in de omgang is.
     
  • 36. 
    Kamerlid en staatssecretaris, die daarvoor als officier van justitie naam had gemaakt als 'crimefighter'. Was in 2002-2003 fractievoorzitter van Leefbaar Nederland en toonde zich toen een gedegen Kamerlid. In 2010 keerde hij terug in de Tweede Kamer, maar nu voor de VVD. Als staatssecretaris van Veiligheid van Justitie verdedigde hij in het parlement meer dan de minister veel justitiewetgeving. In het kabinet-Rutte II had hij de lastige portefeuille asielbeleid. Trad in maart 2015 af toen minister Opstelten viel over de 'bonnetjesaffaire' over de deal uit 2000 die Teeven als OvJ met een crimineel had gesloten. Hij keerde kort daarna terug als Tweede Kamerlid. Ongecompliceerde, hardwerkende politicus, die na zijn vertrek uit de politiek als buschauffeur en ondernemer aan de slag ging.
     
  • 37. 
    Het onjuist informeren van de Tweede Kamer wordt als een 'politieke doodzonde' gezien. Toch betekende dat slechts zelden dat een bewindspersoon om die reden moest aftreden. Vraag is soms of de bewindspersoon schuld had aan die onjuiste informatie en of er geen 'verzachtende omstandigheden' waren. Denkbaar is bijvoorbeeld dat ambtenaren de bewindspersoon niet volledig hadden geïnformeerd.
     
  • 38. 
    Nederland heeft een parlementair stelsel met twee Kamers, die echter in hoge mate een zelfde positie hebben. Zo stemmen ze over alle wetsvoorstellen en begrotingen. Wel heeft de Tweede Kamer meer rechten dan de Eerste Kamer. Zij beschikt over het recht van initiatief en het recht van amendement.