Democratie
Het woord 'democratie' stamt af van de Griekse woorden 'demos' ('volk') en 'krateo' ('heersen' of 'regeren'). Letterlijk vertaald betekent het dus 'volksheerschappij'. De eerste democratie ontstond in het oude Griekenland. In de Griekse stadstaten werden belangrijke beslissingen door de burgers genomen. Omdat het volk direct mee besloot over staatszaken noemen we dit een directe democratie.
Door de eeuwen heen heeft de democratie zich ontwikkeld van de zuivere directe democratie van de Griekse stadstaten tot een meer indirecte vorm van volksheerschappij. Op dit moment houdt democratie voor de meeste landen in dat burgers vertegenwoordigers aanwijzen om hun belangen te behartigen. Zo kunnen we al meerdere vormen democratie onderscheiden. Het meest basale onderscheid is het verschil tussen een 'directe' en een 'indirecte' democratie.
Hedendaagse democratie is een staatsideologie waarin het volk soeverein is. Zowel in directe vorm of via vertegenwoordiging. Door middel van verkiezingen geven burgers legitimiteit aan de beslissingen van volksvertegenwoordigers. Op deze manier is draagvlak voor wetgeving gewaarborgd.
Inhoudsopgave
Een essentieel onderdeel van ons hedendaagse begrip van democratie is de 'Trias Politica'. Volgens de Franse verlichtingsfilosoof Montesquieu is een belangrijk onderdeel van een democratie de scheiding van machten. Hij identificeert binnen een staat drie machten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. In een goede democratie zijn deze machten nooit in de handen van dezelfde persoon of instantie. Door deze machten over verschillende personen of instanties te verdelen ontstaat er een systeem van 'checks and balances': door wederzijdse controle houden de machten elkaar in balans.
Bij een directe democratie beslist het volk direct mee over staatszaken. Een voorbeeld van een directe democratie is de Zwitserse democratie, waar burgers de plicht hebben om door middel van bindende referenda2 over staatszaken te stemmen. Op basis van deze referenda wordt de meeste wetgeving ontworpen, vastgesteld en uitgevoerd. Deze vorm van directe democratie lijkt het meeste op de oorspronkelijke democratie zoals we die kennen van de oude Grieken. Buiten Zwitserland komt directe democratie in Europa in de praktijk echter nauwelijks voor.
Een indirecte of 'vertegenwoordigende' democratie is de meest voorkomende vorm van democratie. Hierbij worden de volksvertegenwoordigers en/of bestuurders gekozen door de burgers. De gekozenen verkrijgen op die manier het (tijdelijke) mandaat3 om de stem van het volk te vertegenwoordigen.
Een variant van indirecte democratie is de parlementaire democratie. In een parlementair stelsel kiest de bevolking het parlement4, maar niet de regering5. Er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen parlement en regering: alleen samen vormen zij de wetgevende macht. In de meeste gevallen doet de regering wetsvoorstellen, maar moeten die door een meerderheid van het parlement worden goedgekeurd.
Het alternatief van een parlementair stelsel is een presidentieel stelsel. De Verenigde Staten is een klassiek voorbeeld van zo'n presidentiële democratie. In een presidentiële democratie wordt de president door middel van directe verkiezingen gekozen. Het kabinet van de gekozen president met zijn of haar ministers hoeft geen verantwoording af te leggen aan het parlement.
De term 'directe' verkiezingen6 is een mogelijke bron van verwarring. Een direct verkozen parlement of president is namelijk geen kenmerk van een directe democratie, maar juist van een indirecte democratie. Omdat beslissingen over staatszaken genomen worden door de gekozen volksvertegenwoordiger(s) en niet door de burgers zelf, valt een direct gekozen parlement of president ook onder de noemer 'indirecte democratie'.
Nederland is een indirecte democratie. In de Nederlandse Grondwet7 komt het begrip democratie echter niet voor. Pas in Artikel 50 van de Nederlandse Grondwet wordt er gesproken van volksvertegenwoordiging. Artikel 50 luidt: 'De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.' Dit artikel is de grondwettelijke basis voor de vertegenwoordigende democratie van Nederland.
In Nederland wordt het volk vertegenwoordigd door de Tweede en Eerste Kamer. Het kabinet kan geen wetten doorvoeren zonder dat die goedgekeurd worden door beide Kamers. Dit maakt van Nederland een parlementaire democratie. Daarnaast is het Nederlandse parlementaire stelsel dualistisch. Dit wil zeggen dat de Staten-Generaal8 (Tweede en Eerste Kamer) zich onafhankelijk opstellen ten opzichte van de regering: ministers zijn geen lid van de Staten-Generaal. In het Verenigd Koninkrijk zijn de ministers dat bijvoorbeeld wel. In zo'n geval wordt gesproken van 'monisme'.
Tussen 2015 en 2018 was het in Nederland mogelijk om een raadgevend referendum9 aan te vragen over aangenomen wetten. Als ten minste 300.000 kiesgerechtigden daartoe het verzoek indienden, werd een dergelijk referendum uitgeschreven. Het kabinet was niet verplicht de uitslag van het referendum te honoreren, maar werd wel geacht het in zijn beslissing mee te nemen. Op die manier werd er een directer smaakje aan de indirecte democratie gegeven. Het Kabinet Rutte III10 besloot de Wet raadgevend referendum echter in te trekken, omdat het vond dat het raadgevend referendum niet aan de verwachtingen had voldaan.
- 1.De ideeën van de Franse filosoof Montesquieu over de Trias Politica hebben internationaal grote invloed op de staatsinrichting gehad. Hij beschreef deze ideeën in zijn boek De l'esprit des lois ('Over de geest van de wetten') uit 1748.
- 2.Een referendum is een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie. Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden deze volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Tegenstanders zeggen dat in een representatieve democratie volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken.
- 3.Dit is een tijdelijke volmacht, machtiging of opdracht voor het vervullen van een bepaalde functie. Voor meerdere ambten binnen de Europese Unie wordt gesproken van een mandaat, maar ook commissies of instanties kunnen een mandaat hebben. In de praktijk wordt met het begrip 'mandaat' vaak de verzameling taken, bevoegdheden en doelstellingen beschreven die verbonden zijn aan een bepaalde functie.
- 4.Het begrip parlement gebruiken we in twee betekenissen. We verstaan er 'de volksvertegenwoordiging' onder, waarbij dan in het algemeen de Tweede Kamer wordt bedoeld. Het is echter tevens een verzamelbegrip voor Tweede en Eerste Kamer. Een (formeler) synoniem daarvan is 'Staten-Generaal'.
- 5.De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
- 6.Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder mogen Tweede Kamerleden, Statenleden en raadsleden kiezen. Alles rond de verkiezingen is geregeld in de Kieswet. De wijze waarop de verkiezingen plaatsvinden, noemen we het kiesstelsel.
- 7.De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.
- 8.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
- 9.Tussen 1 juli 2015 en 10 juli 2018 maakte de Wet raadgevend referendum (Wrr) het voor Nederlandse burgers mogelijk om een raadgevend referendum aan te vragen over wetten die waren aangenomen. Dit betrof tevens wetten ter goedkeuring van verdragen. Als uiteindelijk ten minste 300.000 kiesgerechtigden een geldig verzoek hadden ingediend, werd een raadgevend referendum uitgeschreven. Het Kabinet-Rutte III besloot de wet in te trekken, omdat het vond dat het raadgevend referendum niet aan de verwachtingen had voldaan. De Eerste Kamer stemde op 10 juli 2018 in met de intrekkingswet.
- 10.Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidt. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.