Plenair debat over de Wetswijziging van de Telecomwet op 12 januari 2016 - Hoofdinhoud
Alleen het gesproken woord geldt
Voorzitter,
Wat kan ik het mij nog goed herinneren: een aantal jaren geleden maakten een aantal media in dit huis gebruik van spoofing, met hilarische beelden als resultaat. Volgens mij was het collega Van der Staaij die dacht dat hij een e-mail kreeg van een minister, die hem complimenteerde met de kleur van zijn das. Dat was een van de grappen die toen werd uitgehaald. Dat was heel lollig, maar het kan, zoals mevrouw Oosenbrug zegt, voor zeer veel kwade bedoelingen gebruikt worden. Ik ben daarom benieuwd naar de reactie van de minister op haar vragen.
Ik ben blij dat de minister in dit wetsvoorstel een regeling heeft opgenomen voor het compenseren van schade voor consumenten bij eventuele langdurige storingen. Ik heb de brand bij Vodafone in Rotterdam nog goed in herinnering. Daarvan hadden niet alleen consumenten last, maar ook tienduizenden ambtenaren, een heel setje bewindspersonen en 150 Kamerleden. Immers, wij bellen en belden indertijd met Vodafone. Ineens lag al onze communicatie eruit. Dat duurde wel een aantal dagen. Toen was Vodafone er als de kippen bij om ons "regional roaming"-simkaartjes te verschaffen waardoor we op netwerken van concurrenten konden bellen, maar dat was natuurlijk geen ideale oplossing. Dit voorval heeft de Kamer, het kabinet en de overheid wakker geschud ten aanzien van de kwetsbaarheid van sommige netwerken. Die compensatieregeling is een van de gevolgen daarvan, net als de manier waarop we over de veiligheid van de infrastructuur zijn gaan nadenken. Dat vind ik een goede zaak.
Ik steun ook de keuze van de minister wat betreft eenvoud en uitzonderingen. Ik denk dat je het niet altijd iedereen honderd procent naar de zin kunt maken. Een aantal marktpartijen hebben zich bij mij gemeld, maar ik vermoed ook bij een aantal collega's, met bezwaren tegen de wijze waarop het nu is ingericht. Die snap ik heel goed, maar tegelijk snap ik de gemaakte afweging inzake werkbaarheid, dus eenvoud. Ik steun de oplossing die de minister heeft gekozen.
Ik ben zeer verheugd over wat de minister heeft gedaan om uitvoering te geven aan mijn motie over het verlagen van de overstapdrempels. Een praktijk die we jaren hebben gezien is dat ondernemers steeds weer onaangenaam verrast werden omdat ze dachten dat ze konden overstappen, terwijl ze dan twee of drie maanden van tevoren hun contract hadden moeten opzeggen. Deden ze dat niet op tijd, dan zaten ze weer één of twee jaar aan dat contract vast. Het verschilde nog weleens per product, waardoor een ondernemer die wilde overstappen met meerdere producten, daarmee best veel moeite had of een flink bedrag aan afkoop moest betalen. Ik juich het van harte toe dat we daar nu een einde aan maken. Dat kan ondernemers in potentie honderden tot duizenden euro's per jaar schelen. Ik heb het dan over de kleine ondernemers, zoals de bakker op de hoek, die nog wat belegde broodjes bezorgt bij klanten in de buurt, en het administratiekantoor met een internetaansluiting en een paar mobieltjes. Dergelijke bedrijven kunnen hiervan heel erg profiteren.
Wat schetst echter mijn verbazing? Tijdens het kerstreces kreeg ik vanuit diverse kanten berichten binnen dat een aantal grotere aanbieders actief hun klantenbestand benaderen met aanbiedingen die leiden tot wel vijf jaar verlenging. Ik herhaal: tot wel vijf jaar verlenging! Vijf jaar geleden kwam de iPhone 3GS net uit. Vijf jaar geleden bestond Spotify net, maar kende bijna niemand het. Vijf jaar geleden maakten we nauwelijks gebruik van WhatsApp. Vijf jaar geleden was er 90% minder dataverbruik dan nu. Dan denk ik: dat is niet de bedoeling van vrijheid op een markt. Ja, het mag volgens de huidige wet. Toch komt het op mij een beetje over als dat marktpartijen nu denken: potverdorie, door deze wetswijziging loop ik het risico een deel van mijn klantenbestand kwijt te raken, dus laat ik mijn klanten nu een mooie aanbieding doen, maar wel voor heel lang. Ik heb een aantal voorbeelden van aanbiedingen gezien, bijvoorbeeld: een eenjarig contract had een korting van 5%, een tweejarig contract een korting van 10%, een driejarig contract een korting van 15% en een vijfjarig contract een korting van wel 35%. Ja, zo kan ik ook wel klanten sturen in de richting van een gewenste "outcome", zoals de Engelsen zeggen. Dat mag volgens de wet, maar ik denk niet dat dat de bedoeling is.
Ik zie het een beetje als een manier om te anticiperen op dit wetsvoorstel, waarmee overstapdrempels worden verlaagd, en om te proberen het positieve effect dat van dit onderdeel van de wet valt te verwachten — zij zien dat als een risico voor hun bestaande klantenbestand — met een jaar of vijf uit te stellen. Dat is wat mij betreft, zo zeg ik over het hoofd van de minister heen tegen de marktpartijen, nadrukkelijk niet de bedoeling van dit wetsvoorstel. Ik hoop zeer dat de marktpartijen dit niet als een bewuste verkoopstrategie hebben ingezet. Ik hoop dat dit iets is van een aantal enthousiaste verkopers en dat het een uitzondering is.
Ik vraag de minister of hij, zijn departement of de ACM hierover signalen heeft ontvangen. Ik vraag hem de Kamer hierover te berichten. Ik roep de minister of de ACM — het is mij om het even wie dat het beste kan doen; misschien kunnen ze het gezamenlijk doen — op om de komende tijd scherp in de gaten te houden welke proposities nu in de markt worden gezet. Wij willen de concurrentie op deze markt verbeteren. Wij willen de concurrentie en de keuzevrijheid op deze markt vergroten. Als de marktpartijen in de praktijk zo blijken te handelen … Ik zeg "als" en "blijken". Ik zeg niet dat het nu massaal zo gebeurt, maar de signalen wijzen daar wel op. We moeten ons daar dan wel van bewust zijn. De minister en de ACM hebben op dit moment wat dit betreft wat betere tools in handen dan de individuele Kamerleden. Daarom stel ik deze vraag aan de minister.
Ik heb nog enkele onderwerpen. De artikelen 5.8 en 5.9 gaan over, plat gezegd, het vrijwillig of verplicht verleggen van kabels en leidingen in de grond van een ander omdat een persoon of organisatie van plan is om bouwactiviteiten op dat stuk grond, waarin dan nog kabels en leidingen liggen, te ontplooien. Het ene artikel ziet op woningbouw en reguliere bouw. Het andere artikel ziet op grote infrastructurele werken. Ik heb verschillende signalen uit de markt ontvangen dat de huidige praktijk eigenlijk al wel adequaat werkt en dat bij een aantal marktpartijen de vrees bestaat dat de manier waarop het in deze twee artikelen, 5.8 en 5.9, is geregeld, ertoe zal leiden dat marktpartijen onnodige kosten moeten gaan maken zonder dat er sprake is van verbetering ten opzichte van de huidige praktijk. Ik vraag de minister om hierop te reageren.
Ik sluit me aan bij de vragen die een aantal collega's hebben gesteld over de radiofrequenties en de wijze waarop KWINK op dit moment informatie aan het verzamelen is. Ik krijg ook signalen dat het een beetje een black box is en dat KWINK heel veel vragen stelt, maar dat voor de marktpartijen niet bekend is op basis waarvan die vragen gesteld worden en wat de parameters zijn voor die partijen, terwijl ze al wel heel lang geleden, ik meen in augustus vorig jaar, bij het departement allerlei voorstellen hebben ingediend. Zowel vanuit het departement als vanuit KWINK hebben ze echter nooit een reactie op of een appreciatie van die voorstellen ontvangen. Ik denk dat het voor een goede uitvoering en voor een goede discussie in de Kamer over het onderzoek, handig is als partijen in de markt weten waar ze aan toe zijn en wat de parameters zijn. Kan de minister toezeggen dat hij dat met de partijen gaat delen?