Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2014

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 33750 A - Vaststelling begroting Infrastructuurfonds 2014.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2014; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 17-09-2013
Publicatie­datum 17-09-2013
Nummer KST33750A2
Kenmerk 33750 A, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 750 A

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2014

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

B. 1. 2. 3. 4.

 
 

Blz.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE WETSARTIKELEN

2

Wetsartikel 1

2

BEGROTINGSTOELICHTING

3

Leeswijzer

3

De Infrastructuuragenda

6

De Productartikelen

10

Bijlagen:

76

1. Voeding van het Infrastructuurfonds en begrotingstaat

 

per productartikelonderdeel

76

2. Verdiepingsbijlage

78

3. Overzichtsconstructie Kustwacht Nieuwe Stijl

102

4. DBFM conversie stappen

105

5. Beheer & Onderhoud

107

6. Bijlage Spoor

116

7. Lijst van afkortingen

119

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk jaar afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

  • 1. 
    Leeswijzer

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) stelt de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (Begroting hoofdstuk XII) op van de Rijksbegroting en een begroting van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Infrastructuurfonds.

Door een apart fonds voor infrastructuur kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals genoemd in de wet op het Infrastructuurfonds, te weten het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen – in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenM – waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Infrastructuurfonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de begroting van IenM (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

De begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. 
    Leeswijzer.
  • 2. 
    Infrastructuuragenda, waarin de mijlpalen in het lopende infrastructuurprogramma worden gepresenteerd.
  • 3. 
    Productartikelen, waarin per investeringsdomein de begrotingcijfers worden gepresenteerd. Hierin zijn ook de projectoverzichten opgenomen. – Mutaties in de projectsfeer worden in deze begroting toegelicht als deze financieel groter zijn dan tien procent van het projectbudget of in absolute zin meer bedragen dan € 10 mln; – Een nadere toelichting op deze en alle overige infrastructuurprojecten is te vinden in het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) Projectenboek 2014.
  • 4. 
    Bijlagen; de volgende bijlagen zijn opgenomen in deze begroting:
  • 1. 
    Voeding van het Infrastructuurfonds en begrotingstaat per productartikelonderdeel
  • 2. 
    Verdiepingsbijlage
  • 3. 
    Overzichtsconstructie Kustwacht Nederland Nieuwe Stijl
  • 4. 
    DBFM conversie stappen
  • 5. 
    Beheer en Onderhoud
  • 6. 
    Bijlage Spoor
  • 7. 
    Lijst van afkortingen

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

Overprogrammering

In de brief van 13 februari jl. over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is aangekondigd dat in de programmering een tijdelijke en beheerste overprogrammering wordt opgenomen. Dit vertaalt zich in een aanlegprogramma dat in de periode tot en met 2018 hoger is dan het beschikbare budget en een exact omgekeerde situatie in de periode na 2018. Dit impliceert dat mijlpalen kunnen vertragen wanneer de benodigde middelen niet in de juiste jaren beschikbaar zijn. Op totaalniveau zijn tot en met 2028 programma en budget uiteraard in balans. Een beheerste overprogrammering vergt dat geen verplichtingen worden aangegaan indien in de betreffende jaren onvoldoende kasgeld beschikbaar is.

Overprogrammering Infrastructuurfonds in € mrd

t/m 2018            na 2018               Totaal

 

Programma Verkenning, Planuitwerking en

     

Realisatie

5,3

15,0

20,3

Budget Verkenning, Planuitwerking en

     

Realisatie

3,2

17,1

20,3

Overprogrammering (-)

  • 2,1

2,1

0

Het instrument overprogrammering is door het kabinet ingezet om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. De ervaring leert namelijk dat infrastructuurprojecten kunnen vertragen ten opzichte van de planning, bijvoorbeeld door complexiteit, onvoorziene omstandigheden of een hoog ambitieniveau in de afgegeven mijlpalen. Doordat met overprogrammering wordt gewerkt leiden vertragingen bij individuele projecten niet automatisch tot onderbesteding van het beschikbare budget.

In het lopende begrotingsjaar en enkele jaren daarna wordt in het realisatieprogramma beperkt overprogrammering toegepast. De kans op grote vertragingen is daar immers beperkt omdat de contracten met de aannemer in de realisatiefase doorgaans zijn gesloten. De overprogram-mering wordt verder vooral toegepast in de verkenning- en planuitwer-kingprogramma’s waar sprake is van meer planningsonzekerheid. Via deze verdeling is geborgd dat voldoende druk staat op zowel de budgetten dichtbij het uitvoeringsjaar als de budgetten meer in de toekomst. Op beheer en onderhoud vindt geen overprogrammering plaats aangezien daar slechts beperkt sprake is van planningsonzekerheid.

Via bandbreedtes rondom de mijlpalen komt de onzekerheid die het totale programma kenmerkt ook op projectniveau tot uitdrukking. In navolging op de brief over de invulling van bezuinigingen op infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) wordt dit principe nu ook in deze begroting geïntroduceerd bij de verkenning- en planuitwerkingarti-kelen van Wegen en Vaarwegen. Bij de door uw Kamer aangewezen grote projecten was dit al de werkwijze via de probabilistische planningen in de voortgangrapportages. In de volgende begroting(en) is het voornemen om het principe van bandbreedtes uit te breiden naar alle projecten in de verkenning- en planuitwerkingfase op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. Daartoe worden de probabilistische planningsmethoden verder opgehard en ingebed in een eenduidig systeem van planning, sturing, verslaglegging en (kas)beheersing.

Investeringsruimte

In de brief over de invulling van de bezuinigingen op het infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is aangegeven hoe de investeringsruimte is verdeeld over de modaliteiten. Ook in deze begroting is de investeringsruimte op een apart artikelonderdeel per modaliteit zichtbaar.

Kolom «vorig»

In de tabellen projectoverzichten bij de verschillende artikelen is de kolom «vorig» opgenomen. In deze kolom is de laatste stand van de projectbudgetten opgenomen, i.c. de stand na de voorjaarsnota 2013.

  • 2. 
    INFRASTRUCTUURAGENDA

De infrastructuuragenda beperkt zich tot het presenteren van de agenda op projectniveau, met aandacht voor de mijlpalen in het lopende infrastructuurprogramma. Zo wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2014 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2014 begint.

A. Mijlpalen en resultaten 2014

Beheer, onderhoud en vervanging

In 2014 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Mijlpaal

Project

Hoofdwegen

Hoofdvaarwegen

Spoorwegen

– Verkeersmanagement waaronder inzet weginspecteurs bij incidenten, het op alle bemeten wegvakken inwinnen van betrouwbare reis en routeinformatie en deze informatie tijdig aan de serviceproviders leveren, het realiseren van benuttingsmaatregelen en uitvoering van het actieprogramma beter geïnformeerd op weg.

– Beheer en Onderhoud waaronder verhardingsonderhoud, onderhoud aan kunstwerken en onderhoud aan Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) systemen.

– Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties waaronder het programma Stalen Bruggen.

– Verkeersmanagement waaronder activiteiten in het kader van verkeersbege-leiding, bediening van objecten en vaarwegmarkering. – Beheer en Onderhoud maatregelen om de breedte en diepte van de vaarweg te handhaven en maatregelen om de kunstwerken (sluizen en bruggen) en verkeersvoorzieningen te laten functioneren. – Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties waaronder NOMO achterstallig onderhoud vaarwegen programma «NOMO AOV» en het resterend deel uit het plan van aanpak Beheer en Onderhoud (impuls). – Verkeersleiding en capaciteitsmanagement

– Regulier beheer en onderhoud, waaronder het inspecteren en schouwen van de infrastructuur, functieherstel bij verstoringen, het saneren van geluidsschermen en het onderhouden en schoonmaken van stations – Groot onderhoud, waaronder het slijpen van spoorstaven en het seizoenbe-stendig houden van de sporen

– Het vervangen van spoorstaven (circa 100 kilometer), dwarsliggers (circa 40 kilometer) en wissels (circa 200) en de vervanging van andere systemen, zoals energie, transfer en treinbeheersing.

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen en naar het MIRT-projectenboek 2014.

Aanleg

Hieronder volgen de mijlpalen die IenM in 2014 wil halen per sector.

Hoofdwegennet

Mijlpaal

Project

Oplevering

Start realisatie

SAA Deeltraject A1/A10

N2 Meerenakkerweg

N35 Combiplan Nijverdal

A4 Burgerveen–Leiden (Zuid)

N31 Haak om Leeuwarden

SAA Deeltraject A1/A6

A1 Bunschoten–Hoevelaken

N50 Ens–Emmeloord

A9 Omlegging Badhoevedorp

A7/A8 Purmerend–Zaandam–Coenplein

A79 Aansluiting Nuth

Hoofdvaarwegennet

Mijlpaal

Project

Oplevering

Start realisatie

– Dynamisch Verkeersmanagement – Walradar Noordzeekanaal

– diverse projecten in het kader van Quick-wins regeling Binnenhavens – diverse projecten in het kader van de ZIP-regeling – Lichteren buitenhavens IJmuiden

– Capaciteitsuitbreiding sluis Eefde (aanbesteding start in 2014, schop-in-de-grond in 2016)

Spoorwegen

Mijlpaal

Project

Oplevering

Start realisatie

– Geluidsmaatregelen Zeeuwse lijn: gedeeltelijk oplevering (raildempers en dwarsliggers)

– Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte: oplevering emplacement

Maasvlakte West

– Quick Scan Decentraal Spoor: snelheidsverhoging Zutphen–Winterswijk

– ERTMS pilot Amsterdam–Utrecht (ProRail-deel): rapportages afgerond

– NSP Den Haag: oplevering Stationshal (perrons worden in 2013 opgeleverd)

– Amsterdam Centraal Cuypershal: middentunnel in zijn geheel gereed

– Sporen in Den Bosch

– Zwolle aanleg 4e perron en tunnel

– NSP Arnhem (transferhal)

– Nijmegen Lent definitieve halte

– Spooraansluitingen Tweede Maasvlakte: verlening realisatiebeschikking

Herinrichting emplacement Waalhaven Zuid

– Kleine stations: Halte Barneveld Zuid

– Amsterdam Centraal Oosttunnel

– Groningen–Leeuwarden (concrete projecten/beschikking gepland voor 2014)

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor het lopende programma wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen en naar het MIRT-projectenboek 2014.

Regionale/lokale infrastructuur (> € 112,5 mln / € 225 mln)

Voor de grote regionale en lokale infrastructuurprojecten (kosten van de meest kosteneffectieve oplossing hoger dan € 112,5 mln respectievelijk € 225 mln) ligt de verantwoordelijkheid voor voorbereiding, aanleg, beheer en onderhoud en exploitatie bij de betreffende regionale of lokale overheid. IenM is dus niet zelf verantwoordelijk, maar kan een bijdrage leveren in de aanlegkosten van een dergelijk project als nut en noodzaak zijn aangetoond en het project van (boven)regionaal belang is. In

artikelonderdeel 14.01 van het Infrastructuurfonds van de Rijksbegroting zijn de grote regionale/lokale projecten nader aangeduid.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2013. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2: Verdiepingsbijlage.

 
 

art 2013

2014

2015

2016

2017

2018

Stand ontwerp-begroting 2013

6.234.490

6.872.531

5.940.957

6.550.080

6.346.811

6.034.391

Mutaties 1e suppletoire wet 2013

65.988

  • 85.660
  • 66.934
  • 453.584
  • 98.234
  • 74.216

Stand Voorjaarsnota 2013

6.300.478

6.786.871

5.874.023

6.096.496

6.248.577

5.960.175

I Belangrijkste mutaties Infrastructuurfonds

  • 25.466
  • 192.316

14.517

  • 475.016

13.562

  • 85.209

Kader-relevante mutaties Infrastructuurfonds

1       DBFM N33 en A1/A6

2       Middelenafspraak

3       Reisinformatie

4       Afrekening ProRail

5       Indexering concessie HSL-Z

6       Loonbijstelling

7       Inzet rest. Programmaruimte

8       Kasritme regiobijdragen

9       Diversen (desalderingen/ovb. HXII/BDU)

Belangrijkste mutaties binnen kader Infrastructuurfonds

10     Prijsindex 2013

11     Vordering moederdepartement

12     Lening spoor/Reglok.

12 12 13 13 13 Div. 18 12

Div

72.943

  • 8.650 59.781

1.804

5.458

50.284

121.692

  • 35.700
  • 7.500

1.591

29.281

266

76.501

159.783

  • 35.700
  • 7.500

5.983 1.556

209.281

680

70.054

425.728

  • 35.700
  • 7.500

5.983 1.388

13.459

71.020

137.326

  • 35.700
  • 7.500

5.983 1.515

  • 3.725
  • 80.000
  • 4.337

68.393

57.122

-35.700

-7.500

5.983

1.482

-8.065

-100.000

1.469

-61.527

 

Div

50.284

76.501

70.054

71.020

68.393

61.527

12

  • 9.482
  • 8.796
  • 7.345
  • 16.065
  • 14.415

-6.011

18

9.482

8.796

7.345

16.065

14.415

6.011

14

25.000

 
  • 7.000
  • 18.000
   

13

  • 25.000
 

7.000

18.000

   

Stand ontwerp-begroting 2014

6.275.012

6.594.555

5.888.540

5.621.480

6.262.139

5.874.966

Ad 1. Dit betreft de omzetting van de reeksen A1/A6 SAA en N33 Assen-Zuidbroek.

Ad 2. De inkomsten die voorheen taakstellend in de begroting stonden t.b.v. RVOB, worden overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop Rijkswaterstaat (RWS) het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. Extra opbrengsten die IenM (RWS) weet te realiseren bovenop dit bedrag kunnen door IenM (RWS) ingezet worden. De middelenoverboeking van RVOB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 35,7 mln per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij opbrengst derden in de staat van baten en lasten en is als volgt opgebouwd: € 19,5 mln structurele ontvangsten uit de pacht van «benzinestations, € 11,5 mln structurele ontvangsten uit de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en € 4,7 mln structurele ontvangsten uit incidentele verkoop van RWS areaal. De bijdrage van HXII aan het Infrastructuurfonds alsmede de AGB-reeks «overige netwerkoverstijgende kosten» op Infrastructuurfonds artikel 18.08 worden overeenkomstig verlaagd met € 35,7 mln.

Ad 3. Reisinformatie is door ProRail overgedragen aan NS en wordt verankerd in de Vervoerconcessie en structureel verrekend met de concessievergoeding (€ 7,5 mln per jaar).

Ad 4. Dit betreft met name de afrekening van aanleg- en geoormerkte projecten met ProRail over 2012 alsmede de verwerking van de aan NS opgelegde boete.

Ad 5. Dit betreft de indexering van de concessievergoeding HSL-Zuid naar prijspeil 2013.

Ad 6. Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekeringswet.

Ad 7. De resterende programmaruimte op Infrastructuurfonds artikel 18 (€ 100 mln) wordt overgeboekt naar Hoofdstuk XII en betrokken bij het oplossen van de KRW-problematiek.

Ad 8. Dit betreft een aanpassing van kasritme van de regionale bijdragen aan de projecten A12/A15 Ressen–Oudbroeken en N35 Zwolle–Wijthmen.

Ad 9. Het gaat hier om een aantal overboekingen tussen de begroting van hoofdstuk XII en het Infrastructuurfonds. De mutaties zijn bij de individuele artikelen in het Infrastructuurfonds (en in de begroting van hoofdstuk XII) toegelicht.

Ad 10. IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma.

Ad 11. Vordering moederdepartement: In 2009 heeft het ministerie van Financiën toestemming verleend om een deel van de vordering van RWS op IenM in een periode van 15 jaar af te betalen. Hiervoor is een 15-jarige kasreeks in de begroting opgenomen. Deze reeks is technisch opgenomen in artikel 12.02 (Beheer en Onderhoud), maar is niet voor Beheer en Onderhoud bedoeld. Voorgesteld wordt om de afbetalingsreeks op te nemen in artikel 18.08 (overige netwerkoverstijgende kosten). Het betreft een technische overboeking.

Ad 12. Utrecht, Tram naar de Uithof (Infrastructuurfonds artikel 14): Voor de realisatie heeft de regio Utrecht al een aanzienlijk bedrag voorgefinancierd. IenM heeft eerder richting regio Utrecht aangegeven niet eerder dan in 2016 middelen beschikbaar te hebben om deze uitgaven te compenseren maar wel te zullen bezien of er mogelijkheden waren om eerder tot betaling over te gaan. Die zijn er nu op spoor (Infrastructuurfonds artikel 13) waar de middelen uit het Begrotingsakkoord (Aanvullende Post OV) voor 2013 dit jaar nog niet tot betalingen leiden.

  • 3. 
    DE PRODUCTARTIKELEN

Artikel 12 Hoofdwegennet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van Rijkswegen verantwoord. Betreft de onderdelen verkeersmanagement, beheer, onderhoud en vervanging, aanleg, GIV/PPS, netwerkgebonden kosten en de investeringsruimte.

Artikel 12 Hoofdwegennet op het Infrastructuurfonds is gerelateerd aan beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 12 Hoofdwegennet (x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

4.219.392 3.597.124 4.279.533 2.130.479 2.850.416 1.337.420 2.479.548

Uitgaven

2.659.773 2.494.262 2.800.084 2.128.843 1.756.604 2.291.915 2.241.330

Waarvan juridisch verplicht:

88%

12.01 Verkeersmanagement

12.02 Beheer, onderhoud en vervanging

12.02.01 Beheer en onderhoud

12.02.02 Servicepakket B&O 12.02.04 Vervanging

12.03 Aanleg

12.03.01 Realisatie

12.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen

12.04 GIV/PPS

12.06 Netwerkgebonden kosten HWN

12.06.01 Apparaatskosten RWS

12.06.02 Overige netwerkgebonden kosten

12.07 Investeringsruimte

 

30.768

21.794

19.189

20.674

20.258

20.257

20.257

567.308

544.784

624.755

566.080

455.869

492.944

483.143

474.922

453.912

438.734

408.524

438.526

489.607

483.143

56.993

           

35.393

90.872

186.021

157.556

17.343

3.337

 

1.287.083

1.145.954

1.201.347

634.054

479.311

978.381

1.135.101

1.254.021

1.115.127

857.327

528.732

447.876

824.355

531.407

33.062

30.827

344.020

105.322

31.435

154.026

603.694

335.772

382.652

590.390

556.301

458.852

460.816

258.875

438.842

436.844

407.135

389.777

384.270

379.333

376.890

383.570

381.576

354.920

338.143

332.527

327.490

325.047

55.272

55.268

52.215

51.634

51.743

51.843

51.843

 

- 37.766

- 42.732

- 38.043

- 41.956

- 39.817

- 32.936

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

1.023.726 1.636.047

949.079 1.545.184

891.304 1.908.780

869.048 1.259.795

894.064 862.539

934.967 1.356.948

925.565 1.315.766

12.09 Ontvangsten

165.700

127.551

133.839

302.892

139.647

62.084

22.918

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de verkenning en planuitwerking worden de budgetten in 2014 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2014. Voor de mate van verplichting van het verkenningen en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

Bedragen x € 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bedragen x € 1.000

2020

 

12

Hoofdwegen

2.800.084

2.128.843

1.756.604

2.291.915

2.241.330

2.916.274

3.427.133

12.01

Verkeersmanagement

19.189

20.674

20.258

20.257

20.257

20.259

20.257

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

624.755

566.080

455.869

492.944

483.143

489.516

489.403

12.03

Aanleg

1.201.347

634.054

479.311

978.382

1.135.101

1.801.489

2.295.343

12.04

GIV/PPS

590.390

556.301

458.852

460.816

258.875

259.639

260.541

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

407.135

389.777

384.270

379.333

376.890

376.640

376.568

12.07

Investeringsruimte

  • 42.732
  • 38.043
  • 41.956
  • 39.817
  • 32.936
  • 31.268
  • 14.979

12.09

Ontvangsten

133.839

302.892

139.647

62.084

22.918

31.358

286.076

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

12

Hoofdwegen

12.01  Verkeersmanagement

12.02  Beheer, onderhoud en vervanging

12.03  Aanleg

12.04  GIV/PPS

12.06  Netwerkgebonden kosten HWN

12.07  Investeringsruimte

12.09 Ontvangsten

2.331.691      2.707.002     2.487.666     2.431.671      2.238.102

20.301           20.275           20.261           20.247           20.220

407.863         407.777         407.731         421.610         453.339

1.242.548      1.678.928      1.453.075      1.307.280      1.146.138

255.107         233.669         238.877         303.735         234.828

377.439         377.847         378.072         378.924        379.359

28.432        - 11.494       - 10.350             - 124             4.218

35.000

2.112.908     2.048.721      2.154.676

20.221           20.218           20.303

453.339         453.331         458.030

1.024.108         575.569           82.229

232.496         172.017         171.267

379.348        379.387         378.023

3.396         448.199      1.044.824

Motivering

12.01 Verkeersmanagement

Met verkeersmanagement streeft IenM naar optimaal gebruik van informatie over de beschikbare infrastructuur en draagt IenM bij aan het bereiken van een voorspelbare en betrouwbare reistijd van deur tot deur. Daarmee worden de bereikbaarheid en verkeersveiligheid in Nederland, binnen de randvoorwaarden van duurzaamheid, bevorderd.

Producten

Verkeersmanagement

Bij verkeersmanagement wordt onderscheid gemaakt in de volgende maatregelcategorieën:

– Verkeersgeleiding bij grote drukte, inclusief crisissituaties (onder andere weeralarm).

– Hulpverlening voor doorstroming en informatievoorziening bij pech en ongevallen (incidentmanagement).

– Maatregelen ter bevordering van gedisciplineerd en sociaal weggedrag, bijvoorbeeld ter voorkoming van bumperkleven en het negeren van rode kruizen.

– Voorlichting over rijkswegen, zoals voorlichting over de gevolgen van wegwerkzaamheden.

Verkeersmanagementmaatregelen betreffen onder andere de inzet van weginspecteurs bij incidenten, toeritdosering, gebruik van spitsstroken, maar ook verkeersinformatie op panelen boven de weg. De meeste van deze maatregelen worden ingezet vanuit vijf regionale verkeerscentrales en een landelijke verkeerscentrale. Hierbij wordt het rijkswegennet in samenhang met het regionale wegennet beschouwd door gebiedsgericht verkeersmanagement waarbij wordt ingezet op regionale samenwerking. Dit krijgt ook vorm in het programma Beter Benutten. Hierin wordt samen met andere infrabeheerders, vervoersorganisaties en bedrijfsleven gewerkt aan regionale maatregelen om bestaande weg-, vaarweg-, spoor-en OV-verbindingen beter te benutten. Hetzelfde geldt ook voor de Praktijkproef Amsterdam, waarbij met het gecoördineerd netwerkbreed inzetten van maatregelen een bijdrage wordt geleverd aan de beleidsdoelen zoals verbeteren van de reistijd en bereikbaarheid in de regio Amsterdam. In deze proef zullen zowel wegkantsystemen als dynamische navigatiesystemen worden ingezet op het hoofd- en onderliggend wegennet in de regio Amsterdam.

In 2013 is het actieprogramma «Beter geïnformeerd op weg» gestart om in samenwerking met marktpartijen een gezamenlijke koers en een concrete agenda voor ontwikkeling en innovatie van verkeersmanagement voor de komende jaren te formuleren. Het actieprogramma bestaat uit een publiekprivate routekaart over Reisinformatie & Verkeersmanagement, waarin de strategische lijnen voor de beoogde ontwikkelingen worden beschreven. Om de routekaart concreet te maken volgen ook een uitvoeringsagenda voor de overheden en het bedrijfsleven. De routekaart zal in de 2e helft van 2013 gereed zijn, waarna de tactisch/ operationele vertaling in de uitvoeringsagenda plaats vindt. Het actieprogramma biedt een meerjarig richtsnoer dat de basis legt voor publieke en private investeringen in reisinformatie en verkeersmanagement.

 

Meetbare gegevens

       

Specificatie bedieningsareaal:

Areaalomschrijving

Eenheid

2012

2013

2014

Verkeerssignalering op rijbanen

Verkeerscentrales

Spits- en plusstroken

km aantal km

2.666

6

318

2.666

6

308

2.586

6

328

Toelichting

De verwachte afname van verkeerssignalering op rijbanen is de resultante van enerzijds uitbreiding (A5 Westrandweg en A10/A8 2e Coentunnel) en anderzijds vermindering van de verkeerssignalering in 2014 door versoberingsmaatregelen (onder andere A18L, A12, A2). Zie ook de begroting van het Infrastructuurfonds over 2013, bijlage 5 (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A).

De verwachte toename van het aantal kilometer spits- en plusstroken eind 2014, is de resultante van enerzijds aanleg- en reconstructieprojecten waarbij spitsstroken worden vervangen door reguliere rijstroken, permanente openstelling van een aantal plusstroken en anderzijds realisatie van extra plusstroken op de A28 (Rijnsweerd–Hoevelaken).

 

Indicator verkeersmanagement

Streefwaarde

Eenheid

Streefwaarde 2014

Op alle bemeten wegvakken wordt betrouwbare reis en route-informatie ingewonnen en tijdig geleverd aan de serviceproviders.

% van bemeten rij baanlengte

89%

Toelichting

Deze indicator geeft aan in welke mate Rijkswaterstaat betrouwbare reis-en route-informatie op de Dynamische Route-Informatie Panelen (DRIPs) zet en die informatie beschikbaar stelt voor serviceproviders en in welke mate dit tijdig gebeurt.

12.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het rijkswegennet en de onmiddellijke omgeving daarvan in een dusdanige staat houden dat het vervullen van de primaire functie gewaarborgd is: het faciliteren van vlot en veilig vervoer van personen en goederen. Daarbij gelden randvoorwaarden voor milieu (natuur, lucht geluid en duurzaamheid).

Producten

Het regulier beheer en onderhoud van rijkswegen omvat maatregelen aan verhardingen, kunstwerken zoals bruggen, tunnels en viaducten, verkeersvoorzieningen, landschap en milieu en voorzieningen voor verkeersmanagement zoals signalering en verkeerscentrales.

Vervanging en renovatie betreft het tijdig programmeren en nemen van maatregelen aan kunstwerken en wegen waarbij regulier beheer en onderhoud niet meer voldoende is. Voornamelijk in de eerste helft en vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw zijn kunstwerken gerealiseerd die, mede door het intensieve gebruik, nu of in de komende decennia het moment van einde levensduur naderen. Op basis van onderzoek wordt concreet gemaakt voor welke kunstwerken wanneer vervanging of renovatie aan de orde is.

Voor de volledigheid wordt verwezen naar artikelonderdeel 18.12 «Nader toe te wijzen BenO en vervanging», waaronder middelen voor beheer en onderhoud en vervanging zijn bestemd, die nog niet aan netwerken kunnen worden toebedeeld.

In bijlage 5 is een nadere toelichting opgenomen op de wijze van aansturing van beheer en onderhoud, IBO, de voortgang implementatie versoberingen en efficiency, de budgettaire aspecten tot en met 2028, DBFM, areaalgroei, vervanging en renovaties en overige ontwikkelingen.

12.02.01 Beheer en Onderhoud

Voor een optimaal gebruik van het wegennet zet IenM in op een zo groot mogelijke beschikbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid van de infrastructuur van wegen, bruggen, viaducten, tunnels, aquaducten, matrixborden, verkeerscentrales en verkeersvoorzieningen. Daarbij gelden de eisen ten aanzien van het landschap en het milieu rond de rijkswegen als randvoorwaarden. Zowel het preventief als het correctief onderhoud vallen onder het beheer en onderhoud.

De uitgaven voor het beheer en onderhoud bestaan in hoofdlijn uit:

– Uitgaven voor onderhoud van verhardingen waaronder het herstel van vorstschade en het zoveel mogelijk voorkomen daarvan. – Uitgaven voor onderhoud van kunstwerken. – Uitgaven voor onderhoud aan DVM-systemen zoals matrixborden,

informatiepanelen en verkeerscentrales. – Klein variabel en vast onderhoud aan verkeersvoorziening, zoals onderhoud aan bermen, geleiderail, bewegwijzering, geluidsschermen en verlichting.

Uitgaven voor geluidmaatregelen (landschap en milieu) door naleving van geluidproductieplafonds voor zover geen onderdeel van een aanlegproject.

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor verhardingen, kunstwerken (bruggen en viaducten), DVM, verkeersvoorzieningen, landschap en milieu. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Verhardingen Kunstwerken DVM

Verkeersvoorzieningen Landschap en Milieu

Areaal rijkswegen

Eenheid

2012

2013

2014

Rijbaanlengte Rijbaanlengte

Areaal asfalt Areaal asfalt

Groen areaal

 

Hoofdrijbaan

km

5.721

5.764

5.771

Verbindingswegen en op- en

       

afritten

km

1.451

1.466

1.562

Hoofdrijbaan

km2

75

75

75

Verbindingswegen en op- en

       

afritten

km2

12

13

13

 

km2

202

202

200

 

Omvang Areaal

 

Areaal

Eenheid

Omvang 2014

Budget

x € 1.000

2014

Beheer, onderhoud en ontwikkeling

Oppervlakte wegdek

km2

88

438.734

Indicatoren BenO

streefwaarde 2014

De verhouding verstoringen door aanleg, beheer en onderhoud t.o.v. totale verstoringen.

Tijdsduur (%) van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is, zonder dat rijstroken zijn afgesloten of een snelheidsbeperking beperking is ingesteld door aanlegwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden, door falen infra of falen verkeersmanagement.

Voldoen aan norm voor verhardingen (stroefheid en spoorvorming) en gladheidbestrijding en neemt binnen 24 uur, na constatering, maatregelen bij het (tijdelijk) niet voldoen van de norm bij wegen, viaducten, aquaducten, bruggen en tunnels (eenheid: % van de gevallen).

10%

90%

98%

12.02.04 Vervanging

De veiligheid en de beschikbaarheid van het hoofdwegennet moeten in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en voornamelijk ook vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk toeneemt.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid van het hoofdwegennet. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Het in 2008 gestarte programma Stalen Bruggen is in het programma vervangingen en renovaties opgenomen en onderdeel van onderstaande tabel met een overzicht van objecten die worden aangepakt.

Wegnr.

Objecten

Gereed

A6

A7

A50

A58

A12

N3

N15

A16

A44

A15

A15

A59

A22

A76

Ketelbrug tussen Emmeloord en Lelystad

Kruiswaterbrug tussen Sneek en afslag Bolsward

Brug tussen de knooppunten Valburg en Ewijk

Kreekrakbrug tussen knooppunt Markiezaat en afslag Rilland

Galecopperbrug tussen de knooppunten Oudenrijn en Lunetten

Wantijbrug tussen Papendrecht en Dordrecht

Suurhoffbrug tussen Europoort en Oostvoorne

Brienenoordbrug tussen de knooppunten Ridderkerk en Terbregseplein

Kunstwerken A44/zuidelijke en noordelijke Kaagbruggen/Hoofdvaart/Lisserweg

Viaduct Wilhelminakanaal/Hardinxveld–Giessendam

Viaduct Veerdijk/Papendrecht

Brug Drongelens kanaal en Viaduct Hoogeinde/Drunen

Velsertunnel

Zuidelijk viaduct Daelderweg/Nuth

2013 2014 2015 2015 2015 2018 2018 2018 2014 2014 2015 2016 2015 2016

12.03 Aanleg

Motivering

Door middel van voorbereiding en uitvoering van infrastructuurprojecten wordt bereikt dat de noodzakelijke capaciteit beschikbaar is en komt om de verwachte verkeersgroei te faciliteren en een betrouwbaar netwerk te

Producten realiseren met voorspelbare reistijden. Daarbij wordt rekening gehouden met de kaders van veiligheid en leefbaarheid.

12.03.01 Realisatie

Dynamisch Verkeersmanagement

Afgelopen jaren is onder andere via het programma Mobiliteitsaanpak € 200 mln geïnvesteerd in verkeersmanagementmaatregelen gericht op het verbeteren van de verkeerssituatie van trajecten uit de file top-50. Het betreft onder andere betere benutting van de bestaande infrastructuur en verbeteren van aansluitingen tussen de snelweg en regionale wegen. De laatste resterende werkzaamheden zullen in 2014 zijn afgerond. Een deel van het programma Mobiliteitsaanpak vindt inhoudelijk opvolging in het programma Beter Benutten.

Kleine projecten / afronding projecten

De volgende projecten zijn opengesteld en worden opgenomen onder de kleine projecten/afronding projecten:

A9 Alkmaar-Uitgeest;

N9 Koedijk-De Stolpen;

N50 Ramspol-Ens;

A2 Oudenrijn-Everdingen;

A2 Everdingen;

A12 Zoetermeer-Zoetermeer centrum;

N57 Veersedam-Middelburg;

A74 Venlo;

N34 Omleiding Ommen.

Mijlpalen Realisatieprojecten

In 2014 wil IenM de volgende mijlpalen realiseren:

Mijlpaal

Project

Oplevering

Start realisatie

SAA Deeltraject A1/A10

N2 Meerenakkerweg

N35 Combiplan Nijverdal

A4 Burgerveen–Leiden (Zuid)

N31 Haak om Leeuwarden

SAA Deeltraject A1/A6

A1 Bunschoten–Hoevelaken

N50 Ens–Emmeloord

A9 Omlegging Badhoevedorp

A7/A8 Purmerend–Zaandam–Coenplein

A79 Aansluiting Nuth

Overige maatregelen

Meer veilig-2

Met dit pakket wordt een bijdrage geleverd aan het verder terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers door incidenten op het rijkswegennet.

Realisatie van in totaal 123 maatregelen is gepland tot en met 2014. Het betreft:

Plaatsen of aanpassen van geleiderail;

Reconstructie van rotondes, kruispunten, invoegstroken;

Installeren van VRI’s, filedetectie- en filewaarschuwingssystemen;

Reconstructie van invoegers en uitvoegers;

Aanpassen midden- en zijbermen (halfverharding, zichtafscherming).

Het maatregelenpakket Meer veilig-2 wordt in 2018 geëvalueerd.

Meer veilig-3

Na 2014 wordt het Meer veilig-2 pakket opgevolgd door Meer veilig-3

(uitvoeringsperiode 2015-2018). Het pakket bevat naast kosteneffectieve maatregelen voor het oplossen van verkeersonveilige locaties ook maatregelen voor het oplossen van significante onveilige situaties op routes.

Maatregelpakket Verzorgingsplaatsen

Dit pakket is gericht op het oplossen van de meest acute kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten op verzorgingsplaatsen langs (inter-)nationale vrachtcorridors. Binnen dit pakket worden landelijk 300 extra parkeerplaatsen voor vrachtwagens gecreëerd en nog eens 400 parkeerplaatsen meerjarig gehuurd. Daarnaast wordt ingezet op een structurele kwaliteitsverbetering van naar verwachting 40 verzorgingsplaatsen. Voor het realiseren van sanitaire voorzieningen op solitaire verzorgingsplaatsen wordt onderzocht of commerciële exploitatie en onderhoud van de voorzieningen door marktpartijen mogelijk is.

Meer Kwaliteit Leefomgeving

Dit pakket betreft het Meerjarenprogramma Ontsnippering. De geplande werkzaamheden binnen het programma lopen door tot 2018. Een voorbeeld van een ontsnipperingsproject is het plaatsen van een ecoduct of een dassentunnel. Hierdoor worden twee gescheiden natuurgebieden met elkaar verbonden. Voor 2014 staat de oplevering van het internationale ecoduct Kempengrens op de grens van Vlaanderen en Noord-Brabant gepland. Daarnaast wordt gewerkt aan de realisatie van ecoduct Laarderhoogt over de A1 en een 30 tal kleinere maatregelen die in 2014 worden uitgevoerd.

Belangrijkste budgettaire aanpassingen

Bij de projecten N33 Assen-Zuidbroek en A1/A6 SAA heeft de financial close plaatsgevonden. Beiden zijn overgeheveld naar het artikelonderdeel 12.04 geïntegreerde contractvormen.

Uitvoering MJPO: Het programma loopt af na 2018. Het resterende budget is overgeheveld naar de investeringsruimte van wegen (12.07). Het Pakket Meer veilig-3 is afzonderlijk zichtbaar gemaakt. Bij A4 Delft- Schiedam zijn in de 1e suppletoire begroting 2013 de aanbestedingsmeevaller (- € 292,5 mln) en meerkosten van € 10,3 mln verwerkt. Een deel van deze meevaller was gereserveerd voor het opvangen van potentiële tegenvallers. Hiervan wordt nu € 59,7 mln toegevoegd aan het taakstellend budget voor tegenvallers bij de uitvoering en wijziging in de standaard tunneltechnische installatie na gunning. (zie ook toelichting meerkosten tunneltechnische installaties). Bij A2 Holendrecht-Oudenrijn (Leidsche Rijn Tunnel) is in 1e suppletoire begroting 2013 € 56 mln toegevoegd aan het budget. Omdat slechts een beperkt deel nodig bleek, wordt bij deze begroting € 37 mln overgeheveld naar de investeringsruimte van wegen (12.07). Als gevolg van een meevaller binnen de ZSM projecten is een overschot voorzien van € 32,3 mln. Dit budget is overgeheveld naar de investeringsruimte van wegen (12.07).

Meerkosten tunneltechnische installaties

Met het bereiken van overeenkomst met de aannemer van de Tweede Coentunnel is duidelijk hoeveel de meerkosten zijn geworden voor het openbreken van de contracten om de standaard voor tunneltechnische installaties waar mogelijk te implementeren bij de projecten N35 Combiplan Nijverdal, A2 Maastricht en de Tweede Coentunnel. Deze meerkosten bedragen in totaal € 198,5 mln. De inschatting was dat de meerkosten tussen de € 55 mln en € 150 mln zouden bedragen. Er is een reservering van € 100 miljoen in de begroting getroffen. Deze reservering is nu geheel aangewend. Bij de eerste suppletoire begroting 2013 zijn de meerkosten bij N35 Combiplan Nijverdal en A2 Maastricht verwerkt. Met name de meerkosten bij de Tweede Coentunnel zijn hoger uitgevallen dan werd ingeschat (zie 12.04). Een groot deel van de kosten zijn tijdsgebonden kosten. Doordat er onduidelijkheid was over het ontwerp van de installaties en de besturingssoftware, ging tijd voor de opdrachtnemer verloren. Omdat de onderhandelingen over de meerkosten van de tunneltechnische installaties lang duurden en de partijen ver uit elkaar lagen, is na anderhalf jaar onderhandeling besloten om de in het contract opgenomen geschillenprocedure te volgen (de zogenoemde Dispute Resolving Taskforce). Deze is met een bindende uitspraak gekomen. Het totaal van de gemaakte afspraken wordt verwerkt in een vaststellingsovereenkomst.

Projectoverzicht behorende bij 12.03.01: Realisatieprogramma Hoofdwegennet

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2012

2013 2014 2015 2016 2017 2018 later huidig         vorig

Projecten Nationaal

Dynamisch verkeersmanagement

Kleine projecten / Afronding projecten

Programma 130 km Programma aansluitingen Quick Wins Wegen ZSM 1+2 (spoedwet wegverbreding)

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

A10 Amsterdam praktijkproef FES

A1/A6/A9 Schiphol– Amsterdam–Almere A9 Badhoevedorp A2 Holendrecht–Oudenrijn A28 Utrecht–Amersfoort

Projecten Zuidvleugel

A4 Burgerveen–Leiden A4 Delft–Schiedam

Projecten Zuidwestelijke Delta

N57/N59 EuroRAP (verkeersveiligheid) N61 Hoek–Schoondijke

Projecten Brabant

A4 Dinteloord–Bergen op

Zoom

N2 Meerenakkerweg (A2

zone)

Projecten Limburg

A2 Maasbracht–Geleen, 1e

fase

A2 Passage Maastricht

A2/A76 Maatregelenpakket

Limburg

A67 Aanpak toerit Someren

 

160

160

125

10

9

16

       

-

2012

153

93

 

41

28

21

22

8

 

34

nvt

nvt

57

95

11

34

10

0

0

0

0

     

99

98

23

4

7

17

21

14

13

 

nvt

nvt

36

36

10

1

0

1

24

     

-

2011

1.581 1.608 1.328

48

125

47

55

10

34

26

32

2016

2015

2016

2015

 

2.174

2.916

333

140

171

109

211

498

238

474

2024

2020

336

331

28

44

43

45

46

46

48

36

2017

2017

1.219

1.255

1.181

23

10

5

       

2012

2012

224

222

139

54

28

2

       

2013

2013

586

585

415

23

55

42

8

2

2

42

2014

2014

661

593

123

140

180

162

36

20

   

2015

2015

10

10

 

0

1

2

3

3

1

     

118

118

35

30

25

19

3

7

   

2014

2014

275

272

129

54

56

30

5

     

2015

2015

11

11

0

7

4

         

2014

2014

170

170

151

6

4

2

8

     

2011/2013 2011/2013

623

619

350

142

91

30

9

     

2016

2016

110

108

37

0

53

6

 

14

   

2010/2015 2010/2015

6

6

 

0

6

             

8

6

4

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2012

2013 2014

2015 2016 2017 2018 later huidig         vorig

Projecten Oost-Nederland

A50 Ewijk–Valburg

N35 Combiplan Nijverdal

Projecten Noord-Nederland

N31 Leeuwarden (De Haak) N33 Assen–Zuidbroek

Overige maatregelen

Meer kwaliteit leefomgeving Meer veilig 2 Meer veilig 3 Verzorgingsplaatsen Afrondingen

 

276

275

216

29

4

26

307

306

214

70

20

2

193

191

57

72

52

12

0

205

       

107

265

 

2

1

20

27

29

 

27

   

40

       

10

25

23

 

4

5

5

-1

     

-1

 

2015 2014

2014

2014 2014

2014

15

10 10

20 10

20 10

30

Totaal uitvoeringsprogramma

Realisatieuitgaven op IF 12.03.01 mbt planuitwerking

7.545

4.911 1.088          928          644 441         674 331         614

77            79            35             7                                         13

Programma Realisatie (IF

12.03.01)

Budget Realisatie (IF

12.03.01)

1.165 1.007          679         448 674 331         628

1.115          857          529         448 824 531         628

Overprogrammering (-)

50

150

150

0

150 200

12.03.02 Verkenningen en Planuitwerkingen

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

– De taakstellende budgetten zijn op prijspeil 2013 gebracht.

– A10 Zuidas: de door ProRail gemaakte kosten voor planuitwerking en voorbereiding realisatie, ad € 2,7 mln tot medio 2013, voor het gemeenschappelijk weg- en spoorproject worden door ProRail bij RWS in rekening gebracht. Naast de indexering voor prijspeil zijn deze middelen overgeheveld naar Infrastructuurfonds artikel 12.

– Ring Utrecht: Het budget voor A12 Ring Utrecht (fase 2) en de rijksbijdrage aan de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) zijn apart in de begroting opgenomen.

– Uit de reservering meerkosten tunnelveiligheid is € 17 mln overgegaan naar Infrastructuurfonds artikel 12.04 GIV voor de A10 Tweede Coentunnel. Een nadere toelichting is te vinden bij Infrastructuurfonds artikel 12.04 GIV. De reservering meerkosten tunnelveiligheid is nu geheel aangewend.

– N65 Vught–Haaren: Op 16 mei 2013 is de startbeslissing genomen. De rijksbijdrage is opgenomen in de categorie gebonden.

– De mijlpalen zijn herijkt door de bezuinigingen uit het Begrotings- en aanvullend Regeerakkoord van 2012 en projectspecifieke ontwikkelingen. Conform de brief van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen (TK 33 400 A, 2012–2013, nr. 48) is in het MIRT-projectenboek de geactualiseerde planning per project opgenomen met een toelichting op de wijzigingen. Om onzekerheid over mijlpalen uit te drukken is conform vermelde brief bij openstelling een bandbreedte opgenomen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Leeswijzer.

0

Projectoverzicht behorende bij 12.03.02 Verkenningen en Planuitwerkingen

Bedragen x € 1 mln.

Budget

Planning

Projectomschrijving huidig vorig

TB

Openstelling

Verplicht

Realisatieuitgaven op IF12.03.01 mbt planuitwer-kingsprojecten

Projecten Nationaal

Beter Benutten

Geluidsaneringprogramma – weg

Lucht – weg (NSL hoofdwegennet)

Externe Planuitwerkings Kosten Hoofdwegennet

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere, deeltraject A9 Amstelveen (deel 4) en A6 Almere (deel 5)

A10 Zuidas

A10 Knooppunten De Nieuwe Meer en Amstel

N23 Alkmaar–Zwolle

A12/A27 Ring Utrecht

Rijksbijdrage aan de Noordelijke Randweg Utrecht

A27/A1 Utrecht.N. – knp. Eemnes – asl.Bunschoten

A28/A1 Knooppunt Hoevelaken

A27 Houten–Hooipolder

Stedelijke Bereikbaarheid Almere

Projecten Zuidvleugel

A13/A16 Rotterdam (excl. tolopbrengsten)

Projecten Oost-Nederland

A1 Apeldoorn Zuid–Beekbergen

A12 Ede–Grijsoord

A12/A15 Ressen–Oudbroeken (excl. tolopbrengsten)

(ViA15)

N18 Varsseveld–Enschede

N35 Zwolle–Wijthmen

Projecten Noord-Nederland

A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 21

328

710

364

 

465

469

nvt

nvt

255

255

nvt

nvt

235

243

nvt

nvt

243

234

nvt

nvt

Deel 4:

2024– 2026

Deel 5:

1.039

1.039

2011

2020-2022

640

627

2016

2028

332

326

2016

2028

36

36

nvt

2015

1.120

1.102

2016

2024-2026

163

 

nvt

2026-2028

261

257

2014

2018

699

688

2018

2022-2024

721

709

2017

2023-2025

25

25

nvt

nvt

700

2015

2021

 

36

35

2015

2016-2018

110

109

2011

2016-2018

529

527

2015

2019

316

312

2013

2017

48

47

2015

2016-2018

551

543

2014

2019-2021

Gebonden Projecten Nationaal

Beter Benutten

Reservering meerkosten tunnelveiligheid

Reservering tolopgave DBFM-aanbestedingen NWO,

A13/A16 en A12/A15

Reservering tegenvallende tolopbrengsten A12/A15

Reserveringen voor LCC

Projecten Zuidvleugel

A4 Haaglanden (passage en poorten & inprikkers) A4-A44 Rijnlandroute

Projecten Brabant

A58 Eindhoven–Tilburg A58 Sint Annabosch–Galder

N65 Vught–Haaren2

Projecten Limburg

A2 ’t Vonderen–Kerensheide3

Projecten Oost-Nederland

N35 Nijverdal–Wierden

 

50

50

0

17

301

301

60

60

223

223

440

433

555

546

317

317

116

116

45

 

254

250

40

40

nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt

Bestemd

Projecten in voorbereiding

Projecten Nationaal

Reservering consequenties areaaluitbreiding op beheer en onderhoud Studiebudget Verkenningen

Projecten Noordwest-Nederland

A7/A8/A9/A10 Noordkant Amsterdam

2.641

2.251

Bedragen x € 1 mln.

Budget

Planning

Projectomschrijving huidig vorig

TB

Openstelling

Projecten Zuidvleugel

Blankenburgverbinding (NWO) A20 Nieuwerkerk–Gouwe

Projecten Oost-Nederland

A1 Zone (Apeldoorn–Deventer–Azelo) Overige projecten in voorbereiding Gesignaleerde Risico’s

Totaal programma planuitwerking en verkenning Begroting IF 12.03.02

13.247 13.247

1  Dit beschikbare budget is excl. de middelen die op artikel 14 worden begroot (€ 55 mln).

2  Dit is exclusief de € 10,6 mln. die RWS heeft gereserveerd voor maatregelen op en langs de N65, conform het convenant tussen RWS en Vught van 13 juni 2007.

3  Bedrag is inclusief regiobijdrage (€ 35 mln, pp 2020).

legenda

TB = Tracébesluit

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2013–2028 weergegeven voor aanleg planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

Planuitwerking/verk. Wegen (Periode 2013–2028)

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
         
         
         
         
   
         
         
         
         
         
         

Procentueel x € 1 mln.

Verplicht Gebonden Bestemd

12.04 Geïntegreerde contractvormen

Motivering

Infrastructuur projecten die via een DBFM (Design, Build, Finance en Maintain) contract worden aanbesteed hebben als kenmerk dat sprake is van de overdracht van de integrale onderdelen van een bouwproject (ontwerp, bouw, onderhoud en financiering) aan een private opdrachtnemer. In plaats van een product wordt een dienst uitgevraagd, te weten de beschikbaarheid van de infrastructuur. De betaling vindt plaats aan de hand van de overeengekomen prestatie die wordt afgezet tegen de daadwerkelijk geleverde prestatie, de beschikbaarheid. Omdat het project gefinancierd is door banken en/of institutionele beleggers, is sprake van een sterke druk vanuit de financiers op de private opdrachtnemer om de afgesproken prestatie ook te leveren. Een lager prestatieniveau leidt tot lagere betalingen, die op hun beurt de terugbetaling van de financiering moeten zekerstellen. In de bouwfase kan sprake zijn van een gedeeltelijke betaling (de beschikbaarheidsvergoeding) als sprake is van de uitbreiding van een bestaande weg die ook tijdens de verbouwing beschikbaar moet blijven voor het wegverkeer. Bij openstelling van de weg wordt overgegaan naar een volledige beschikbaarheidsvergoeding.

In bijlage 3 van de nota Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. In de Voortgangsrapportage DBFM(O) wordt hierover periodiek gerapporteerd.

Producten                                                 Het project A15 Maasvlakte Vaanplein verkeert in de bouwfase en kent een partiële beschikbaarheidsvergoeding. De volledige beschikbaarheidsver-goeding wordt na oplevering betaald vanaf 2015 tot en met 2035.

De A12 Lunetten–Veenendaal bevindt zich in de exploitatiefase waardoor sprake is van een volledige beschikbaarheidsvergoeding.

De N33 Assen–Zuidbroek is gegund en de financial close heeft onlangs plaatsgevonden. Deze kent een partiele beschikbaarheidsvergoeding. Naar verwachting wordt vanaf medio 2014 overgegaan naar een volledige beschikbaarheidsvergoeding. De N33 is een pilot met index linked financiering. Dit houdt in dat de beschikbaarheidsvergoeding jaarlijks wordt aangepast aan de inflatie-ontwikkeling.

Het project A1/A6 Diemen–Almere Havendreef, onderdeel van het programma Schiphol–Amsterdam–Almere (SAA) is gegund en de Financial close heeft plaatsgevonden. Naar verwachting zal in 2020 sprake zijn van volledige beschikbaarheidsvergoeding.

Het project A9 Holendrecht–Diemen (Gaasperdammerweg) onderdeel van het SAA programma is in aanbesteding. Verwacht wordt dat het DBFM contract wordt getekend in 2014. Vooralsnog zal dit traject beschikbaar komen voor beschikbaarheidsvergoeding in 2020.

In 2013 is voor het volgende DBFM project de aanbesteding gestart: – A12 Ede–Grijsoord, verwachting volledige beschikbaarheidsvergoe-ding in 2017.

Voor 2014 en 2015 is voorzien dat voor de volgende DBFM projecten de aanbesteding zal starten:

– N18-Varsseveld–Enschede;

– A12/15 Ressen–Oudbroeken (Via15);

– A27/A1 Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes–Bunschoten.

Het afronden van een aanbesteding resulteert in een meerjarige verplichting van zowel aanleg als ook beheer en onderhoud op het desbetreffende project.

Daarnaast zijn Public-private-comparator (PPC) -meerwaardetoetsen gepland voor de projecten:

– A27 Houten–Hooipolder;

– Rijnlandroute;

– N35 Nijverdal–Wierden;

Belangrijkste budgettaire aanpassingen

– De projecten N33 Assen–Zuidbroek en A1/A6 SAA zijn vanuit 12.03.01 overgeheveld naar dit artikelonderdeel 12.04 geïntegreerde contract-vormen.

– Het taakstellend budget voor het project A10 Tweede Coentunnel is bijgesteld met € 150 mln. Deze bijstelling komt voort uit het zoveel mogelijk implementeren van de standaard tunneltechnische installaties (€ 116 mln), uit overige meerkosten zoals aanpassingen weginrichting en waterafvoer (€ 8 mln), alsmede indexering naar prijspeil 2013 (€ 26 mln).

– Overige budgetbijstellingen komen voort uit het op prijspeil 2013 brengen.

Tabel Projectoverzicht behorende bij 12.04 geïntegreerde contractvormen Hoofdwegennet

 
   

Totaal

Budget in

           

Oplevering

       

€ mln

               

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

later

huidig

vorig

Projectomschrijving

hui-

 

t/m

                 
 

dig

vorig

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

later

huidig

vorig

Projecten Noord-Holland,

                       

Utrecht en Flevoland

                       

Aflossing tunnels

1.225

1.211

381

53

53

55

56

57

58

512

-

-

A10 Tweede Coentunnel

                     

2013-

 

2.196

2.046

626

200

105

91

76

52

52

995

2013

2014

A1/A6/A9 Schiphol–

                       

Amterdam-Almere

1.463

   

3

10

10

10

255

52

1.122

2019

 

A12 Lunetten-Veenendaal

627

619

150

65

24

24

24

24

24

294

2012

2013

Projecten Zuidvleugel

                       

A15 Maasvlakte–Vaanplein

2.031

2.001

189

41

347

357

274

52

52

717

2015

2015

Projecten Brabant

                       

A59 Rosmalen-Geffen, PPS

288

287

266

2

1

1

1

2

2

13

2005

2005

Projecten Noord-Nederland

                       

N31 Leeuwarden–Drachten

146

146

101

6

6

6

6

6

6

11

2007

2007

N33 Assen–Zuidbroek

315

   

12

45

13

13

13

13

206

2015

 

Totaal

8.291

 

1.714

382

591

557

459

461

258

     

12.06 Netwerkgebonden kosten Hoofdwegennet

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de aan het netwerk te relateren apparaatskosten (incl. afschrijving en rente) van RWS en de overige netwerkgebonden kosten geraamd.

12.07 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 verantwoord.

In mijn brief van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is per sector de ruimte afgeleid voor nieuwe investeringen en risico’s. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn hiertoe vervolgens per modaliteit aparte artikelonderdelen «Investeringsruimte» geïntroduceerd.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen betreffen de volgende zaken: – Het budget dat op artikel 17.01 WST resteert (€ 4,5 mln) wordt naar dit onderdeel overgeboekt.

12.07 Inv.ruimte Wegen

Uitvoering MJPO: Het programma loopt af na 2018. Het resterende budget is overgeheveld naar de investeringsruimte van wegen. Het treffen van een reservering consequenties areaalgroei op beheer en onderhoud wegen onder planuitwerking vanuit de Investeringsruimte wegen (€ 411 mln).

Het leveren van de resterende dekking (€ 31,4 mln t/m 2028) voor tegenvallers uit de afhandeling van claims gerelateerd aan 2e Coentunnel.

Toevoeging van het niet benodigde geld bestemd voor de A2 Leidsche Rijn Tunnel ad € 37 mln. Op basis van de raming van nog te verwerken kosten is in 2013 € 56 mln toegevoegd aan het budget. Daarvan is slechts een beperkt deel nodig gebleken. Daarnaast is een overschot voorzien binnen de ZSM projecten (€ 32,3 mln). Over dit overschot is eerder gerapporteerd in de Voortgangsrapportage Planuitwerkingen droog, spoedaanpak en ZSM.

IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma.

 
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Investeringsruimte Kaseffect verwerking index 2013

  • 37.766
  • 42.732
  • 38.043
  • 41.956
  • 39.817
  • 32.936
  • 31.268

9.904 -24.883

57.628 -29.196

Totaal

-37.766

-42.732

-38.043

-41.956

-39.817

-32.936

-31.268

-14.979

28.432

(vervolg) 12.07 Inv.ruimte Wegen

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Investeringsruimte

Kaseffect verwerking index 2013

19.766 - 31.260

19.763 - 30.113

19.761 - 19.885

19.755 - 15.537

19.756 - 16.360

16.447 431.752

1.044.824

1.227.604

0

Totaal

  • 11.494
  • 10.350
  • 124

4.218

3.396

448.199

1.044.824

1.227.604

Artikel 13 Spoorwegen

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van Spoorwegen verantwoord.

Het productartikel Spoorwegen is gerelateerd aan de beleidsdoelstellingen en beleidsinstrumenten zoals beschreven in de Begroting hoofdstuk XII over 2014 bij beleidsartikel 16 Spoor.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 13 Spoorwegen (x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.050.436 3.108.240 2.018.957 2.329.930 2.521.753 1.594.841 1.604.672

Uitgaven

2.185.220 2.379.800 2.397.939 2.566.789 2.442.941 2.540.915 2.491.267

Waarvan juridisch verplicht:

100%

13.02 Beheer, onderhoud en vervanging

13.03 Aanleg

13.03.01 Realisatieprogramma personenvervoer

13.03.02 Realisatieprogramma goederenvervoer

13.03.04 Verk. en planuitw. personenvervoer

13.03.05 Verk. en planuitw. goederenvervoer

13.04 Geintegreerde contractvormen/PPS

13.07 Rente en aflossing

13.08 Investeringsruimte

 

1.463.595

1.312.181

1.264.028

1.239.246

1.147.798

1.244.635

1.319.480

591.682

879.029

980.114

1.146.898

1.118.262

1.135.420

1.020.157

527.978

787.339

810.223

904.223

785.185

588.109

411.332

12.630

57.891

89.525

98.804

75.441

56.474

65.237

43.725

30.351

69.357

132.461

227.107

416.974

476.571

7.349

3.448

11.009

11.410

30.529

73.863

67.017

129.943

140.193

145.588

163.596

148.580

148.790

149.422

 

48.397

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

   

- 8.388

452

11.704

- 4.527

- 14.389

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschappen – Restant

2.185.220 2.185.220 2.185.220 2.185.220 2.185.220 2.185.220 2.185.220

13.09 Ontvangsten

72.526         224.323

65.249         236.789          180.483          193.076

194.509

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de verkenning en planuitwerking worden de budgetten in 2014 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2014. Voor de mate van verplichting van het verkenningen en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

13

Spoorwegen

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2.397.939 2.566.789 2.442.941 2.540.915 2.491.267 2.151.414 2.067.972

 

13.02

Beheer, onderhoud en

vervanging

1.264.028

1.239.246

1.147.798

1.244.635

1.319.480

1.145.680

1.291.516

13.03

Aanleg

 

980.114

1.146.898

1.118.262

1.135.420

1.020.157

824.473

588.759

13.04

GIV/PPS

 

145.588

163.596

148.580

148.790

149.422

152.578

161.354

13.07

Rente en aflossing

 

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

 
  • 8.388

452

11.704

  • 4.527
  • 14.389

12.086

9.746

13.09

Ontvangsten

 

65.249

236.789

180.483

193.076

194.509

198.909

203.174

(vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

13

Spoorwegen

13.02    Beheer, onderhoud en vervanging

13.03    Aanleg

13.04    GIV/PPS

13.07    Rente en aflossing

13.08    Investeringsruimte

13.09    Ontvangsten

1.803.233 1.701.130 1.899.360 2.004.230 1.958.198 1.987.113 2.011.750 2.084.319

1.188.875 1.184.382 1.179.647 1.234.730 1.226.341 1.237.905 1.239.094 1.198.353

397.702

299.712

497.929

479.700

463.906

509.202

462.753

207.311

209.558

219.232

219.573

180.925

180.925

180.925

171.370

 

162.228

163.666

164.985

166.604

167.547

168.015

166.165

152.496

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

37.831

36.773

40.202

106.599

83.807

55.394

127.141

545.503

180.925

Motivering

Producten

13.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Op grond van richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschap van 29 juli 1991 wordt de taakorganisatie ProRail belast met het beheer en onderhoud van de landelijke spoorweginfrastructuur.

De rijksbijdrage aan ProRail wordt jaarlijks vastgesteld met een beschikking overeenkomstig het bepaalde in de Wet en Besluit Infrastructuurfonds. De subsidie wordt door ProRail aangewend voor het in goede gebruikstoestand houden van de landelijke spoorweginfrastructuur.

Per 1 januari 2008 wordt ProRail aangestuurd op output. Dat betekent dat de Minister van IenM afspraken maakt met ProRail over de te realiseren prestaties op basis van een resultaatsverplichting. Die prestaties worden jaarlijks opgenomen in het beheerplan van ProRail. De minister van IenM moet hiermee instemmen. Het beheerplan wordt aan de Tweede Kamer toegezonden.

De beheer-, onderhoud- en vervangingsactiviteiten zijn gericht op het realiseren van de in het beheerplan opgenomen prestaties betreffende de in de Beheerconcessie vastgelegde zorgtaken van ProRail. Onderdeel hiervan zijn de activiteiten van ProRail die samenhangen met spoorver-keersleiding en activiteiten op het gebied van capaciteitsmanagement. In het beheerplan zelf wordt jaarlijks een uitgebreide beschrijving opgenomen van de belangrijkste activiteiten die voor dat jaar zijn gepland.

ProRail ontvangt voor de uit te voeren activiteiten een bijdrage van het Rijk. Bij de vaststelling van de rijksbijdrage voor beheer, onderhoud en vervanging wordt rekening gehouden met de inkomsten van de gebruiks-vergoeding. De door ProRail te ontvangen gebruiksvergoeding wordt in mindering gebracht op de door het Rijk te subsidiëren uitgaven. In de uitgaven wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer en onderhoud, vervanging en apparaatskosten.

Uitgaven (x € 1.000, op basis van de meerjarenramingen bij het Beheerplan 2013):

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Beheer en calamiteitenorganisatie Grootschalig onderhoud Kleinschalig onderhoud Onderhoud transfer Onderhoud Betuweroute Verkenning en innovatie

Uitbesteed werk

Bovenbouwvernieuwingen Vervanging overige systemen

Vervangingsinvesteringen

Apparaatskosten BOV

Apparaatskosten

Totaal uitgaven ProRail

Doorbelaste kosten aan derde-partijen Gebruiksvergoeding vervoerders

Doorbelaste uitgaven

Rijksbijdrage aan ProRail

Reservering uitgaven actieplan groei op het spoor

Reservering voor overige uitgaven

Totaal artikel 13.02

 

185.471

199.377

197.553

198.705

196.874

186.340

141.571

161.011

126.677

126.460

125.634

133.147

329.120

326.552

305.093

288.729

291.464

291.592

82.280

81.523

80.398

80.703

80.901

81.149

32.133

28.345

25.925

23.507

21.087

18.667

4.312

4.311

4.311

4.067

4.067

4.067

774.887

801.119

739.957

722.171

720.027

714.962

117.370

174.755

164.993

213.686

236.122

243.336

343.259

271.966

375.392

270.969

358.470

442.533

460.629

446.721

540.385

484.655

594.592

685.869

347.602

336.059

327.493

311.379

304.314

296.751

347.602

336.059

327.493

311.379

304.314

296.751

.583.118

1.583.899

1.607.835

1.518.205

1.618.933

1.697.582

  • 42.481
  • 51.108
  • 39.548
  • 39.033
  • 39.033
  • 39.033

261.997

  • 268.763
  • 329.041
  • 331.374
  • 335.265
  • 339.069

304.478

  • 319.871
  • 368.589
  • 370.407
  • 374.298
  • 378.102

.278.640

1.264.028

1.239.246

1.147.798

1.244.635

1.319.480

33.541

         

33.541

         

1.312.181 1.264.028 1.239.246 1.147.798 1.244.635 1.319.480

Toelichting:

Uitbesteed werk Ë De activiteiten die worden uitgevoerd voor beheer en de calamiteitenorganisatie vormen de basis voor de prestaties die ProRail levert. Beheeractiviteiten die hieraan bijdragen zijn incidentenregie, beheer van netwerken, camera’s en verbindingen, softwareonderhoud, energietransportcapaciteit en verzekeringen.

Ë Grootschalig onderhoud omvat die activiteiten die nodig zijn om de kwaliteit van de infrastructuur te handhaven en de theoretische levensduur in casu afschrijvingstermijn waar te maken. De activiteiten richten zich voornamelijk op het onderhouden en aanpassen van constructies, conserveren van objecten, slijpen van spoorstaven en het seizoenbestendig houden en maken van de sporen.

Ë Kleinschalig onderhoud voorziet in de activiteiten die noodzakelijk zijn om de prestaties op het gebied van beschikbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid te realiseren. Het gaat zowel om cyclische als incidentele onderhoudsactiviteiten. Deze activiteiten zijn onder andere gericht op inspecties en schouw van de infrastructuur, correctie van spoorligging, vervangen van kleine componenten, functieherstel bij storingen, herstel van vermoeiingsschade van contactvlak tussen wiel en rail en sanering van geluidsschermen.

Ë Het onderhoud aan transfervoorzieningen realiseert in belangrijke mate de reizigerstevredenheid op het gebied van reinheid en sociale veiligheid. Onderhoud transfer omvat op hoofdlijnen schoonmaak, onderhoud energie, verzekeringen en onroerende zaak belasting.

Ë Onderhoud Betuweroute betreft de aan Keyrail te betalen vergoeding voor de exploitatie van de Betuweroute.

Ë Onder verkenning en innovatie vallen projecten en programma’s voor onderzoek naar verbetering van het spoorsysteem.

Vervangingsinvesteringen Ë Bovenbouwvernieuwing betreft voornamelijk het vervangen van spoorstaven, dwarsliggers, ballast en wissels.

Ë Onder de overige systemen vallen onder andere het treinbeveiligingssysteem, treinbeheersing- en communicatiesystemen, energievoorziening, transfersystemen en kunstwerken.

Apparaatskosten Ë De apparaatskosten betreffen de lonen, salarissen, overige personeelskosten, inhuur en huisvestingskosten van ProRail. De apparaatskosten die samenhangen met de investeringen (MIRT-projecten) worden via een opslag voor algemene kosten gesubsidieerd vanuit artikel 13.03.

Doorbelaste uitgaven Ë Een deel van de jaarlijkse beheer-, onderhoud- en vervangingskosten wordt doorbelast aan derden, voornamelijk decentrale overheden. Het gaat dan voornamelijk om het onderhoud van de zogenaamde omgevingswerken. Derden hebben ook de mogelijkheid om het onderhoud van omgevingswerken eeuwigdurend af te kopen. Deze gelden staan bij ProRail op de balans geparkeerd als «voorziening derdenwerken» en het jaarlijkse onderhoud hieraan wordt hierop in mindering gebracht.

Ë Een deel van de beheer-, onderhoud- en vervangingskosten, de gebruiksafhankelijke kosten, wordt aan de vervoerders doorbelast als gebruiksvergoeding. De tarieven worden jaarlijks door ProRail vastgesteld en gepubliceerd in de Netverklaring. Bij het bepalen van de hoogte van de rijksbijdrage voor ProRail wordt de te ontvangen gebruiksvergoeding in mindering gebracht op de verwachte uitgaven.

Actieplan groei op het spoor Ë Op artikel 13.02 zijn naast de uitgaven van ProRail ook middelen gereserveerd voor het actieplan groei op het spoor. Realisatie van deze uitgaven vindt plaats op de begroting hoofdstuk XII. Zodra verplichtingen zijn aangegaan, worden deze middelen overgeheveld naar de betreffende artikelen.

In bijlage 6 «Toelichting artikel 13 Spoorwegen» is nadere informatie opgenomen over de aansluiting tussen de middelen op het Infrastructuurfonds en de bestedingen door ProRail.

Meetbare gegevens                                Prestaties ProRail

Op grond van de Beheerconcessie worden met ProRail afspraken gemaakt over de invulling van haar zorgplichten voor de spoorinfrastructuur. Dit gebeurt door voor de verschillende zorggebieden kernprestatie indicatoren (KPI’s) af te spreken met grenswaarden, zoals weergegeven in onderstaande tabel. In deze tabel zijn de KPI’s en grenswaarden opgenomen uit het Beheerplan 2013. Eind 2013 worden de afspraken voor 2014 gemaakt.

Prestaties ProRail

Realisatie

Afspraak

Prognose

 

Beheerplan 2013

2012

2013

2014

Punctualiteit < 3 min.

     

Reizigersverkeer totaal

88,80%

87,00%

87,00%

Punctualiteit < 5 min. HRN

nvt

93,00%

93,00%

Punctualiteit < 3 min.

     

Regionale series

92,40%

93,10%

93,10%

Punctualiteit < 3 min.

     

Goederen

81,40%

81,00%

82,00%

Top-5 Aandachtseries

84,20%

83,00%

83,00%

Geleverde treinpaden

98%

98%

98%

Algemeen klantoordeel

     

vervoerders

nvt

6,3

6,7

Areaalgegevens

In onderstaande tabel zijn de belangrijkste areaalgegevens voor de spoorweginfrastructuur weergegeven.

Areaalgegevens

Jaarverslag ProRail 2012

Netlengte – enkelsporig (km) Netlengte – meersporig (km) Totale spoorlengte (km) Wissels (aantal) Overwegen (aantal) Seinen (aantal) Beweegbare bruggen (aantal) Tunnels (aantal) Stations (aantal) Stationsoppervlakte (1.000 m2)

951

2.112

7.033

7.195

2.731

11.683

56

17

404

1.885

13.03 Aanleg Spoor

Motivering

IenM is verantwoordelijk voor de uitbreiding van de hoofdspoorweginfrastructuur. Deze wordt in belangrijke mate gefinancierd met middelen uit de Rijksbegroting. Op dit artikelonderdeel worden alle uitgaven begroot die noodzakelijk zijn voor:

door ProRail uit te voeren planuitwerkingen;

door IenM uit te voeren planuitwerkingen;

voorbereiding van de uitvoering van nieuwbouwprojecten Spoor;

uitvoering van deze projecten.

Producten

13.03.01 Realisatieprogramma personenvervoer spoor wijzigingen

ERTMS pilot Amsterdam–Utrecht

Vanuit dit projectbudget is € 2,5 mln overgeboekt naar de begroting hoofdstuk XII voor onderzoek in het kader van de Railmap ERTMS.

Uitvoeringsprogramma geluid Emplacementen

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 7 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is deze € 7 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd.

PHS

Het realisatiebudget is opgehoogd met € 267 mln. Deze verhoging wordt veroorzaakt doordat de voor de in het 2e kwartaal van 2013 afgegeven realisatiebeschikking DSSU (Doorstroomstation Utrecht) benodigde gelden zijn overgeboekt vanuit het planuitwerkingsbudget PHS naar het realisatiebudget PHS

Afdekking risico’s spoorprogramma

Vanuit dit projectbudget is € 10 mln overgeboekt naar artikel 17.3 (Hogesnelheidslijn-Zuid) voornamelijk bedoelt voor de financiering van de pilot geluidsmaatregelen Lansingerland (zie ook Voortgangsrapportage 31 HSL-Zuid TK 2012–2013 22 026, nr 366).

Akiplan en Veiligheidsknelpunten

Onderdeel van dit programma is het voormalig binnen Beheer, onderhoud en vervanging opgenomen project Zeist Dolderseweg. De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 10,3 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is deze € 10,3 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd.

Fietsparkeren Bij Stations

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 6 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is deze € 6 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd.

Nazorg gereed gekomen lijnen en halten

Onder deze post worden de gerealiseerde uitgaven over het afgelopen jaar evenals de geprognosticeerde uitgaven over het lopende en de komende jaren voor nazorg van al gerealiseerde projecten gepresenteerd. Ten opzichte van de vorige begroting zijn de gerealiseerde uitgaven 2011 uit het projectbudget gehaald. Daarnaast is het projectbudget verlaagd omdat een aantal binnen deze post opgenomen reserveringen voor mogelijke risico’s niet nodig bleken te zijn en daarnaast werkzaamheden goedkoper zijn uitgevallen dan vooraf geraamd.

Toegankelijkheid stations

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een overbesteding van € 4 mln. Omdat de restverplichting vanaf 1 januari 2013 is ondergebracht bij het aanlegprogramma is vanuit dit projectbudget € 4 mln overgeboekt naar artikelonderdeel 13.02.

Reistijdverbetering: aanleg Deventer zijperron

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 6 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is deze € 6 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd.

Programma Kleine Functiewijzigingen

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 24,9 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is € 24,9 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd. Daarnaast is door ProRail in het kader van het programma Kleine Functiewijzigingen een subsidie aangevraagd voor het project Zevenaar–Didam. Op het emplacement Zevenaar ligt infra die niet structureel wordt gebruikt. Er kan bespaard worden op de onderhoudskosten door het aanpassen van de huidige sporenlay-out. In de uitwerking is tevens voorzien dat alle relaiskasten, seinen en kabels worden vernieuwd. Dit project kent een directe interactie met het Zevenaar Oost (ERTMS, spanningssluis en 25 kV) en door beide projecten te combineren wordt een aanzienlijke besparing gerealiseerd door onder meer gebruik te maken van reeds aangevraagde grote buitendienststellingen. Om die reden is dit project aanvullend op het project Zevenaar beschikt en is het budget ad € 11,8 mln overgeboekt naar het realisatieproject Rotterdam– Genua (13.03.02). Per saldo leiden deze mutaties tot een toename van het programmabudget Kleine Functiewijzigingen met € 13 mln.

Punctualiteits- en capaciteitsknelpunten

Een van de deelprojecten binnen dit programma is het project Zwolle Spoort. Het project «Zwolle Spoort» bestond uit een samenvoeging van drie afzonderlijke deelprojecten: de aanleg van het vierde perron, de verbreding van de perrontunnel en aanpassingen aan het emplacement voor snelheidsverbetering. De eerste twee projecten komen voort uit het Herstelplan Spoor tweede fase (nu «punctualiteits- en capaciteitsknelpunten») en het derde project uit de Motie Koopmans (Sporendriehoek Noord Nederland). Tot en met 2012 zijn de gerealiseerde uitgaven voor geheel «Zwolle Spoort» via een verdeelsleutel over deze drie onderdelen verdeeld. In 2012 heeft ProRail, mede gelet op de overbelastverklaring van Zwolle–Zwolle Herfte, besloten het project weer op te knippen in twee hoofdonderdelen: «Zwolle Spoort» als zijnde de voormalige Herstelplanprojecten en «Reistijdverbetering Zwolle» (Sporendriehoek Noord Nederland/Motie Koopmans). Hiertoe zijn de gerealiseerde uitgaven tot en met 2012 op een andere manier verdeeld over de verschillende onderdelen dan tot nu toe was gedaan. Het gevolg is dat van de totale uitgaven tot en met 2012 € 18,9 mln meer aan «Zwolle Spoort» wordt toegerekend en € 18,9 mln minder aan «Reistijdverbetering Zwolle». Dit wordt geëffectueerd door de gerealiseerde uitgaven op de projecten ongemoeid te laten (het gaat om afgesloten jaren) en voor 2013 € 18,9 mln aan budget over te hevelen van «Zwolle Spoort» naar «Reistijdverbetering Zwolle».

Tevens heeft de realisatie tot en met 2012 van dit voormalig binnen Beheer, onderhoud en vervanging opgenomen project heeft tot en met 2012 plaats gevonden op het bij dit programma behorende artikelonderdeel. In 2012 is sprake geweest van een overbesteding van € 1,3 mln. Om die reden is € 1,3 mln overgeboekt naar artikelonderdeel 13.02. Daarnaast is een bedrag van € 53,6 mln overgeboekt naar het project OV SAAL MLT. Zie de toelichting onder 13.03.04.

Spoorwegovergang Soestdijkseweg

De realisatie tot en met 2012 van dit project is verantwoord via artikel 13.02. In 2012 is sprake geweest van een onderbesteding van € 3 mln. Omdat de uitgaven vanaf 1 januari 2013 via het aanlegprogramma worden verantwoord is deze € 3 mln als restverplichting aan het aanlegbudget toegevoegd.

Den Haag Emplacement

Na overleg met betrokken partijen is in 2011 besloten tot een heroverweging van het ontwerp. Bezien is in hoeverre de vervoerder sporen 11 en 12 nodig heeft voor het uitvoeren van de dienstregeling mede in relatie tot het Programma Hoogfrequent Spoor. Daarnaast is gekeken naar de mogelijkheden om de robuustheid van het ontwerp te vergroten. Uiteindelijk is vastgesteld dat 12 sporen wenselijk zijn en wordt het emplacement robuuster ontworpen. ProRail is gekomen tot een voorkeursvariant en zal hierop het ontwerp voor aanpassing van Den Haag emplacement maken. Volgens de meest recente planning is de verbouwing van het emplacement in 2018 gereed.

Regionale Lijnen Gelderland

Vanwege het afgeven van de realisatiebeschikking «Zutphen versnelling vertrek- een aankomsttijden» is € 3 mln overgeboekt vanuit het planuit-werkingsbudget (artikel 13.03.04) en toegevoegd aan het realisatiebudget.

Sporendriehoek Noord Nederland

Het projectbudget is opgehoogd met € 19 mln. Zie voor de toelichting de tekst opgenomen bij het project punctualiteits- en capaciteitsknelpunten.

 

Realisatie

   

Totaal

   

Budget in € mln

   

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2012

2013

2014 2015 2016 2017

2018

later

huidig vorig

Projecten nationaal Benutten

ERTMS-pilot Amsterdam–Utrecht en ERTMS expertise-centrum1                                        39

Geluidsanering

Spoorwegen                               626

Uitvoeringsprogramma geluid emplacementen

(UPGE)                                           29

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PHS DSSU (inclusief voorinvestering)                        278

Vervanging Dieze brug Den Bosch                                       2

Stations en stationsaanpassingen

Kleine stations                              78

Overige projecten/ programma’s /lijndelen etc.

AKI-plan en veiligheids-knelpunten                                  397 Fietsparkeren bij stations                                        221

42                 1 16           22             1

626               18 1              4           11           43           84 73

22                                8           11             3             6             1

11                  4 33           67           85           79           11

2                                2             1

78               24 6             2             9           11             9 9

387             306 13           26           28           20             4

215                              15           18           18           18           18 18

2012/         2012/

2013/         2013/

2014          2014

392 divers        divers divers divers

2012/ 2015           2012

2014           2014

10 divers divers divers divers 115 divers divers

 
   

Totaal

     

Budget in € mln

     

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

later

huidig

vorig

Nazorg gereedgekomen

                       

lijnen/halten

29

34

5

0

5

5

5

5

5

 

divers

divers

Ontsnippering

84

84

17

8

5

5

19

21

7

 

divers

divers

Programma Kleine

                       

Functiewijzigingen

589

576

 

40

89

154

89

82

65

70

divers

divers

Punctualiteits-/

                       

capaciteitsknelpunten

319

392

 

77

73

33

41

26

26

43

divers

divers

Reistijdverbetering

12

6

 

6

5

1

       

2013

2013

Toegankelijkheid

                       

stations

503

507

 

44

44

45

46

46

43

235

divers

divers

Projecten Noord-

                       

Holland, Utrecht en

                       

Flevoland

                       

Amsterdam-Almere-

                       

Lelystad

                       

OV SAAL korte termijn

840

840

62

121

151

172

172

79

80

2

2016

2016

Stations en stationsaan-

                       

passingen

                       

Amsterdam CS,

                   

2014/

2014/

Cuypershal

                   

2015/

2015/

 

38

38

4

5

12

10

4

2

   

2016

2016

Amsterdam CS,

                   

2013/

2013/

Fietsenstalling

35

35

3

1

8

8

7

6

2

 

2018

2018

Overige projecten/

                       

lijndelen etc.

                       

Regionet (inclusief

                       

verkeersmaatregelen

                       

Schiphol)

185

184

124

22

15

10

3

7

4

 

divers

divers

Vleuten-Geldermalsen

                   

2005

2005

4/6 sporen (incl. RSS)

956

956

619

57

60

57

42

30

30

62

e.v.

e.v.

Stations en stationsaan-

                       

passingen

                       

OV-terminal stations-

                       

gebied Utrecht

                       

(VINEX/NSP)

346

346

141

65

53

51

27

9

   

2016

2016

Overige projecten/

                       

lijndelen etc.

                       

Spoorwegovergang

                       

Soestdijkseweg te

                   

2013/

2013/

Bilthoven

37

34

12

2

6

8

5

4

   

2015

2015

Projecten Zuidvleugel

                       

Stations en stationsaan-

                       

passingen

                       

Den Haag CS (t.b.v.

                       

NSP)

117

117

84

23

9

         

2014

2014

Rotterdam Centraal

                       

(t.b.v. NSP)

275

275

220

36

20

         

2013

2013

Den Haag CS perron-

                       

sporen 11 en 12

38

38

3

1

1

7

11

11

4

1

2018

2015

Overige projecten/

                       

lijndelen etc.

                       

Rijswijk-Schiedam incl.

                   

2015/

2015/

spoorcorridor Delft

538

538

359

76

36

54

12

     

2017

2017

Projecten Brabant

                       

Stations en stationsaan-

                       

passingen

                       

Breda Centraal (t.b.v.

                   

2016/

 

NSP)

56

56

26

9

8

5

5

3

   

2017

2015

Projecten Oost

                       

Nederland

                       

Utrecht-Arnhem-

                       

Zevenaar

                       

Arnhem Centraal (t.b.v.

                   

2011/

2011/

NSP)

108

108

80

14

8

3

2

     

2014

2014

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig         vorig

t/m 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2012

later huidig         vorig

Sporen in Arnhem Traject Oost uitv. convenant DMB2

Overige projecten/ lijndelen etc.

Hanzelijn Regionale lijnen Gelderland

Projecten Noord Nederland

Partiële spooruit-breiding Groningen– Leeuwarden Sporendriehoek Noord-Nederland

Totaal ProRail projecten Overige (niet ProRail) projecten

Afdekking risico’s spoorprogramma’s Intensivering Spoor in steden (I) Spoorzone Ede

Totaal overige (niet ProRail) Projecten

299

234

1.020

14

 

299

282

14

1

1

   

234

3

10

18

46

41

26

1.020

934

59

8

4

6

8

11

2

2

3

1

4

2

23

67

 

2011

2011

2019

2019

2012

2012

divers

divers

194

8.540

29

246 42

316

175

39

246 42

 

26

6

14

27

37

35

23

27

divers

divers

3.361

795

801

864

755

530

411

1.024

   

184 2

186

 

15

13

 

2

13

13

13

14

19

13

9

 

n.v.t.           n.v.t.

46

38

22

16

 

Programma Realisatie (IF 13.03.01)

8.856

3.546

804

847

902

776

546

411

1.024

Budget Realisatie (IF 13.03.01)

   

787

811

904

785

588

411

1.024

Overprogrammering (-)

   
  • 17
  • 36

2

9

42

   

1  Van het totale budget is € 6 mln aan Prorail beschikt. De overige kosten zijn voornamelijk bestemd voor ombouw materieel, opleidingskosten en de ontwikkeling van een referentiesysteem.

2  Inclusief uitgaven met betrekking tot planuitwerking verantwoord op IF 13.05.01

13.03.02 Realisatieprogramma goederenvervoer spoor

Optimalisering Goederencorridor Rotterdam–Genua Het projectbudget is opgehoogd met € 11,8 mln voor het project Zevenaar–Didam (zie voor de toelichting de tekst bij het programma Kleine functiewijzigingen onder 13.03.01).

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2012

later huidig         vorig

ProRail Projecten

Uitgaven mbt planuitwerking op Infrastructuurfonds 13.03.05

Projecten nationaal

PAGE risico reductie Optimalisering Goederencor-ridor Rotterdam–Genua1

Aslasten Cluster III realisatie

Projecten Oost Nederland

 
   
  • 16
  • 1
  • 4
  • 1

0

  • 1
  • 5
  • 4
   

18

18

8

1

0

1

3

3

2

1

divers 2013

divers 2013

170

1

158

15

21

37

47

29

8

9

5

e.v.

e.v.

5

5

2

2

0

9

9

0

0

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2013 2014 2015 2016 2017 2018 later huidig 2012

vorig

Uitv.progr Goederenroute Elst–Deventer–Twente

(NaNov)1

Projecten Zuidwestelijke delta

Geluidmaatregelen Zeeuwselijn Spooraansluiting 2e Maasvlakte achterlandverbinding1

Overige projecten

Nazorg gereedgekomen projecten

Totaal ProRail Projecten Overige (niet ProRail) Projecten

154         154

42

13

11

27

27

217         217

4

557

 

16

22

37

divers 2014/-

divers

6

   

2016 2014

2014

25

38

16

e.v.

 

40           53           24           20           25           38

0             2             1             1                                                                   divers divers

59           67 102           86           67           56           65           55

0             0             0             0

0             0

 

Programma Realisatie (Infrastructuurfonds 13.03.02)

557

67

102

86

67

56

65

55

Budget Realisatie (Infrastructuurfonds 13.03.02)

 

59

90

98

75

56

65

55

Overprogrammering (-)

 

-8

-12

12

8

     

1 Inclusief uitgaven met betrekking tot planuitwerkingen verantwoord op Infrastructuurfonds 13.05.02/13.03.05

13.03.04 Planuitwerkingsprogramma personenvervoer

Nieuw opgenomen in het Planuitwerkingsprogramma

Programma Overwegen

In het Regeerakkoord Rutte-II is opgenomen dat er een landelijk verbeter-programma komt om het aantal incidenten te verminderen. Het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen richt zich op het verbeteren van veilige doorstroming van trein en wegverkeer bij overwegen. In de huidige verkenningenfase wordt een nulmeting uitgevoerd voor alle overwegen, waarbij veiligheid en doorstroming per overweg in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt bepaald waar de grootste knelpunten zich bevinden (de prioritaire overwegen) en wordt door middel van lokaal maatwerk samen met andere partijen een oplossing gezocht. Parallel hieraan wordt gekeken of generieke maatregelen gevonden kunnen worden om het aantal incidenten te verminderen. Vervolgens worden per prioritaire overweg afspraken over de maatregelen gemaakt en vastgelegd, waarna tot uitvoering wordt overgegaan. Co-financiering door decentrale overheden is een uitgangspunt.

Reservering opbouw compensatie NS

De reservering is met € 7,7 mln verhoogd door het indexeren naar prijspeil 2013.

E RTMS

In juni 2012 heeft het kabinet Rutte-I het principebesluit genomen tot invoering van het nieuwe treinbesturings- en beveiligingssysteem ERTMS (European Rail Traffic Management System). In het Regeerakkoord Rutte-II is aangegeven dat dit systeem vanaf 2016 met gebruikmaking van bestaande budgetten gefaseerd wordt ingevoerd. In februari 2013 is daarop de startbeslissing genomen, via de zogenaamde Railmap versie

4

8

9

6

4

4

1.0. Deze Railmap beschrijft onder andere het nadere onderzoek dat in de verkenningsfase gedaan moet worden om tot een voorkeursbeslissing te komen. Voor ERTMS is inmiddels € 2 mld gereserveerd. ERTMS biedt naar verwachting voordelen op gebieden als capaciteit, snelheid, interoperabiliteit, veiligheid en betrouwbaarheid. Nadat in de verkenningsfase deze kansen, maar ook risico’s feitelijk in kaart zijn gebracht, kan aan de hand van een nadere uitwerking van de scenario’s uit de Railmap tot een voorkeursbeslissing worden gekomen.

PHS

Het projectbudget is eerst opgehoogd met € 5,9 mln voor de realisatie van een perronkap op het 7e perron voor Utrecht CS in het kader van het project DSSU (Doorstroomstation Utrecht). Deze perronkap behoorde niet tot de oorspronkelijke scope maar is noodzakelijk om de reizigersspreiding te bevorderen en hiermee de transferveiligheid te bewerkstelligen. Deze gelden zijn daarna met de voor de realisatiebeschikking benodigde gelden ad € 260,9 mln toegevoegd aan het realisatiebudget PHS DSSU.

Grensoverschrijdend Spoorvervoer

De verlaging van het projectbudget wordt veroorzaakt door de overheveling van € 2,9 mln naar de BDU ten behoeve van de spoorlijn Roode-school naar Eemshaven en een bedrag van € 6 mln naar de BDU als eenmalige bijdrage aan de verbinding Arnhem–Emmerich–Düsseldorf.

Amsterdam Zuidas WTC

De door ProRail gemaakte kosten voor planuitwerking en voorbereiding realisatie, ad € 2,7 mln tot medio 2013, voor het gemeenschappelijke wegen spoorproject ZuidasDok worden door ProRail bij RWS in rekening gebracht. Om die reden is dit bedrag overgeheveld naar Infrastructuurfonds artikel 12.03.01.

Quick scan Decentraal Spoorvervoer Gelderland

De bijdrage van de provincie Gelderland ad € 1,5 mln voor het project «vrijleggen treindienst Zutphen–Winterswijk te Zutphen» is toegevoegd aan het projectbudget. Daarnaast is een bedrag van € 3 mln overgeboekt naar het in het realisatieprogramma opgenomen project Regionale Lijnen vanwege het afgeven van de realisatiebeschikking «Zutphen versnelling vertrek- een aankomsttijden».

OV SAAL MLT

In het Infrastructuurfonds 2013 is het voormalige, binnen het programma beheer, onderhoud en vervanging (BOV) geoormerkte programma punctualiteits- en capaciteitsknelpunten ondergebracht bij het aanlegprogramma personenvervoer. Binnen het BOV-programma waren middelen gereserveerd voor capaciteitsuitbreiding op de Flevolijn in Almere. Een deel van de middelen is daartoe inmiddels ook ingezet. De nog resterende middelen waren nog niet overgeheveld naar het aanlegprogramma maar werden door ProRail nog gereserveerd binnen het BOV programma tot duidelijk zou zijn of deze gelden inderdaad nodig waren voor de genoemde uitbreiding. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn deze middelen toegevoegd aan het programma punctualiteits- en capaciteitsknelpunten. De middelen zijn nu vanuit dit programma toegevoegd aan OV SAAL MLT en binnen dit project wordt naar verdere noodzakelijke verbeteringen van de capaciteit en de kwaliteit op de OV SAAL-corridor gekeken en daartoe ook naar mogelijk noodzakelijke infrastructurele maatregelen op de Flevolijn. Het toegevoegde budget van € 53,6 mln wordt binnen OV SAAL

geoormerkt voor eventuele infrastructurele oplossingen waarbij sprake is van (partiële) vier-sporigheid.

 

Bedrag x € 1 mln

 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Indienststelling

Verplicht

Planuitwerkingskosten op realisatieprogramma Infrastructuurfonds 13.03.01

Projecten Nationaal

Kleine projecten Personenvervoer Reservering opbouw compensatie NS

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Adam Zuidas station (NSP) Adam Zuidas WTC/4-sp

Projecten Oost-Nederland

Quick scan decentraal spoor Gelderland Traject Oost (Conv.DMB) Lenteakkoordimpuls voor 4 spoorlijnen Oost-Nederland

 

554

     

0

2

nvt

nvt

5

5

nvt

nvt

152

144

nvt

nvt

235

235

2016

2026

119

121

2016

2026

18

28

2013/2014

2014-2018

 

8

gereed

gereed

25

25

2013

2014-2017

2.348

     

29

38

div.

div.

92

92

div.

div.

43

43

div.

2014-2018

1.334

1.595

div.

div.

12

12

nvt

nvt

200

 

div.

div.

Gebonden Projecten Nationaal

Grensoverschr. Spoorvervoer

Beter Benutten Decentraal Spoor (Decentraal Spoor,

fase 2 (NMCA))

Grensoverschr. Spoorvervoer, fase 2

Progr.Hoogfreq.Spoor (PHS)

Reservering Businesscase NSP

Programma overwegen

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

OV Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad

638

585

2015

2021

Bestemd

Projecten in voorbereding

Projecten Nationaal

– ERTMS

Overige projecten in voorbereiding

Gesignaleerde risico’s

2.174

2.174

Totaal planuitwerkingsprogramma Begroting (Infrastructuurfonds 13.03.04)

5.076 5.076

PB = Projectbesluit TB = Tracébesluit

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2013–2028 weergegeven voor aanleg planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

Verk./Planuitw. Spoor (Periode 2013–2028)

100%

90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
         
         
 

43%

 

2.174

 
         
         
   
         
 

46%

 

2.348

 
         
         
 

11% 554

Procentueel x € 1 mln

Verplicht Gebonden Bestemd

13.03.05 Planuitwerkingsprogramma goederenvervoer

Nieuw opgenomen in het planuitwerkingsprogramma

Calandbrug

De Calandbrug is een stalen hefbrug uit 1969 voor het trein-, auto- en fietsverkeer over het Calandkanaal in het Rotterdamse havengebied. De brug is in 2020 aan het einde van haar levensduur en moet dan grootschalig worden gerenoveerd. Daarvoor is een bedrag opgenomen van € 157 mln in de periode 2015–2020. Afhankelijk van de groei van het treinverkeer en de scheepvaart en de effectiviteit van capaciteitsvergroting door procesverbeteringen, kan de brug een capaciteitsknelpunt gaan vormen. Medio 2013 is een verkenning gestart, hierin wordt ook de capaciteitsproblematiek meegenomen. Als wordt gekozen ook het capaciteitsprobleem aan te pakken, is de kans groot dat het gereserveerde budget van € 157 mln onvoldoende is.

 

Spoorgoederen Bedrag x € 1 mln

 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Indienststelling

Verplicht

Planuitwerkingskosten op realisatieprogramma Infrastructuurfonds 13.03.02

17

17

16

   

Gebonden Projecten Nationaal

Aslastencluster III

Europese ERTMS verbindingen

Projecten Zuidvleugel

Kleine project Goed Calandbrug

179

 

11

11

nvt

nvt

6

6

nvt

nvt

5

5

nvt

nvt

157

 

2014

2019

Bestemd

Projecten in voorbereiding Overige projecten in voorbereiding Gesignaleerde Risico’s

216

Totaal planuitwerkingsprogramma Begroting (Infrastructuurfonds 13.03.05)

202 202

PB = Projectbesluit TB = Tracébesluit

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2013– 2028 weergegeven voor aanleg planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

Verk./Planuitw. Spoor (Periode 2013–2028)

3% 100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

6%

 
         
         
         
         
         
 

89%

 

180

 
         
         
         
         
         

8%

 

17

 

Procentueel

x € 1 mln

Verplicht

Gebonden

Bestemd

Motivering

13.04 Geïntegreerde contractvormen/PPS

De Staat betaalt voor de beschikbaarheid van de HSL-infrastructuur, zoals deze door het consortium Infraspeed is ontworpen, gebouwd (enkel de bovenbouw) en wordt onderhouden (onder- en bovenbouw), volgens de contractuele overeenkomst tussen beide partijen. Het contractbeheer wordt uitgevoerd door ProRail, onder regie van IenM.

6

Producten

Het kabinet heeft in januari 1999 ingestemd met het model voor privatisering van de HSL-Zuid. De PPS is bij de onderdelen infraprovider, vervoer en stations elk op afzonderlijke wijze tot stand gekomen. Eind 2001 zijn de contracten met de infraprovider en de vervoerder getekend. Vanaf augustus 2004 is de infraprovider begonnen met het werk aan de bovenbouw. Voor de onderbouw gold dat de HSL-Zuid onderdelen gefaseerd werden opgeleverd voor de start van de werkzaamheden van de infraprovider. Op het zuidelijke deel was de eerste oplevering augustus 2004. De laatste oplevering op het noordelijke deel was in december 2005. De bovenbouw van het zuidelijke deel is opgeleverd in juli 2006 en het noordelijke deel in december 2006.

Meetbare gegevens

 

Projectoverzicht (bedragen x € 1 mln)

Totaal

   

Budget in € mln

   

Oplevering

 

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2012

2013

2014 2015 2016

2017

2018

later huidig

vorig

Projecten Nationaal

Infraprovider HSL-Zuid Reguliere beschikbaarheids-vergoeding

Rente- en belastingaanpassingen

2007

2007

3.563 3.563             858         147         147         148         149         149

0                             - 8          - 7          - 1            16

149 1.816

Totaal

Begroting IF13.04

3.563

 

850

140

146

164

149

149

149

1.816

850

140

146

164

149

149

149

 

13.07 Rente en Aflossing

Motivering

Onder deze categorie uitgaven vallen de rente en aflossing van de bij ProRail uitstaande leningen, waarmee in het verleden spoorinfrastructuur gefinancierd is en in de toekomst gefinancierd wordt.

Producten

Bestaande leningen

In de periode 2005–2013 is voor € 1,8 mld aan leningen bij ProRail afgelost. Het grootste deel hiervan is gefinancierd met het in 2009/2010 uitgekeerde Superdividend van de NS. Deze schuldreducties hebben geleid tot een verlaging van de rentelasten van € 130 mln in 2005 tot € 17 mln in 2014. Het uitstaand saldo van de leningen per eind 2012 bedroeg nog € 313 mln. Hiervan moet ProRail in 2017 € 166 mln aflossen, in 2020 € 75 mln en in 2027 € 72 mln. Nog niet is besloten of tot herfinanciering of schuldreductie wordt overgegaan. Om deze reden zijn voor deze leningen de rentekosten structureel in de begroting opgenomen (en geen aflossingen).

Nieuwe leningen

Een deel van het PHS wordt gefinancierd met een leenfaciliteit (TK 28 165, nr. 105, 26-11-2009) van € 875 mln. Rente en aflossing van de eerste € 675 mln van de leenfaciliteit, welke gekoppeld is aan een verlaging van het Infrastructuurfonds na 2020, zullen door het ministerie van Financiën worden gedragen en de resterende € 200 mln door IenM.

Uitgaven (x € 1.000)

 

13.07 Rente en aflossing leningen

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Rente leningen Aflossing leningen

Totaal artikel 13.07

16.597 31.800

48.397

16.597 0

16.597

16.597 0

16.597

16.597 0

16.597

16.597 0

16.597

16.597 0

16.597

Artikel 13.08 - Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikelonderdeel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 verantwoord.

In mijn brief van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is per sector de ruimte afgeleid voor nieuwe investeringen en risico’s. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn hiertoe vervolgens per modaliteit aparte artikelonderdelen «Investeringsruimte» geïntroduceerd.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen betreffen de volgende zaken:

– De investeringsruimte is verlaagd met € 5,9 mln voor de realisatie van een perronkap op het 7e perron voor Utrecht CS in het kader van het project DSSU (Doorstroomstation Utrecht). Deze perronkap behoorde niet tot de oorspronkelijke scope maar is noodzakelijk om de reizigersspreiding te bevorderen en hiermee de transferveiligheid te bewerkstelligen.

– Voor de Calandbrug is de investeringsruimte verlaagd met € 157 mln. Deze brug is in 2020 aan het einde van haar levensduur en moet dan grootschalig worden gerenoveerd.

– Vanuit het planuitwerkingsprogramma Goederenvervoer is de bestemde ruimte ad € 226 mln toegevoegd aan de investeringsruimte van waaruit integrale afwegingen voor nieuwe investeringen kunnen plaatsvinden.

– Vanwege een door NS betaalde boete, opgelegd naar aanleiding van achterblijvende prestaties ten opzichte van de in het vervoerplan 2011 afgesproken grenswaarden, is € 2,8 mln toegevoegd aan de investeringsruimte.

– Vanuit de post Nazorg Personenvervoer is € 2,9 mln toegevoegd, omdat een aantal binnen deze post opgenomen reserveringen voor mogelijke risico’s niet nodig bleken te zijn en daarnaast werkzaamheden goedkoper zijn uitgevallen dan vooraf geraamd.

– De investeringsruimte is met € 89,5 mln verhoogd door het indexeren van de concessievergoeding HSL-Zuid naar prijspeil 2013.

– IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma.

 

13.08 Inv.ruimte Spoor x € 1.000

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Investeringsruimte 0

Kaseffect verwerking index 2013 0

12.136 - 20.524

20.985 - 20.531

30.157 - 18.455

15.569 - 20.096

5.894 - 20.283

30.846 - 18.760

31.064 - 21.318

57.206 - 19.375

Totaal 0

  • 8.388

454

11.702

  • 4.527
  • 14.389

12.086

9.746

37.831

 

(vervolg) 13.08 Inv.ruimte Spoor

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Investeringsruimte

Kaseffect verwerking index2013

56.137 - 19.364

59.567 - 19.365

126.272 - 19.673

102.412 - 18.605

74.913 - 19.519

146.660 - 19.519

270.116 275.387

1.039.934

0

Totaal

36.773

40.202

106.599

83.807

55.394

127.141

545.503

1.039.934

13.09 Ontvangsten

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van derde-partijen voor spooruitgaven, die rechtstreeks aan IenM worden betaald, verantwoord. De gebruiksvergoeding van vervoerders en onderhoudsbijdragen van derde-partijen worden door ProRail geïnd en worden daarom gesaldeerd met de uitgaven opgenomen in de begroting onder artikel 13.02.

Producten

Wanneer verrekeningen (subsidievaststellingen) met ProRail plaatsvinden die betrekking hebben op afgesloten jaren mogen deze niet worden gesaldeerd met de uitgaven voor het lopende jaar, maar worden gedesaldeerd opgenomen in de ontvangsten en uitgaven.

Concessievergoedingen

Deze betreffen de vergoedingen die NS en HSA betalen voor de concessies voor het Hoofdrailnet en de HSL-Zuid. De daling ten opzichte van de vorige begrotingen houdt verband met de overdracht van reisinformatie van ProRail aan NS, welke is verwerkt in de concessievergoeding NS. Daarnaast is de vergoeding van HSA geïndexeerd naar prijspeil 2013.

Bijdragen van derden

Deze betreffen de bijdragen van derden aan (MIRT)projecten zoals

Decentrale Lijnen, Schiedam–Rijswijk, Regionet en Traject Oost.

Afrekeningen ProRail

Deze betreffen de afrekeningen met betrekking tot aanlegprojecten van het vierde kwartaal 2012, de afrekening over 2012 van de functiewijzigingsprojecten die met ingang van 2013 zijn overgeheveld van beheer en onderhoud naar aanleg en de afrekeningen naar aanleiding van de subsidievaststellingen van beheer, onderhoud en vervanging voor 2011 en 2012.

Ontvangsten (x € 1.000)

 

13.09 Ontvangsten spoorwegen

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Concessievergoeding HRN Concessievergoeding HSL-Zuid Verrekening energieheffing

Concessievergoedingen

Decentrale lijnen Regionet Traject-Oost Schiedam–Rijswijk

Bijdragen van derde-partijen aan projecten

MIRT-projecten 2012 Functiewijzigingsprojecten 2012 Kapitaallasten en onderhoud 2011 Kapitaallasten en onderhoud 2012

Afrekeningen met ProRail

Boete NS 2011 Boete NS 2012

Overige ontvangsten

 

21.350

22.500

72.500

72.500

72.500

72.500

43.549

42.137

107.983

107.983

115.576

122.009

0

0

56.000

0

0

0

65.611

65.249

236.789

180.483

188.076

194.509

12.137

612

306

0

0

0

1.009

0

0

0

0

0

555

0

0

0

0

0

0

0

0

0

5.000

0

13.089

0

0

0

5.000

0

13.639

0

0

0

0

0

51.519

0

0

0

0

0

77.815

0

0

0

0

0

pm

0

0

0

0

0

142.973

0

0

0

0

0

2.750

0

0

0

0

0

pm

0

0

0

0

0

2.750

0

0

0

0

0

Totaal ontvangsten spoorwegen

224.323

65.249

236.789

180.483

193.076

194.509

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van regionale/lokale infrastructuur, de impulsen inzake de Regionale Mobiliteitsfondsen en het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP-ZZL) toegelicht. De producten van dit artikel zijn gerelateerd aan de beleidsdoelstellingen en beleidsinstrumenten zoals beschreven in de Begroting Hoofdstuk XII 2014 bij beleidsartikel 15 Openbaar vervoer.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 14 Regionaal, lokale infrastructuur (x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

 

Verplichtingen

65.062

306.635

230.817

90.690

196.430

345.794

312.850

Uitgaven

238.852

156.498

241.969

120.026

340.370

441.051

342.438

Waarvan juridisch verplicht:

   

100%

       

14.01 Grote regionaal/lokale projecten

14.01.02 Planuitw. Progr. Reg/lok

14.01.03 Realisatieprogr reg/lok

14.01.04 Investeringsruimte

14.02 Regionale Mob. Fondsen

14.03 RSP – ZZL: Pakket Bereikbaarheid

14.03.01 RSP – ZZL: RB projecten

14.03.02 RSP – ZZL: RB mob fondsen

14.03.03 RSP – ZZL: REP

 

42.033

86.309

81.566

64.920

123.828 206

274.627 80.085

203.174 33.984

42.033

86.979

83.360

66.676

125.448

197.133

172.436

 
  • 670
  • 1.794
  • 1.756
  • 1.826
  • 2.592
  • 3.246

41.580

26.603

12.992

       

55.239

43.586

147.411

55.106

216.542

166.424

139.264

2.539

26.654

131.204

38.899

140.158

97.184

70.023

52.700

254

   

60.177

53.034

53.034

 

16.678

16.207

16.207

16.207

16.206

16.207

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

238.852          156.498         241.969          120.026         340.370         441.051

342.438

14.09 Ontvangsten

600

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de verkenning en planuitwerking worden de budgetten in 2014 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2014. Voor de mate van verplichting van het verkenningen en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op het niveau artikelonderdeel. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

14         Regionaal, lokale infrastructuur

14.01    Grote regionaal/lokale projecten

14.02    Regionale mobiliteitsfondsen

14.03    RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

 

241.969

120.026

340.370

441.051

342.438

230.891

243.562

81.566

64.920

123.828

274.627

203.174

111.980

203.096

12.992

           

147.411

55.106

216.542

166.424

139.264

118.911

40.466

(vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

14 Regionaal, lokale infrastructuur

14.01    Grote regionaal/lokale projecten

14.02    Regionale mobiliteitsfondsen

14.03    RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

102.757         141.218         121.259           10.365           44.199           74.780           99.443         132.427

102.757         141.218         121.259            10.365           44.199           74.780           99.443         132.427

Motivering

Producten

14.01 Grote regionale/lokale projecten

Binnen dit artikel zijn de budgetten opgenomen voor de aanlegprojecten waarvoor een aparte projectsubsidie wordt of is verleend. Om in aanmerking te komen voor een aparte projectsubsidie moeten de kosten van de meest kosteneffectieve oplossing hoger zijn dan de grenswaarden in de BDU voor de ontvangers buiten de G3 en voor de G3 (respectievelijk € 112,5 mln en € 225 mln) en moet het project passen binnen de beleidsdoelstellingen voor regionale bereikbaarheid zoals verwoord in de Begroting hoofdstuk XII 2014 bij beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en beleidsartikel 15 Openbaar vervoer.

Algemeen

Regionaal lokale projecten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de regionale overheid. IenM levert een bijdrage in de aanlegkosten van die projecten. Dit betekent ook dat de uitvoeringsperiode van een project niet gelijk hoeft te lopen met de periode waarin de rijksbijdrage beschikbaar komt in het MIRT.

Verkenningen

Voor regionale/lokale infrastructuurprojecten wordt geen apart verkenningenprogramma opgenomen in het MIRT. In de begroting zijn dan ook geen middelen voor dit product opgenomen. De verkenningen worden onder verantwoordelijkheid van de regionale overheid uitgevoerd en pas na toetsing al dan niet opgenomen in het planuitwerkingsprogramma.

14.01.02 Planuitwerkingsprogramma Regionaal/lokaal

Van een project dat in de planuitwerkingstabel is opgenomen worden de kosten van de meest kosteneffectieve variant als basis voor de rijksbijdrage aangemerkt (onder aftrek van de eigen bijdrage van € 112,5 mln respectievelijk € 225 mln).

Wijzigingen in het planuitwerkingsprogramma:

van planuitwerking naar realisatiefase:

– Rotterdamse baan,

– RijnGouwelijn West, als onderdeel van het HOV net Zuid-Holland

Noord en – Utrecht, Tram naar de Uithof.

Projectoverzicht bij 14.01.02 Regionale/lokale infrastructuur; planuit-werking

 

Bedrag x € 1 mln

 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht Projecten Brabant

Verkeersruit Eindhoven (Noordoostcorridor)

268

264

2014

2019-2021

Gebonden

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Ombouw Amstelveenlijn

76

75

2013

2020

Bestemd

Projecten in voorbereiding

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

– HOV Knoop Amstelveen

Projecten Zuidvleugel

– BTW tramtunnel Den Haag Overige projecten in voorbereiding Gesignaleerde risico’s

32

Totaalprogramma planuitwerking en verkenning Begroting 14.01.02.

376 376

PB = Projectbesluit TB = Tracébesluit

De HOV knoop Amstelveen geeft uitvoering aan een Kamermotie (over de A9 en het OV in Amstelveen) en heeft samenhang met de ombouw van de Amstelveenlijn.

Verk./Planuitw. Reg/lok. (Periode 2013–2028)

100%

90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
 

9%

 

32

 
         
         
         
         
         
 

71%

 

268

 
         
         
         

Procentueel x € 1 mln

Verplicht Gebonden Bestemd

14.01.03 Realisatieprogramma Regionaal/lokaal

Hieronder vallen de uitgaven (subsidies) voor de realisatie van grote regionale/lokale infrastructuurprojecten die door regionale overheden worden aangelegd.

Nieuw in het realisatieprogramma:

– Het HOV net Zuid-Holland Noord bestaat uit de samenvoeging van de eerder opgenomen projecten RijnGouwelijn Oost en RijnGouwelijn West. De bijdrage maakt onderdeel uit van het gebiedsbudget voor de Rijnlandroute en het HOV netwerk. De provincie heeft de scope van het project gewijzigd (Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 A, nr. 65);

– Rotterdamse baan;

– Utrecht, Tram naar de Uithof.

Vanwege de opgelegde bezuinigingen zijn de kasritmes van de bijdragen voor de verschillende projecten aangepast. Omdat de regio verantwoordelijk is voor de uitvoering betekent een temporisering van de rijksbijdrage niet automatisch een vertraging in de uitvoering van de projecten.

Voor de latere oplevering van het HOV net Zuid-Holland Noord geldt dat dit wordt veroorzaakt door de gewijzigde plannen van de provincie Zuid-Holland.

Projectoverzicht bij 14.01.03 Regionale/lokale infrastructuur; realisatie

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2012

2013 2014 2015 2016 2017 2018 later huidig         vorig

 

Projecten Zuidvleugel

                 

Rotterdamsebaan

300

300

         

7

62

A12/A20 Parallelstructuur

                 

Gouwe

113

113

 

6

13

27

26

26

13

HOV-NET Zuid-Holland

                 

Noord (vh Rijn–Gouwelijn)

203

153

 

10

10

12

29

47

47

Randstadrail (incl. voorberei-

                 

dingskosten en aanlanding

                 

RR op Den Haag HSE)

890

888

854

2

6

12

16

   

Projecten Noord-Holland,

                 

Utrecht en Flevoland

                 

Utrecht, Tram naar de Uithof

110

110

 

28

   

13

40

29

N201

178

178

159

10

10

       

Noord/Zuidlijn

1.182

1.179

956

24

48

43

45

46

21

Projecten Oost-Nederland

                 

Nijmegen 2e stadsbrug

71

71

68

3

         

231

47

 

2020-

2019-

2022

2021

2019-

2019-

2021

2021

 

2015/

2018

20181

2006/

2006/

2016

2016

2018

2018

2014

2013

2017

2017

2013

2013

 

Programma Realisatie

(Infrastructuurfonds

14.01.03)

3.047

2.037

83

88

94

129

166

173

278

Budget Realisatie (Infrastructuurfonds 14.01.03)

   

87

84

67

125

197

173

278

Overprogrammering (-)

   

4

  • 4
  • 27
  • 4

31

   

1 2015 heeft betrekking op Rijn-Gouwelijn Oost; 2018 op Rijn-Gouwelijn West

14.01.04 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikel wordt de voor dit artikel en met 2028 verantwoord.

beschikbare investeringsruimte tot

In de Kamer van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is per modaliteit de ruimte afgeleid voor nieuwe investeringen en risico’s. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn hiertoe vervolgens per modaliteit aparte artikelonderdelen «Investeringsruimte» geïntroduceerd. De middelen die op de investeringsruimte Regionaal/Lokaal staan gereserveerd zijn bestemd voor grote regionale/lokale projecten die op initiatief van decentrale overheden worden voorbereid en uitgevoerd. Die projecten moeten een bijdrage leveren aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die voor regionale bereikbaarheid zijn geformuleerd. Het betreft zowel wegenprojecten op het niveau van het Onderliggend Wegennet als Openbaar Vervoer projecten.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen betreffen de volgende zaken:

– Inpassing BTW deel over de rijksbijdrage aan de aanleg van de tramtunnel in Den Haag (7 mln).

– Dekking voor de indexatie van de BDU beschikking 2013 (7,3 mln).

– Inpassing Rotterdamse baan (67 mln).

– IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem zie hieronder het effect op het programma van Regionaal, lokale infrastructuur). IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma.

 

14.01.04 Inv.ruimte Reglok

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Investeringsruimte:

– Weg

– OVS

Kaseffect verwerking index2013

670

1.794

1.756

1.826

2.592

3.246

1.850

527

73 5.508

1.099

 

Totaal – 670

  • 1.794
  • 1.756
  • 1.826
  • 2.592
  • 3.246
  • 1.850
  • 527

4.482

 

(vervolg) 14.01.04 Inv.ruimte Reglok

14.01.04 Inv.ruimte Reglok

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Investeringsruimte:

               

– Weg

17.073

23.613

16

9.328

7.220

27.456

33.219

117.998

  • OVS

36.960

64.301

11.153

35.733

46.923

71.987

99.208

371.773

Kaseffect verwerking index2013

  • 1.640
  • 1.973
  • 803
  • 862

20.637

   

0

Totaal

52.393

85.941

10.366

44.199

74.780

99.443

132.427

489.772

Motivering

14.02 Regionale mobiliteitsfondsen

Over heel Nederland worden verschillende Regionale Mobiliteitsfondsen (RMf) gebruikt. Deze fondsen zijn gevoed op basis van de volgende impulsen:

–    Bereikbaarheidsoffensief Randstad;

–    Amendement Dijsselbloem;

–    Amendement Van der Staaij;

–    Regionale bereikbaarheid (Kwartje van Kok);

–    Amendement Van Hijum;

–    Quick Wins NWA eerste en tweede tranche;

–    Tunnel Sluiskil.

Producten

Motivering

Rijksbijdrage

De rijksmiddelen in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR; inclusief de terugsluisopbrengsten), de amendementen Dijssel-bloem, Van der Staaij en Van Hijum, Regionale bereikbaarheid en Quick Wins NWA zijn volledig uitgekeerd. In het kader van Tunnel Sluiskil worden ook in 2014 rijksmiddelen beschikbaar gesteld.

Tunnel Sluiskil

Op 18 mei 2009 is de bestuursovereenkomst betreffende een tunnel bij Sluiskil getekend. In overleg met de provincie Zeeland is besloten om de IenM-bijdrage via het (her)opgerichte RMf Zeeland te laten verlopen. Het totaal van € 135 mln komt beschikbaar in 2010–2014.

14.03 RSP Zuiderzeelijn, pakket Regionale Bereikbaarheid

Betreft het RSP-convenant Rijk-regio (Kamerstukken II, 2007/08, 27 658, nr. 43)

Het pakket omvat projecten ter verbetering van de regionale bereikbaarheid in Noord-Nederland (concrete bereikbaarheidsprojecten en regionaal mobiliteitsfonds) en een Ruimtelijk-economisch programma (REP), tevens ten behoeve van Noord-Nederland.

Producten                                                 Binnen de projecten ter verbetering van de regionale bereikbaarheid gaat het in totaal om vijf concrete bereikbaarheidsprojecten, zie 14.03.01. De rijksbijdrage voor de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2 en de N50 Ramspol–Ens zijn inmiddels overgeheveld naar artikel 12 Hoofdwegen.

In 2009 is het RMf RSP opgericht voor Noord-Nederland. De instelling van het RMf RSP volgt uit het Convenant RSP Zuiderzeelijn d.d. 23 juni 2008. Het totale budget RMf RSP is € 970 mln. Dit bestaat uit € 500 mln bijdrage van het Rijk en € 470 mln bijdrage van de regio. Binnen het RMf RSP is € 100 mln gereserveerd als bijdrage aan de concrete projecten. Zie 14.03.02. Deze bijdrage vervalt, als na realisatie van de concrete projecten is gebleken dat deze bijdrage niet nodig is. De inzet van middelen uit het RMf RSP is een decentrale verantwoordelijkheid. Het RMf RSP is beschikbaar voor projecten, die in principe kunnen worden gerealiseerd vóór 2020.

Binnen het REP wordt onderscheid gemaakt tussen een rijksdeel en een regionaal deel. Zowel voor het rijksdeel als voor het regionaal deel is € 150 mln rijksbudget beschikbaar gesteld. Het rijksdeel valt onder regie van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Het betreffende rijks-budget werd tot en met 2012 verantwoord op de EZ-begroting, nadat in 2012 het resterende deel via het Provinciefonds is gedecentraliseerd. Het regionale deel, in totaal € 250 mln, valt onder regie van de regio. De rijksbijdrage voor het regionale deel, € 150 mln, wordt verantwoord op de begroting Infrastructuurfonds, zie 14.03.03. Ook de regio heeft € 100 mln beschikbaar voor het regionale deel van het REP.

De voorwaarden voor het RSP zijn beschreven in het op 23 juni 2008 ondertekende convenant Rijk-regio (Kamerstukken II, 2008/09, 31 700 A, nr. 19).

Over de voortgang wordt de Tweede Kamer jaarlijks met een voortgangsrapportage (in het najaar) geïnformeerd.

Project overzicht Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn

 

Budget in € mln

Projectomschrijving

Totaal Rijk

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

later

Bijdrage regio

Projecten Noord-Nederland

14.03.01 Concrete bereikbaar-heidsprojecten                                         546

14.03.02 Regionaal Mobiliteitsfonds                                                         537

14.03.03 Ruimtelijk economisch programma                                  130

Begroting (Infrastructuurfonds

14.03)                                                     1.213

Overige afspraken

LMCA Spoor: spoordriehoek                194

 

21

27

131

39

140

97

70

21

265

     

60

53

53

106

 

17

16

16

16

16

16

33

286

44

147

55

216

166

139

160

26

27

9

31

24

26

20

31

200 370 100

670

Totaal rijksbijdrage NoordNederland

1.407

312

71

156

86

240

192

159

191

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van Rijksvaarwegen verantwoord. Dit betreffen de onderdelen verkeersmanagement, beheer, onderhoud en vervanging, aanleg, netwerkgebonden kosten en de investeringsruimte.

De doelstellingen van het onderliggende beleid zijn terug te vinden in de Begroting van Hoofdstuk XII over 2014 en vinden hun oorsprong in de SVIR en de Nota Mobiliteit (NOMO) (Kamerstukken II, 2004/05, 29 644, nr. 6).

Het artikel Hoofdvaarwegennet op het Infrastructuurfonds is gerelateerd aan beleidsartikel 18 Scheepvaart en havens op de begroting van Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 15 Hoofdvaarwegennet (x € 1.000)

 
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

679.932

1.068.372

657.706

522.073

799.376

527.405

537.322

Uitgaven

823.026

896.520

895.163

776.952

738.518

666.205

640.547

Waarvan juridisch verplicht:

   

98%

       

15.01 Verkeersmanagement                                            19.525           13.722           13.819           12.263           13.122           13.122           13.122

15.02 Beheer, onderhoud en vervanging                   308.851         307.937         402.465         413.012         324.217         256.929         218.659

15.02.01 Beheer en onderhoud                                    136.650         159.813         187.111         206.687         275.771         216.864         217.565

15.02.02 Servicepakket B&O hoofdvaarwegen         110.847 15.02.04 Vervanging                                                         61.354         148.124         215.354         206.325           48.446           40.065              1.094

15.03 Aanleg                                                                    237.890         331.351         251.537         134.210         184.817         178.691         192.048

15.03.01 Realisatie                                                          226.954         327.091         234.117         121.087         127.598         112.214           65.419

15.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen               10.936             4.260           17.420           13.123           57.219           66.477         126.628

15.04 Geintegreerde contractvormen

15.06 Netwerkgebonden kosten HVWN                     256.760         255.357         238.793         227.191         225.146         223.351         221.780

15.06.01 Apparaatskosten RWS                                   244.421         242.391         224.559         213.672         211.561         209.649         208.078

15.06.02 Overige netwerkgebonden kosten                 12.339           12.966           14.234           13.519           13.585           13.702           13.702

15.07 Investeringsruimte                                                                     – 11.848        – 11.451           – 9.724          – 8.784          – 5.888          – 5.062

 

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

468.724 354.302

507.951 388.569

521.180 373.983

513.309 263.643

526.569 211.949

457.109 209.096

436.403 204.143

15.09 Ontvangsten

51.704

39.210

32.113

6.676

7.530

14.510

 

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2014 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2014. Voor de mate van verplichting van het verkenningen en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

15

Vaarwegen

895.163

776.952

738.518

666.205

640.547

630.388

511.001

15.01

Verkeersmanagement

13.819

12.263

13.122

13.122

13.122

13.122

13.122

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

402.465

413.012

324.217

256.929

218.659

216.384

224.685

15.03

Aanleg

251.537

134.210

184.817

178.691

192.048

184.556

56.469

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

238.793

227.191

225.146

223.351

221.780

221.623

221.578

15.07

Investeringsruimte

  • 11.451
  • 9.724
  • 8.784
  • 5.888
  • 5.062
  • 5.297
  • 4.853

15.09

Ontvangsten

32.113

6.676

7.530

14.510

     

(vervolg) Bedragen x € 1.000

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

15 Vaarwegen

15.01    Verkeersmanagement

15.02    Beheer, onderhoud en vervanging

15.03    Aanleg

15.06    Netwerkgebonden kosten HVWN

15.07    Investeringsruimte 15.09 Ontvangsten

 

756.949

676.297

686.616

656.883

806.010

847.536

862.488

646.753

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

13.133

242.618

247.356

247.155

267.144

238.085

238.070

235.964

230.329

285.973

196.473

206.852

90.785

298.518

360.314

320.335

45.851

223.836

224.078

224.211

224.716

224.974

224.967

224.991

224.183

-8.611

-4.743

-4.735

61.105

31.300

11.052

68.065

133.257

15.01 Verkeersmanagement

Motivering

Producten

De activiteiten binnen verkeersmanagement worden uitgevoerd om een vlot, betrouwbaar en veilig scheepvaartverkeer op het hoofdvaarwe-gennet te realiseren.

15.01.01 Verkeersmanagement

Bij verkeersmanagement gaat het voornamelijk om de volgende activiteiten:

– Verkeersbegeleiding, bediening van objecten en vaarwegmarkering; – Monitoring en informatieverstrekking; – Vergunningverlening en handhaving; – Crisisbeheersing en preventie.

In het goederenvervoer over water is een groei voorzien, die deels met verkeersmanagement wordt gefaciliteerd. Daarnaast moet de betrouwbaarheid en reistijd op orde worden gebracht. Operationele beleidsdoelstellingen op het gebied van verkeersmanagement zijn: – Het zoveel mogelijk beperken van de gemiddelde structurele wachttijd bij sluizen in de hoofdvaarwegen; – Het afstemmen van de bediening van bruggen en sluizen op de vraag vanuit de markt.

Voor de bediening van sluizen en beweegbare bruggen wordt gewerkt aan de invulling van de rijkstaakstelling van 17,5 procent zoals deze voor alle uitvoerende taken van RWS wordt ingevuld. Streven is in de bestuurlijke overleggen MIRT in het najaar van 2013 met de verschillende regio’s en sector tot afspraken te komen over de nadere uitwerking van de bedien-tijden. Doelstelling is voor alle vaarwegen om tot een optimale invulling van de taakstelling te komen. De belangrijkste verbindingen op het internationaal kernnet goederenvervoer en de hoofdvaarwegen uit de

Meetbare gegevens

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarover de grootste volumes worden vervoerd, hebben hierbij prioriteit.

Waar mogelijk en zinvol wordt samen met de andere overheden naar centrale bediening op vaarroutes overgeschakeld. Vanzelfsprekend wordt getracht om de bediening zodanig in te richten, dat wachttijden en stremmingen zo veel mogelijk worden beperkt. Een goede informatievoorziening hierover aan gebruikers is daarbij van groot belang,waarbij rekening gehouden wordt met de sterk toegenomen beschikbaarheid van AIS. Met het toezicht op het water dat door RWS (onder andere samen met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)) wordt uitgevoerd, wordt beoogd de veiligheid voor de gebruikers te borgen. Dit toezicht heeft ook een preventieve werking. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Binnenvaartwet is meer nadruk komen te liggen op bestuursrechtelijke handhaving door IenM (in plaats van strafrechtelijke handhaving door het KLPD). In geval van calamiteiten, zoals schade en verontreinigingen, wordt hierover bericht en adequaat opgetreden. Hiervoor is een calamiteitenorganisatie operationeel.

 

Specificatie bedieningsareaal

Areaalomschrijving

Eenheid

2012

2013

2014

Begeleide vaarweg in km Bediende objecten in aantallen

km aantal

594 212

594 212

594 250

Toelichting

Alleen de vaarwegen die vanuit vaste verkeersposten worden begeleid, zijn in het hierboven opgenomen areaal meegeteld. De vaarwegen in beheer bij RWS die met patrouillevaartuigen worden bestreken zijn niet meegerekend. Het aantal bediende objecten zal eind 2014 zijn toegenomen doordat de vaarweg Lemmer–Delfzijl dan is overgedragen aan het Rijk (overdracht uiterlijk 1 januari 2014). Daarnaast zal de 2e schutsluis Heumen in het Maas Waalkanaal in gebruik zijn en zijn 2 schutsluizen in de omgelegde Zuid Willemsvaart naar verwachting eind 2014 gereed.

De indicator passeertijden sluizen is opgenomen in beleidsartikel 18 Scheepvaart en havens in de begroting van Hoofdstuk XII.

15.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Beheer en onderhoud wordt uitgevoerd om het hoofdvaarwegennet in een staat te houden, die noodzakelijk is voor het faciliteren van vlot, betrouwbaar, veilig en duurzaam vervoer van goederen.

Producten

Het regulier beheer en onderhoud van rijksvaarwegen omvat maatregelen aan bodems, oevers, kunstwerken zoals sluizen en bruggen, verkeersvoor-zieningen, landschap en milieu en voorzieningen voor verkeersmanagement zoals verkeerscentrales.

Vervanging en renovatie betreffen het tijdig programmeren en nemen van maatregelen aan kunstwerken en vaarwegen waarbij regulier beheer en onderhoud niet meer voldoende zijn. Voornamelijk in de eerste helft en vanaf de jaren «60 van de vorige eeuw zijn kunstwerken gerealiseerd die, mede door het intensieve gebruik, nu of in de komende decennia het moment van einde levensduur naderen. Op basis van onderzoek wordt concreet gemaakt voor welke kunstwerken wanneer vervanging of renovatie aan de orde is.

Voor de volledigheid wordt ook verwezen naar artikelonderdeel 18.12 «Nader toe te wijzen BenO en Vervanging», waaronder middelen voor beheer en onderhoud en vervanging zijn bestemd, die nog niet aan netwerken kunnen worden toebedeeld.

In bijlage 5 is een nadere toelichting opgenomen op de wijze van aansturing van Beheer en Onderhoud, IBO, de voortgang implementatie versoberingen en efficiency, de budgettaire aspecten tot en met 2028, DBFM, areaalgroei, Vervanging en Renovaties en overige ontwikkelingen.

15.02.01 Beheer en Onderhoud

Een voorwaarde voor het optimaal gebruiken van het vaarwegennet is de bedrijfszekerheid van de infrastructuur van de vaarwegen. Deze kan alleen worden gegarandeerd, als de infrastructuur preventief wordt beheerd en onderhouden. Daarnaast vindt correctief onderhoud plaats, waarbij de beheerder geconfronteerd kan worden met onverwacht functieverlies en aan de gebruiker ongewild minder service kan worden geboden (stremmingen, beperkingen). Zowel het preventief als het correctief onderhoud valt onder Beheer en Onderhoud.

De activiteiten zijn erop gericht, om de scheepvaart (beroeps- en recreatievaart) zo goed mogelijk te faciliteren. Het betreft maatregelen om de breedte en diepte van de vaarweg te handhaven. Daarnaast betreft het maatregelen om de kunstwerken (sluizen en bruggen) en verkeersvoorzie-ningen te laten functioneren. Om verkeersoverlast tot een minimum te beperken, worden de werkzaamheden goed afgestemd; zowel onderling als met werkzaamheden die voortkomen uit het aanlegprogramma en/of het hoofdwatersysteem.

Kustwacht

De Kustwacht Nederland is een organisatie met eigen taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De directeur Kustwacht maakt jaarlijks een Activiteitenplan en Begroting (APB) en legt dit voor aan de raad voor de kustwacht. De ministerraad stelt het APB vervolgens vast.

De directeur Kustwacht heeft onvoorwaardelijke zeggenschap over vier schepen, die (vrijwel) full time kustwachttaken uitvoeren. Daarnaast heeft de directeur trekkingsrechten voor een aantal dagen per jaar op schepen van de Rijksrederij en schepen, vliegtuigen en helikopters van het ministerie van Defensie.

De minister van IenM is als coördinerend minister voor Noordzee-aangelegenheden verantwoordelijk voor het proces van totstandkoming van geïntegreerd beleid en het activiteitenplan en de begroting voor de Noordzee. De overzichtsconstructie Kustwacht nieuwe stijl is als bijlage 3 aan deze begroting toegevoegd.

Overdracht Brokx-Nat

De nog over te dragen vaarwegen in het kader van Brokx-nat zijn in beeld gebracht in een eindbalans, op basis waarvan de Tweede Kamer in 2002 is geïnformeerd (Kamerstukken II, 2002/03, 28 600 XII, nr. 17). Nog slechts enkele kleinschalige verplichtingen resteren, die op dit artikel worden geboekt.

Fries-Groningse kanalen

De hieraan gerelateerde uitgaven hebben betrekking op de Rijksbijdrage aan de provincies Groningen en Friesland voor het onderhoud van de Fries-Groningse kanalen. De Rijksbijdrage voor het onderhoud van de Fries-Groningse kanalen is vastgelegd in een convenant, dat gesloten is met de provincies Friesland en Groningen. Eind 2011 is een nieuw convenant gesloten, waarmee de verantwoordelijkheid voor de zogeheten zijtakken volledig bij de provincie is komen te liggen. Het beheer en eigendom van de hoofdvaarweg gaat uiterlijk 1 januari 2014 over naar het Rijk. Tot dit moment zijn de kanalen eigendom van deze provincies en zij zijn tot dat moment primair verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken oevers, bodems en verkeersvoorzie-ningen. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Beheer en onderhoud kent het volgende areaal:

Areaal

Eenheid

Omvang 2014

Budget x € 1.000 2014

Vaarwegen km

7.005

187.111

Toelichting

Het areaal bestaat enerzijds uit de hoofdtransportassen (HTA), hoofdvaarwegen (HVW) en overige vaarwegen (OVW), die voor de binnenvaart in beheer zijn bij RWS en die in totaal 3.809 kilometer meten en anderzijds het aantal kilometer zeevaartweg van in totaal 3.196 kilometer. Hierin is meegenomen dat dit areaal wijzigt door het in gebruik nemen van het nieuwe verkeersscheidingsstelsel op de Noordzee en voor de binnenvaart overdracht van vaarweg Lemmer naar Delfzijl. Daarnaast zijn de verwachte overdrachten uit het Bestuursakkoord water (BAW) van enkele kleine vaarwegen in de prognose meegenomen waarvan aangenomen wordt dat deze eind 2014 gerealiseerd zijn.

Indicatoren Beheer en Onderhoud:

Indicator streefwaarde 2014

uren gestremd

Technische Beschikbaarheid (gehele areaal)

Hoofdtransportas

Hoofdvaarweg

Overige vaarweg

Geplande stremmingen (gehele areaal)

Hoofdtransportas

Hoofdvaarweg

Overige vaarweg

Ongeplande stremmingen (gehele areaal)

Hoofdtransportas

Hoofdvaarweg

Overige vaarweg

 

99,0%

nvt

99,6%

nvt

98,5%

nvt

99,4%

nvt

0,8%

3.365

0,3%

236

1,4%

2.709

0,3%

420

0,2%

711

0,10%

80

0,10%

146

0,40%

485

Toelichting

De technische beschikbaarheid geeft aan in welke mate het vaarwegennet beschikbaar is voor veilig gebruik.

De geplande en ongeplande stremmingen geven een beeld van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de sluizen en bruggen op deze vaarwegen. De percentages zijn berekend door de stremmingen af te zetten tegen de totale bedientijd van deze objecten.

Op basis van proefmetingen zijn de nieuwe streefwaarden 2014 vastgesteld. Gedurende de komende jaren zullen de daadwerkelijke prestaties worden gemonitord en worden vastgesteld of een bijstelling van de prestatieafspraken nodig is.

15.02.04 Vervanging

De veiligheid en de beschikbaarheid van het hoofdvaarwegennet moeten in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en voornamelijk ook vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk toeneemt.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid van het hoofdwegennet. De projecten in het Programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Het resterende deel van het Plan van Aanpak Beheer en Onderhoud (Impuls) en het programma NOMO achterstallig onderhoud vaarwegen (NOMO AOV) is in het programma vervangingen en renovaties opgenomen en onderdeel van onderstaande tabel met een overzicht van objecten die worden aangepakt.

Vaarweg

Objecten/maatregel gereed

Rotterdam–België/ Zeeland

Utrecht

Zeeland

Amsterdam-Rijnkanaal

Noordzeekanaal

Diverse

Brabantse kanalen

Zuid-Holland

Limburg en IJsselmeergebied

Maasroute

Noord-Holland

Oost-Nederland

IJsselmeergebied

Noord-Brabant

Utrecht

Limburg

Noordzee

Zeeland

IMPULS: Rotterdam–België/ Zeeland: renovatie o.a. Volkeraksluizen en baggeren (impuls)

IMPULS/NOMO AOV: Renovatie stalen boogbruggen AmsterdamRijnkanaal

NOMO AOV: Onderhoud damwanden en vaarwegen Zeeland NOMO AOV: Oevers Amsterdam-Rijnkanaal (damwanden en meerplaatsen) NOMO AOV: Renovatie Havenhoofden IJmuiden NOMO AOV: Achterstallig basisonderhoud diverse regio’s NOMO AOV: Onderhoud oevers en bodems Brabantse kanalen NOMO AOV: Onderhoud Oevers en bodems vaarwegen Zuid Holland NOMO AOV: Renovatie kunstwerken Limburg en IJsselmeergebied NOMO AOV: Onderhoud Oevers en bodems Maasroute NOMO AOV: Aanpassing bodembescherming, sluizen en bruggen en overige kunstwerken i.v.m. hogere belasting Noord-Holland NOMO AOV: Onderhoud vaargeulen NederRijn, IJssel, Twentekanalen/ Meppelerdiep en Zwarte Water V&R: Nijkerkerbrug

V&R: Wilhelminakanaal/Dr. Deelenbrug V&R: RINK-maatregelen Utrecht V&R: RINK-maatregelen Limburg V&R: Berging Baltic Ace V&R: RINK-maatregelen Zeeland

2013

2016 20171 2016 2015 2016 2015 2016 2014 2016

2016

2016 20152 20152 20162 20162 20152 20162

1  Nomo AOV (Zeeland): mijlpaal schuift op naar 2017 (vorig jaar: 2016) als onderdeel van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds.

2  Vervanging en renovatie: Deze projecten betreffen de maatregelen die het afgelopen jaar zijn toegevoegd aan het Vervanging en renovatie programma.

15.03 Aanleg

Motivering

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn voor de aanleg- en planuitwerking activiteiten bij het hoofdvaarwegen netwerk.

15.03.01 Realisatie

Producten

Mijlpalen Realisatieprojecten

In 2014 wil IenM de volgende mijlpalen realiseren:

Mijlpaal

Project

Oplevering

Start realisatie

– Dynamisch Verkeersmanagement – Walradar Noordzeekanaal

– diverse projecten in het kader van Quick-wins regeling Binnenhavens – diverse projecten in het kader van de ZIP-regeling (Zeehaven Innovatie Project voor duurzaamheid). – Lichteren buitenhavens IJmuiden

  • Capaciteitsuitbreiding sluis Eefde (aanbesteding start in 2014, schop-in-de-grond in 2016)

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

– In 2013 is in het kader van de derde tranche Quick-wins binnenhavens € 5 mln subsidie beschikbaar gesteld voor een nieuwe insteekhaven in Waalwijk.

Projectoverzicht behorende bij 15.03.01: Realisatieprogramma Hoofdvaarwegennet

Totaal

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2013 2014 2015 2016 2017 2018 later huidig 2012

vorig

Projecten Nationaal

Quick Wins Binnenhavens

Dynamisch verkeersmanagement

Subsidieprogramma Zeehaveninnovatieproject voor Duurzaamheid (ZIP) Walradarsystemen Beter Benutten

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Amsterdam-Rijnkanaal, verwijderen keersluis Zeeburg

De Zaan (Wilhelminasluis) Walradar Noordzeekanaal Lekkanaal, verbreding kanaalzijde en uitbreiding ligplaatsen

Projecten Zuidvleugel

Verbreding Maasgeul

Projecten Brabant

Wilhelminakanaal Tilburg Zuid-Willemsvaart; Maas-Veghel Zuid-Willemsvaart; vervanging sluizen 4, 5 en 6

Projecten Limburg

Bouw 4e sluiskolk Ternaaien Maasroute, modernisering fase 2

Projecten Oost Nederland

Vaarweg Meppel-Ramspol (keersluis Zwartsluis)

Projecten Noord-Nederland

Vaarweg Lemmer-Delfzijl fase 1; verbetering tot klasse

Va

Verdieping vaarweg

Harlingen-Kornwerderzand

(Boontjes)

Overige projecten

Amendement ligplaatsen Kleine projecten Afronding

Totaal uitvoeringsprogramma

Realisatieuitgaven op Infrastructuurfonds 15.03.01 mbt planuitwerkingsprojec-ten

 

81

87

54

1

5

12

89

88

28

41

15

4

5 24 12

5 24

11

3 14

2 2 2

1 3 7

2 2

282

1.963

281

158           23           38           33

 

4

4

2

1

6

6

1

5

92

92

92

 

10

 

14

14

1

5

5

3

0

13

13

10

 

3

   

26

26

20

4

1

0

 

17

17

8

     

2

2

2

2

0

     

79

78

2

6

21

24

9

452

447

164

131

95

20

42

54

54

54

       

10

9

9

 

0

   

648

643

330

74

67

57

52

53

52

5

11

10

7

12

956         310         272         163         128

3             5

16

41

77

10

13           10

30

18

28

2009-2015

2014

2016

2013

divers nvt eind 2012

2014

2014 divers divers

 

2015

2015

2015

2015

2014

2012

 

na

2016

2013

-

2012

2016

2016

2015

2015

-

2011

2015

2015

2018

2018

2015

2017           2015

divers nvt

 

Programma Realisatie

(Infrastructuurfonds

15.03.01)

313

276

164

128

77

30

28

Budget Realisatie (Infrastructuurfonds 15.03.01)

327

234

121

128

112

65

28

Overprogrammering (-)

14

  • 43
  • 43
 

35

35

 

3

2

2

2

8

8

0

0

0

0

0

0

0

15.03.02 Verkenningen en planuitwerkingen

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

– Voor het project Lekkanaal/3e kolk Beatrixsluis wordt het tracébesluit in 2014 verwacht;

– Voor het project Maasroute, modernisering fase 2, verbreding

Julianakanaal was door complexiteit nader onderzoek naar verkeersmaatregelen nodig. Het uitvoeringsbesluit wordt eind 2013 verwacht;

– Het project Verdieping vaarweg Harlingen-Kornwerderzand (Boontjes) is eind 2012 van de planuitwerkingsfase naar de realisatiefase gegaan;

– Voor het project Capaciteit Volkeraksluizen is in april 2013 besloten enkele kleine technische maatregelen te nemen in 2015 om de schuttijd te verkorten. Structurele maatregelen zijn voorzien na 2020;

– Door procedurele oorzaken en bezuinigingen is vertraging in oplevering ontstaan voor het project Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel;

– Het project Toekomstvisie Waal (overnachtingshaven Lobith) is getemporiseerd door bezuinigingen. De aanpak van de havenmond voor overnachtingshaven Haaften wordt in 2014 voorzien;

– De projecten Verruiming Twentekanalen fase 2 en Uitbreiding sluis Eefde zijn vertraagd vanwege nader onderzoek en onderhandelingen met de regio over het budgettekort bij de Twentekanalen.

– Het project capaciteitsuitbreiding overnachtingsplaatsen Merwede is vertraagd door de herijking van het aantal benodigde ligplaatsen en door de langere bestemmingsplanprocedure dan verwacht.

– De projectbeslissing capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden-Lek is vertraagd doordat meer tijd nodig is voor de bestemmingsplanprocedure.

– Om onzekerheid over mijlpalen uit te drukken is conform vermelde brief bij openstelling een bandbreedte opgenomen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de Leeswijzer.

 

Bedrag x € 1 mln

 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht

Realisatieuitgaven op Infrastructuurfonds 15.03.01 mbt planuitwerkingsprojecten

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Zeetoegang IJmond Lekkanaal/3e kolk Beatrixsluis

Projecten Zuidwestelijke Delta

Grote zeesluis in het kanaal Gent-Terneuzen

Max. bijdr. aan Vlaanderen kanaalaanp. tbv zeesluis

Projecten Limburg

Maasroute, modernisering fase 2, verbreding Julianakanaal

Projecten Noord-Nederland

Vaarweg Lemmer–Delfzijl fase 2 Verruiming vaarweg Eemshaven–Noordzee

21

32

102 42

32

102 42

nvt

2014 2014

nvt

 

594

585

2015

2019

216

216

2014

2020

174

171

2015

nnb

155

153

nvt

nvt

2018

2023 2017

Gebonden

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Amsterdam–

Lemmer

Lichteren buitenhaven IJmuiden

Vaarweg IJsselmeer–Meppel

Projecten Zuidvleugel

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden-Lek

Capaciteitsuitbreiding overnachtingplaatsen

Merwedes

Verkeerssituatie splitsing Hollandsch Diep-Dordtsche

Kil

Projecten Zuidwestelijke Delta

Capaciteit Volkeraksluizen

Projecten Oost-Nederland

Bovenloop IJssel (IJsselkop tot Zutphen) Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel Toekomstvisie Waal Verruiming Twentekanalen fase 2 Capaciteitsuitbreiding sluis Eefde

Projecten Nationaal

Bijdrage aan agentschap tbv planuitwerkingen

 

6

6

 

2025-2027

65

65

2014

2017

36

36

 

2023

3

3

2015

2016

29

29

2016

2017

10

10

 

2025-2027

157

   

2024-2026

36

36

 

2026-2028

28

28

2016

2018-2020

131

131

2015

2019-2021

27

26

2015

2018-2020

72

71

2014

2018-2020

67

66

nvt nvt

Bestemd

Projecten in voorbereiding

Projecten Zuidwestelijke Delta

Kreekraksluizen

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Rijn-Scheldeverbinding

Projecten Noord-Nederland

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Lemmer–Delfzijl

Projecten Oost-Nederland

Verkenning IJssel fase 2

Overige projecten

Beheer, Onderhoud en Vervanging nieuwe aanleg

(LCC)

Gesignaleerde risico’s

343

476

2014

2026-2028 2015

2025-2027 2028

Totaal programma planuitwerking en verkenning Begroting 15.03.02

2.303 2.303

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2013–2028 weergegeven voor aanleg planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

4

Motivering

Producten

Verk./Planuitw. Vaarwegen (Periode 2013–2028)

100%

90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
 

15%

 

343

 
         
   
         
         
         
   
         
         
 

56%

 

1.294

 
         
         

Procentueel x € 1 mln

Verplicht Gebonden Bestemd

15.04 Geïntegreerde contractvormen

Bij infrastructuurprojecten waar sprake is van PPS hanteert RWS de contractvorm DBFM (Design, Build, Finance en Maintain), waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. DBFM garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten van veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar netwerk te realiseren. In bijlage 3 van de nota Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. In de Voortgangsrapportage DBFM(O) wordt hierover periodiek gerapporteerd.

Op dit moment zijn nog geen DBFM projecten op het hoofdvaarwegennet. In 2013 is het DBFM Sluizenprogramma in werking gesteld waar de volgende projecten in ondergebracht zijn:

Sluis Limmel, 3e Kolk Beatrixsluis, Sluis bij Eefde, Zeetoegang IJmond en Kanaalzone Gent–Terneuzen.

De aanbesteding van Sluis Limmel als het eerste project uit het DBFM Sluizenprogramma, zal in 2013 gaan starten en daaropvolgend de komende één à twee jaar de projecten: Sluis bij Eefde, Zeetoegang IJmond, 3e Kolk Beatrixsluis en Kanaalzone Gent–Terneuzen.

Voor 2014 wordt voorzien, dat het DBFM-contract voor Sluis Limmel wordt afgesloten en mogelijk ook de Sluis bij Eefde. De betalingen voor de beschikbaarheid zullen niet eerder opspelen tot na de beschikbaar-heidskoming vermoedelijk in 2016 omdat vooralsnog geen tussentijdse eenmalige betaling is vastgesteld voor Sluis Limmel, noch voor Sluis bij Eefde.

Vanuit de lijst met 32 potentiele DBFM projecten is een aantal projecten geïdentificeerd waar PPC meerwaardetoetsen voor zijn gepland of reeds lopende te weten: Toekomstvisie Waal en Capaciteitsuitbreiding Volkerak-sluizen.

15.06 Netwerkgebonden kosten HVWN

Motivering

Op dit artikelonderdeel worden de aan het netwerk te relateren apparaatskosten (incl. afschrijving en rente) van RWS en de overige netwerkgebonden kosten geraamd.

Rijksrederij

De Rijksbrede Civiele Rijksrederij is een organisatie die nautische diensten levert aan andere overheden zoals EZ, Financiën (Douane), IenM en de

Kustwacht. De Rijksrederij valt onder de verantwoordelijkheid van RWS.

De kerntaken van de Rijksrederij zijn:

– Het ter beschikking stellen van vaartuigen voor een bepaalde tijdsduur

(al dan niet met nautische bemanning) met een door de opdrachtgever gespecificeerd dienstverleningsniveau; – Het leveren van kennisintensief advies aan overheidsinstellingen bij beheer, ontwerp en aanbesteding van vaartuigen; – Het leveren van kennisintensief advies op het gebied van eisen aan bemanningen, veiligheidsmanagement en scheepsuitrustingen.

15.07 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikel wordt de voor dit artikel beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 verantwoord.

In mijn brief van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is per sector de ruimte afgeleid voor nieuwe investeringen en risico’s. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn hiertoe vervolgens per modaliteit aparte artikelonderdelen «Investeringsruimte» geïntroduceerd.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen betreffen de volgende zaken: – Een risicoreservering voor de BTW Zeetoegang IJmond (€ 24 mln) – IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma.

 

15.07 Inv.ruimte Vaarwegen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Investeringsruimte

Kaseffect verwerking index2013 – 11.848

  • 11.451
  • 9.724
  • 8.784
  • 5.888
  • 5.062
  • 5.297
  • 4.853
  • 8.611

Totaal – 11.848

  • 11.451
  • 9.724
  • 8.784
  • 5.888
  • 5.062
  • 5.297
  • 4.853
  • 8.611

(vervolg) 15.07 Inv.ruimte Vaarwegen

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Investeringsruimte

Kaseffect verwerking index2013

  • 4.743
  • 4.735

65.839 - 4.734

39.018 - 7.718

18.755 - 7.703

76.082 - 8.017

24.090 109.168

223.784

0

Totaal

  • 4.743
  • 4.735

61.105

31.300

11.052

68.065

133.258

223.784

Artikel 17 Megaprojecten verkeer en Vervoer

Omschrijving van de samenhang in Onder dit artikel vallen de megaprojecten Verkeer en Vervoer: het beleid

– Westerscheldetunnel;

– Betuweroute;

– Hogesnelheidslijn–Zuid;

– Project Mainport Rotterdam.

Het projectartikel is gerelateerd aan de beleidsartikelen 16 Spoor en 18 Scheepvaart en havens.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering

van

art. 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer (x € 1.000)

     
   

2012

2013 2014 2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

 

22.247

52.585

     

Uitgaven

 

463.739

58.664 24.368 23.835

16.104

15.126

2.665

Waarvan juridisch verplicht:

   

100%

     

17.01 Westerscheldetunnel

290

285

   

17.02 Betuweroute

9.147

9.545

6.114

6.114

17.03 Hoge snelheidslijn

16.329

20.036

159

159

17.03.01 Realisatie HSL – Zuid

16.329

20.036

159

159

17.06 Project Mainportontwikkeling R’dam

437.973

28.798

18.095

17.562

16.104            15.126

2.665

 

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

463.739

58.664

24.368

23.835

16.104

15.126

2.665

17.09 Ontvangsten

1.901

1.099

         

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

17

Megaprojecten

24.368

23.835

17.02

Betuweroute

6.114

6.114

17.03

Hoge snelheidslijn HSL

159

159

17.06

PMR

18.095

17.562

16.104             15.126

16.104

15.126

2.665

2.665

2.006

2.006

1.914

1.914

17.09 Ontvangsten

(vervolg) Bedragen x € 1.000

2021                2022                2023                2024                2025                2026                2027                2028

17          Megaprojecten

17.02    Betuweroute

17.03    Hoge snelheidslijn HSL

17.06 PMR

12.137

12.137

61

61

78

78

68

68

100

100

99

99

102

102

17.09 Ontvangsten

2

2

17.02 Betuweroute

Motivering

De Betuweroute is een 160 kilometer lange, tweesporige spoorlijn die exclusief bestemd is voor het goederenvervoer. De spoorlijn is aangelegd tussen de Rotterdamse haven en de Duitse grens bij Zevenaar–Emmerich en is in gebruik sinds juni 2007. De status van groot project is formeel beëindigd op 28 april 2011.

Producten

De Betuweroute kan ruwweg opgedeeld worden in twee delen namelijk het nieuw aangelegde A15-tracé en de bestaande Havenspoorlijn. Het A15-tracé is per 16 juni 2007 officieel in gebruik genomen. Hier zijn ERTMS en 25 kV in bedrijf. Op de Havenspoorlijn zijn ERTMS en 25 kV in bedrijf sinds 13 december 2009. Hiermee is de Betuweroute als groot bouwproject klaar. De restpunten worden sinds 2010 afgehandeld in het Project Nazorg Betuweroute waarin onder meer de gevelisolatie te Rozenburg, grondtransacties en een bodemsaneringsproject worden afgerond. Geschatte einddatum is 2017. Het Project Nazorg is geraamd in het Beheerplan (artikelonderdeel 13.02 Spoorwegen, Aanleg spoor) voor een bedrag ad € 59,2 mln. De dekking daarvan komt grotendeels uit het budget voor de aanleg van de Betuweroute.

De eindstand komt gecorrigeerd voor mee- en tegenvallers op € 4.895 mln. Van de EU worden voor het project Betuweroute bijdragen (onder andere TEN-gelden) ontvangen. Deze bijdragen worden jaarlijks aangevraagd bij de EU en in fasen uitgekeerd. In de totale financiering van het project wordt thans uitgegaan van een bedrag van € 175 mln.

De op dit productartikel opgenomen bedragen zijn voor het totale project als volgt opgebouwd:

– reguliere SVV middelen;

– bijdrage uit het voormalige Fonds Economische Structuurversterking

(FES); – bijdrage private financiering voorgefinancierd uit FES; – bijdrage van de EU; – bijdrage Gelderland;

– bijdrage voorheen VROM voor geluidmaatregelen Calandbrug; – bijdrage ProRail. Een evaluatie in het kader van de status Groot Project is ingediend.

 

Projectoverzicht 17.02 Betuweroute

 

Totaal

         

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig

vorig

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017 2018 later

huidig vorig

Betuweroute

     

Reguliere SVV-middelen

932

932

910

FES-middelen

2.826

2.826

2.826

Privaat

843

843

843

Financiering ProRail

97

97

97

Bijdrage Gelderland

8

8

8

Bijdrage VROM

14

14

14

EU-ontvangsten

175

175

175

2007

2007

10

Totaal

4.895

4.873

10

6

6

6

6

0

17.03 Hogesnelheidslijn-Zuid

Motivering

Met het vaststellen van de Planologische Kernbeslissing (PKB) HSL-Zuid is besloten tot aansluiting van Nederland op het Europese net van hogesnelheidslijnen. De HSL-Zuid bewerkstelligt een milieuvriendelijke verbinding tussen de Europese mainports en vormt daarmee een belangrijke schakel in het internationale en nationale lange afstandsverkeer.

Producten

Hogesnelheidslijn-Zuid

Op 29 april 1997 is de PKB HSL-Zuid (Kamerstukken II, 1996/97, 22 026, nr. 70) door het kabinet goedgekeurd en op 15 april 1998 is het Tracébesluit (Kamerstukken II, 1997/98, 25 981, nr. 2) genomen door de voormalige ministers van voorheen VenW en voorheen VROM. In 1999, 2000 en 2001 zijn belangrijkste civiele en spoortechnische contracten en de concessieovereenkomst voor het vervoer gegund. De bouwwerkzaamheden aan het tracé zijn inmiddels gereed.

Op 7 september 2009 is het personenvervoer gestart op het traject Amsterdam–Schiphol–Rotterdam met tijdelijk materieel (maximaal 160 km/uur) met een uurdienst op werkdagen. Op 13 december 2009 is het 300 km/uur vervoer Amsterdam–Parijs met de Thalystreinen gestart. Per april 2011 is ook Breda aangesloten op de HSL. NS werkt aan de oplossing van de problematiek voorkomend uit het Fyra V250 hogesnelheidsmaterieel.

Voor de ontwikkeling van de HSL-stations zijn aparte lokale vormen van PPS opgezet. Dit is nader uitgewerkt in de Nieuwe Sleutelprojecten. In de reguliere voortgangsrapportages worden de belangrijkste risico’s nader toegelicht. Ook wordt daar aangegeven met welke maatregelen de risico’s zo veel als mogelijk worden beheerst.

Financiering:

De in dit productartikel opgenomen bedragen zijn als volgt opgebouwd:

– reguliere SVV-middelen;

– een bijdrage uit het voormalige FES;

– de bijdrage uit private financiering;

– de bijdragen van de EU;

– ontvangsten van derden.

De ontvangsten vanuit HSA worden verantwoord op artikel 13 Spoorwegen van deze begroting.

 

Projectoverzicht 17.03 HSL

 

Totaal

         

Budget in € mln

Oplevering

Projectomschrijving huidig

vorig

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017 2018 later

huidig vorig

HSL-Zuid (Infrastructuur-

       

fonds 17.03.01)

6.151

6.141

6.131

20

– Reguliere SVV middelen

       

(incl. FES BOR)

2.635

2.635

2.625

10

– Fes regulier

1.710

1.710

1.710

 

– Privaat

940

940

940

 
  • EU-ontvangsten

193

193

193

 

– Ontvangsten derden

144

144

144

 

– Risicoreservering

529

519

519

10

HSL-Zuid spoorwegen

       

(17.03.02)

115

115

115

 

HSL-Zuid hoofdwegen

       

(17.03.03)

1.012

1.012

1.012

 

Totaal (excl. reeks

       

Infraprovider)

7.278

 

7.258

20

Begroting (Infrastructuur-

       

fonds 17.03)

     

20

Motivering

Producten

17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Het PMR heeft een tweeledige doelstelling:

– het versterken van de positie van de mainport Rotterdam en

– het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond.

In drie deelprojecten wordt deze dubbele doelstelling verwezenlijkt. Dat zijn «Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)» (uitgevoerd door de gemeente Rotterdam), «750 hectare natuur- en recreatiegebied» (uitgevoerd door de provincie Zuid-Holland) en «Landaanwinning» (uitgevoerd door Havenbedrijf Rotterdam NV (HbR)). In samenhang met de Landaanwinning dient voldoende natuurcompensatie te worden gerealiseerd.

IenM beschouwt PMR als een bijdrageproject, waarbij de verantwoordelijkheid en risico’s voor de uitvoering bij andere partijen zijn neergelegd. Uitzondering vormt de natuurcompensatie waarvan RWS is belast met de uitvoering. EZ is het aan te spreken ministerie voor de 750 hectare en IenM is het ministerie voor de landaanwinning en het BRG.

IenM is in het kader van de Procedureregeling Grote Projecten (Kamerstukken II, 2006/07, 30 351, nr. 3) aangewezen als coördinerend projectministerie. Als zodanig is de minister van IenM verantwoordelijk voor de overall-projectbeheersing. De projectbeheersing is zodanig ingericht dat zij adequaat kan rapporteren over de processen die leiden tot de realisatie van de deelprojecten en sturing kan geven aan de uitvoering van het deelproject Natuurcompensatie dat rechtstreeks onder haar verantwoordelijkheid valt.

In 2006 heeft het Parlement de herstelde PKB PMR vastgesteld en ingestemd met het Bestuursakkoord (juni 2004) en de Uitwerkingsovereenkomsten van de afzonderlijke deelprojecten (september 2005). De PKB PMR (deel 4: de definitieve tekst na parlementaire instemming) is uitgebracht (Staatscourant nr. 247, 2006).

De deelprojecten landaanwinning, natuurcompensatie en BRG zijn in uitvoering. Voor het deelproject 750 hectare zijn de bestemmingsplannen inmiddels onherroepelijk.

De volgende producten worden onderscheiden:

– Uitvoeringsorganisatie: betreft de kosten die samenhangen met de coördinatie van het project en de projectbeheersing;

– 750 hectare Natuur- en recreatiegebied: betreft de vaste bijdrage van het Rijk voor de omvorming van agrarisch gebied naar natuurgebied met recreatief medegebruik en tot openluchtrecreatiegebied met natuurwaarden. De deelbijdrage van IenM is in 2006 volledig betaald aan de Stichting Nationaal Groenfonds;

– Groene Verbinding: betreft de kosten voor een verbinding tussen

Midden-IJsselmonde en het stedelijk gebied van Rotterdam-Zuid. Dit is een gemaximeerde IenM-bijdrage;

– BRG: dit bevat een serie projecten om het bestaande havengebied beter te benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren;

– Natuurcompensatie: betreft de instelling van een Bodembeschermingsgebied, de aanleg van de Duincompensatie Delfland en het Monitorings- en Evaluatieprogramma. Voorts worden uit dit budget de Stimuleringsregelingen recreatie en toerisme en visserij en de eventuele planschade/ nadeelcompensatie gefinancierd;

– Landaanwinning: betreft de vaste bijdrage van de Rijksoverheid in de kosten van de aanleg van de buitencontour;

– BTW Buitencontour: betreft de niet-compensabele BTW over de buitencontour naar rato van de overheidsbijdrage;

– Onvoorzien: dient onder voorwaarden ter bekostiging van onvoorziene uitgaven aan PMR.

Meetbare gegevens

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

– 2009 Procedures met betrekking tot landaanwinning en natuurcompensatie afgerond;

– 2010 Uitvoering Duincompensatie Delfland gereed;

– 2011 Eerste terreinuitgifte Maasvlakte II;

– 2011 Afronding procedure bestemmingsplanprocedures 750 hectare;

– 2012 Bestemmingsplannen 750 hectareonherroepelijk;

– 2013 Landaanwinning eerste fase gereed; eerste overslag;

– 2021 Deelprojecten 750 hectarenatuur- en recreatieterrein en BRG afgerond;

– Voor 2040 Terreinen Tweede Maasvlakte volledig uitgegeven.

 

Projectoverzicht1 bij 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam; realisatie

Totaal Budget in € mln

       

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig t/m 2013 2014 2015

2012

2016

2017

2018

later

huidig vorig

Project Mainportontwikke-

     

ling Rotterdam

     

Uitvoeringsorganisatie

24

24

17

750 ha

30

30

 

Groene verbinding

31

31

 

Bestaand Rotterdams

     

Gebied (BRG)

     

Landaanwinning

     

Voorfinanciering FES

     

monitoringsprogramma

2

2

2

Voorfinanciering FES

     

natuurcompensatie

113

113

75

Landaanwinning

742

742

742

BTW Buitencontour

138

138

138

Onvoorzien

72

70

2

15

 

pm

pm

pm

pm

2011

2011

2021

2007

2021

2007

22

12

12

12

12

 

pm

pm

2013

2013

2013

2013

pm

pm

Totaal

Begroting (IF 17.06)

1.152

976

29 29

18 18

17 17

17 17

15 15

16 16

1 Door een uitspraak van de Raad van State van 26 januari 2005 inzake de PKB+ heeft in 2005 en 2006 een hersteltraject gelopen. De kosten hiervan zijn opgenomen onder de uitvoeringsorganisatie.

6

5

4

4

2

2

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Dit artikel bevat een aantal uiteenlopende onderwerpen.

Het projectartikel is gerelateerd aan de beleidsartikelen 18 Scheepvaart en havens (Intermodaal vervoer) en 22 Externe veiligheid en risico’s (Externe veiligheid) van de Begroting hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering

van

art.

18 Overige uitgaven (x € 1.000)

       
     

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

   

291.863

281.108

228.916

268.959

326.636

306.959

156.608

Uitgaven

   

292.612

289.268

235.032

272.095

326.943

306.926

156.719

Waarvan juridisch verplicht:

       

100%

       

18.01 Saldo van de afgesloten rekeningen

18.02 Beter Benutten

18.03 Intermodaal vervoer

18.04 Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

18.05 Railinfrabeheer

18.06 Externe veiligheid

18.07 Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

18.07.01 Nationale basisinform.voorz. en ov. uitgaven.

18.07.02 Subsidies algemeen

18.08 Netwerkoverstijgende kosten

18.08.01 Apparaatskosten RWS

18.08.02 Overige netwerkoverstijgende kosten

18.11 Investeringsruimte

18.11.01 Programmaruimte

18.11.02 Beleidsruimte

18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

18.12.01 Beheer en onderhoud

18.12.02 Vervanging

18.13 Tol gefinancierde uitgaven

 
     

50.000

125.000

125.000

 

2.312

2.314

5.965

3.057

     

3.162

2.869

1

1.013

         

1.058

2.526

2.000

2.009

2.000

1.000

 

264

42

42

42

42

42

 

126

42

42

42

42

42

 

138

         

286.080

282.807

226.499

216.996

199.892

179.884

155.677

225.938

216.505

203.945

197.950

171.214

152.132

136.416

60.142

66.302

22.554

19.046

28.678

27.752

19.261

0

0

0

0

0

0

0

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

286.080 6.532

273.325 15.943

217.703 17.329

209.651 62.444

183.827 143.116

165.469 141.457

149.666 7.053

18.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

18.09.01 Ontvangsten

18.09.02 Tolopgave

18.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

103.188

147.317

         

Budgetflexibiliteit

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op het niveau artikelonderdeel. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

0

0

0

0

0

0

0

 

Bedragen x € 1.000

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

18         Overige uitgaven

18.01    Saldo afgesloten rekeningen

18.02    Beter Benutten

18.03    Intermodaal vervoer

18.06    Externe veiligheid

18.07    Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

18.08    Netwerkoverstijgende kosten

18.11    Investeringsruimte

18.12    Reservering beheer, onderhoud en vervanging

235.032         272.095         326.943         306.926

156.719         172.943

 
 

50.000

125.000

125.000

5.965

3.057

   

2.526

2.000

2.009

2.000

42

42

42

42

226.499

216.996

199.892

179.884

172.722

1.000              1.000                 898

42                   42                   42

155.677          153.169          153.050

 

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

           

18.732

18.732

18.09

Tolopgave

           

18.732

18.732

(vervolg) Bedragen x € 1.000

   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

18

Overige uitgaven

541.033

618.587

644.969

637.688

638.387

664.843

664.907

662.717

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

               

18.02

Beter Benutten

               

18.03

Intermodaal vervoer

               

18.06

Externe veiligheid

               

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

               

18.08

Netwerkoverstijgende

               
 

kosten

153.749

154.303

154.664

147.383

148.082

148.063

148.127

145.937

18.11

Investeringsruimte

               

18.12

Reservering beheer,

               
 

onderhoud en vervanging

355.729

432.729

438.859

438.859

438.859

465.334

465.334

465.334

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

31.555

31.555

51.446

51.446

51.446

51.446

51.446

51.446

18.09

Tolopgave

31.555

31.555

51.446

51.446

51.446

51.446

51.446

51.446

18.02 Beter Benutten

Motivering

In het nieuwe regeerakkoord is afgesproken dat het programma Beter Benutten wordt voortgezet. In de brief bezuinigingen Infrastructuurfonds (IENM/BSK-2013/23008) van 13 februari 2013 wordt vermeld dat Bereik-baarheidsknelpunten niet alleen met grootschalige infrastructuurprojecten worden aangepakt maar dat breed en creatief gezocht wordt naar mogelijke oplossingen. Gedacht wordt aan de slimme aanpak gericht op gedragsverandering in het kader van het programma Beter Benutten. In de jaren 2015 tot en met 2017 is hiervoor € 300 mln beschikbaar. De invulling van dit pakket zal in ieder geval onder minimaal dezelfde voorwaarden als het eerste regiopakket vorm krijgen, waarbij de eerste ervaringen van het huidige programma mee worden genomen. Op basis van Plannen van Aanpak die de regio’s opstellen en waarin afspraken worden gemaakt tussen Rijk en Regio worden de financiële middelen aan de regio’s ter beschikking gesteld.

De werkwijze van Beter Benutten kenmerkt zich door:

– Het uitvoeren vooraf van een verkeerskundige analyse op resterende knelpunten in de BB regio’s – Duidelijke doelstelling (zowel qua effect als betrokkenheid werkgever/

werknemers)

– Samenwerking met de regio’s

– Eisen cofinanciering als wel eisen aan de regionale uitvoeringsorganisatie – Zicht op doelgroepen en motieven voor gedragsverandering

18.03 Intermodaal vervoer

Motivering

Producten

Realisatie van de doelen is in belangrijke mate afhankelijk van andere factoren, zoals het gedrag van verladers, vervoerders en consumenten en bestuurlijke afspraken over het ruimtelijk beleid. Het effect van deze beleidsdoelstelling is dat de bereikbaarheid van economisch belangrijke gebieden verbetert.

Container Transferium Alblasserdam

Het Container Transferium Alblasserdam is gelegen aan de belangrijkste Europese binnenvaartcorridor Rijn/Maas–Main–Donau. Om de veiligheid en de betrouwbaarheid van deze corridor te garanderen en de private investeringsbereidheid voor de totale projectkosten te behouden, heeft IenM zich bereid verklaard om (een deel van) de hieruit voortvloeiende extra investeringen te financieren.

 

Projectoverzicht 18.03 Intermodaal vervoer

Totaal

   

Budget in € mln

     

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2012

2013

2014 2015 2016

2017

2018

later

huidig vorig

Multi- en modaalvervoer

Container Transferium

Alblasserdam

RSC Maasvlakte

Totaal

Begroting (IF 18.03.01)

 

5

5

1

 

4

 

8

8

1

2

2

3

13

 

2

2

6

3

     

2

6

3

2014

2013

Motivering

18.06 Externe veiligheid

Het budget is bestemd voor het oplossen van externe veiligheidsknel-punten in het kader van de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS, Kamerstukken II, 2005/06, 30 373, nr. 2).

Producten

Motivering

De opgenomen kasreeks heeft betrekking op het RWS-programma «aankopen en saneren van kwetsbare objecten in het kader van basisnet».

Saneringsopgave voor Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen t/m 2035.

18.08 Netwerkoverstijgende kosten

Op dit artikelonderdeel worden de netwerkoverstijgende apparaatskosten (incl. afschrijving en rente) van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van Landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben niet alleen betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, maar hebben tevens betrekking op de activiteiten voor het Deltafonds.

18.11 Investeringsruimte

Motivering

Op dit artikel werd de voor het Infrastructuurfonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 verantwoord. In mijn brief van 13 februari 2013 over de invulling van de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds (Kamerstukken II, 2012/13, 33 400 A, nr. 48) is per sector de ruimte afgeleid voor nieuwe investeringen en risico’s. Bij Voorjaarsnota 2013 zijn hiertoe vervolgens per modaliteit aparte artikelonderdelen «Investeringsruimte» geïntroduceerd.

18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

Motivering

Op dit artikelonderdeel zijn noodzakelijke middelen opgenomen voor areaalgroei, Beheer en Onderhoud en Vervanging. Deze middelen kunnen nog niet worden toegewezen aan de afzonderlijke netwerken. Op een later moment worden deze middelen toegewezen aan het artikel 12 Hoofdwegennet, artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en artikel 3 van het Deltafonds. Toewijzing van deze middelen zal geschieden op grond van een nadere onderbouwing van de onderhouds- en vervangingsbehoefte per netwerk. Om dit mogelijk te maken wordt door RWS onder meer een inventarisatie gemaakt van de ouderdom en de te verwachten restlevensduur van de infrastructurele objecten.

18.13 Tol gefinancierde uitgaven

Motivering

Op dit artikel zijn de uitgaven opgenomen die uit tol gefinancierd worden bij de projecten A13/A16, ViA15 en NWO. Uit behoedzaamheid wordt deze uitgavenruimte pas als dekking ingezet op artikel 12 Hoofdwegennet na het afronden van de aanbesteding van de DBFM-contracten (Financial close). Dit artikelonderdeel is gekoppeld aan het ontvangstenartikel 18.09.02 Tolopgave.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Omschrijving van de samenhang van beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de Begroting van hoofdstuk XII van IenM komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting van hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting van hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 19 Bijdrage andere begrotingen Rijk (x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ontvangsten

19.09 Ten laste van begroting IenM

7.163.030 5.734.912 6.363.354 5.342.183 5.293.820 5.992.468 5.657.539 7.163.030 5.734.912 6.363.354 5.342.183 5.293.820 5.992.468 5.657.539

Bedragen x € 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

19.09 Ontvangsten

6.363.354 5.342.183 5.293.820 5.992.468 5.657.539 5.854.917 5.916.322

(vervolg) Bedragen x € 1.000

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

19.09 Ontvangsten                                 5.308.933 5.568.182 5.569.271 5.469.885 5.452.624 5.454.908 5.455.040 5.448.522

Operationele doelstelling

Motivering

19.09 Bijdragen ten laste van Begroting hoofdstuk XII

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Artikel 12 Hoofdwegennet

  • 1. 
    Dit betreft de verwerking van een Beter Benutten opdracht van het Stadsgewest Haaglanden. Het gaat om de A13 Rijswijk-Ypenburg: verlengen opstelstrook.
  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven.
  • 3. 
    Dit betreft de volgende verschuivingen binnen artikel 12 Wegen tussen aanleg en de overige artikelonderdelen:

– De jaarlijkse bijdrage van het Directoraat Generaal Bereikbaarheid (DGB) aan RWS in de financiering van de Verkeersonderne-ming voor de periode 2012–2015;

– Een overboeking voor de juiste toedeling van de index 2012 aan overige maatregelen (van 12.02 naar 12.03);

– Per 1 juli 2012 is de geluidwetgeving voor rijkswegen gewijzigd en opgenomen in de Wet milieubeheer («SWUNG»). Als gevolg van deze wetswijziging moeten aanvullende beheer- en onderhoudskosten worden gemaakt om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde geluidsproductieplafonds. Voor de periode 2017– 2028 zullen de bedragen nog nader worden «gehard».

  • 4. 
    In 2009 is heeft het ministerie van Financiën toestemming verleend om een deel van de vordering van RWS op IenM in een periode van 15 jaar af te betalen. Hiervoor is een 15-jarige kasreeks in de begroting opgenomen. Deze reeks is technisch opgenomen in artikel 12.02 (Beheer en Onderhoud). Deze bijdrage is echter niet voor Beheer en Onderhoud bedoeld. Voorgesteld wordt om de afbetalingsreeks op te nemen in artikel 18.08.02 (Overige netwerk-overstijgende kosten). De voorwaarden waaronder de betaling aan RWS plaatsvindt blijven onveranderd.
  • 5. 
    Deze mutatie betreft onderstaande verschuivingen over de diverse aanlegartikelen van het Infrastructuurfonds: – De extra bijdrage voor de Rotterdamse baan voor regionale/

lokale infrastructuur (artikel 14) wordt via een kasschuif met het project A4 Delft–Schiedam op artikel 12 (uit het aanbestedingvoordeel) naar voren gehaald. De extra bijdrage wordt gedekt binnen het programmabudget op Regionale/lokale infrastructuur;

– Op artikelonderdeel 17.01 Westerscheldetunnel wordt voor de jaren 2013/2014 nog circa € 0,3 mln aan claims voor nadeelcompensatie verwacht. Dit bedrag is sterk afhankelijk van de uitspraak van de Raad van State. Na 2014 worden geen claims meer verwacht. Het restant kan daarom worden overgeheveld naar de investeringsruimte op 12.07;

– Vanwege de verkenning seinoptimalisatie Amersfoort (als maatregel uit het regiopakket) wordt circa € 0,1 mln overgeboekt vanuit artikel 12 (Beter Benutten) naar artikel 13 Spoorwegen;

– In het kader van een teruggave van middelen voor Anders

Betalen voor Mobiliteit projecten (ABvM) wordt een overboeking tussen de artikelen 14 en 12 in het fonds aangebracht; – Een overboeking uit artikel 13 Planuitwerking naar artikel 12 voor realisatiekosten die worden voorzien bij het project Zuidas; – Een budgetoverheveling vanuit artikel 12 (project A4

Burgerveen-Leiden) naar artikel 17 HSL voor het schadeschap A4-HSL. 6. Tussen de Begroting van hoofdstuk XII en dit artikel worden de volgende overboekingen aangebracht:

– Subsidieregeling Euro-VI (schone motoren vrachtwagens en bussen): voor 2013 wordt een bedrag van € 5 mln overgeheveld. De uitvoering van deze regeling wordt verantwoord op artikel 20 in de Begroting van hoofdstuk XII; – Beter Benutten: vanuit artikel 12 Beter benutten vindt een overboeking plaats naar de Begroting van hoofdstuk XII voor programmakosten en externe inhuur door het verlengen van de projectduur (in totaal € 1,2 mln). Tevens worden vanuit de Begroting van hoofdstuk XII de in 2012 onbesteed gebleven gelden voor Beter Benutten (circa € 0,8 mln) teruggeboekt naar artikel 12 in het infrastructuurfonds voor het in standhouden van het projecttotaal van Beter Benutten; – Bijdrage van RWS (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln per jaar); – Een overboeking naar het ministerie van BZK voor de elektronische publicatie van verkeersbesluiten (€ 0,1 mln) en een overboeking vanuit de Begroting van hoofdstuk XII (€ 0,9 mln) in dit kader. 14. Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekerings-wet.

  • 18. 
    Bij het DBFM-contract (Design, Build, Finance & Maintain) voor het project N33 Assen–Zuidbroek heeft de «financial close» plaatsgevonden, dit is budgettair verwerkt. Op verzoek van het Ministerie van Financiën wordt hier een proef uitgevoerd waarbij inflatiegere-lateerde vergoedingen wordt uitbetaald. Een consequentie van deze proef is dat de mijlpaalvergoeding binnen het contract gemaximaliseerd is op 5 procent van de investeringssom.
  • 19. 
    MJPO: Het programma loopt af na 2018. Het resterende budget is overgeheveld naar de investeringsruimte van wegen (12.07).
  • 20. 
    Bij het DBFM-contract voor het project A1/A6 Schiphol Amsterdam Almere heeft de «financial close» plaatsgevonden, dit is budgettair verwerkt.
  • 21. 
    Dit betreft een aanpassing van kasritme van de regionale bijdragen aan de projecten A12/A15 Ressen–Oudbroeken en N35 Zwolle– Wijthmen.
  • 22. 
    Dit betreft een mutatie op basis van een actualisatie door RWS en beleid, rekening houdend met nieuwe planningsinformatie van RWS.
  • 23. 
    Dit betreft de administratieve verwerking van de wijzigingen in de budgetten van A4 Delft Schiedam en A10 2e Coentunnel.
  • 24. 
    Met deze schuif worden de kasreeksen voor de wegenprojecten Rotterdamsebaan en Verkeersruit Eindhoven (NOC) op begrotingsartikel 14 aangesloten bij de actuele planning.
  • 25. 
    Dit betreft het treffen van een reservering voor consequenties areaalgroei op beheer en onderhoud wegen onder planuitwerking vanuit de Investeringsruimte wegen en vanuit de bestaande reservering op artikel 18.12.
  • 26. 
    Bij A2 Holendrecht–Oudenrijn (Leidsche Rijn Tunnel) is in 1e suppletoire begroting 2013 € 56 mln toegevoegd aan het budget. Omdat slechts een beperkt deel nodig bleek, wordt bij deze begroting € 37 mln afgeboekt. Binnen de ZSM projecten is sprake van een meevaller (€ 32,3 mln).

Artikel 13 Spoorwegen

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven. 5. Deze mutatie betreft onderstaande verschuivingen over de diverse aanlegartikelen van het Infrastructuurfonds: – Vanwege de verkenning seinoptimalisatie Amsersvoort (als maatregel uit het regiopakket) wordt circa € 0,1 mln overgeboekt vanuit artikel 12 (Beter Benutten) naar artikel 13 Spoorwegen; – Een overboeking vanuit artikel 13 (Afdekking risico’s spoorpro-gramma’s) naar artikel 17 voor de financiering van de pilot geluidsmaatregelen Lansingerland. Dit in lijn met de voortgangsinformatie die eerder aan de Tweede Kamer is gezonden (Voortgangsrapportage 31 HSL); – Voor de realisatie op het project Utrecht Uithof heeft de regio Utrecht al een aanzienlijk bedrag voorgefinancierd. IenM heeft eerder richting regio Utrecht aangegeven niet eerder dan in 2016 middelen beschikbaar te hebben om deze uitgaven te compenseren maar wel te zullen bezien of er mogelijkheden zijn om eerder tot betaling over te gaan. Die zijn er thans op artikel 13 Spoorwegen waar de AP (Aanvullende Post) gelden voor 2013 dit jaar nog niet tot betalingen leiden; – Een overboeking uit artikel 13 PUV naar artikel 12 voor realisatie-kosten die worden voorzien bij het project Zuidas; – Afrekening Hollandse Brug OV SAAL-RRAAM: Met betrekking tot de Hollandse brug variant in relatie tot OV SAAL MT is afgesproken dat van het geraamde budget ad circa € 1,8 mln OV SAAL 2/3 voor haar rekening neemt (Infrastructuurfonds begrotingsartikel 13) en RRAAM 1/3 (Infrastructuurfonds begrotingsartikel 18). De totale realisatie bedraagt uiteindelijk € 1,7 mln. Volgens de verdeelsleutel vindt een budgettaire compensatie plaats van afgerond € 495.000,- vanuit OV SAAL naar RRAAM. 8. Deze mutatie betreft onderstaande verschuivingen binnen artikel 13 Spoorwegen tussen aanleg en de overige artikelonderdelen; – In het BO MIRT najaar 2012 is geconstateerd dat de Calandbrug in de Betuweroute/Havenspoorlijn zonder levensverlengende maatregelen rond 2020 aan het einde van haar levensduur is. Op 3 april 2013 hebben het Havenbedrijf Rotterdam en de Staat een overeenkomst ondertekend waarbij de Staat toezegt in mei een startbeslissing te nemen inzake een verkenning problematiek Calandspoorbrug. In deze overeenkomst heeft IenM zich gebonden aan grootschalige renovatie van de Calandspoorbrug voor 2019 ad € 157 mln; – De verwerking van de scope-uitbreiding PHS: dak 7e perron; – De verwerking van de wijzigingsbeschikking 2013 met betrekking tot gereedgekomen lijnen/halte van lopende projecten;

– Een kasschuif tussen de artikelonderdelen 13.03 en 13.08 om de Investeringsruimte in 2013 naar latere jaren te plaatsen. Dit jaar worden daaruit geen uitgaven meer voorzien. 9. Uit dit artikelonderdeel worden de volgende overboekingen naar de begroting van HXII aangebracht voor:

– Gelden voor het onderzoek Roadmap ERTMS (€ 2,5 mln); – De BDU voor de verlenging Spoorlijn van Roodeschool naar Eemshaven (€ 2,9 mln). 14. Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekerings-wet.

  • 16. 
    Deze desaldering (uitgaven/ontvangsten) betreft: – De verwerking van de Boete NS (€ 2,8 mln);

– De reisinformatie is door ProRail overgedragen aan de NS. De reisinformatie wordt verankerd in de Vervoerconcessie en structureel verrekend met de concessievergoeding (€ 7,5 mln per jaar);

– Indexering concessievergoeding naar prijspeil 2013 (circa € 6 mln per jaar) naar het huidige prijspeilniveau;

– Een bijdrage van de provincie Gelderland aan het project Quick scan Decentraal Spoor Gelderland ad € 1,5 mln voor het project «Vrijleggen treindienst Zutphen–Winterswijk te Zutphen».

  • 17. 
    Met deze kasschuif wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de actuele inzichten in de programmering.

Artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven. 5. Deze mutatie betreft onderstaande verschuivingen over de diverse aanlegartikelen van het Infrastructuurfonds: – De extra bijdrage voor de Rotterdamsebaan voor regionale/ lokale infrastructuur (artikel 14) wordt via een kasschuif met het project A4 Delft–Schiedam op artikel 12 (uit het aanbestedingvoordeel) naar voren gehaald. De extra bijdrage wordt gedekt binnen het programmabudget op Regionale/lokale infrastructuur; – Voor de realisatie van het project Utrecht Uithof heeft de regio Utrecht al een aanzienlijk bedrag voorgefinancierd. IenM heeft eerder richting regio Utrecht aangegeven niet eerder dan in 2016 middelen beschikbaar te hebben om deze uitgaven te compenseren maar wel te zullen bezien of er mogelijkheden zijn om eerder tot betaling over te gaan. Die zijn er thans op artikel 13 Spoorwegen waar de middelen uit het Begrotingsakkoord (Aanvullende Post OV) voor 2013 dit jaar nog niet tot betalingen leiden; – Door een teruggave van middelen voor Anders Betalen voor Mobiliteit projecten (ABvM) wordt een overboeking tussen de artikelen 14 en 12 in het fonds aangebracht. 11. De BDU voor het jaar 2013 is in december 2012 vastgesteld. Daarin is overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze een forfaitaire index opgenomen. Vanuit artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur wordt dekking geboden voor het niet uitkeren van de prijsindex en overgeboekt naar de begroting van HXII. 24. Met deze schuif worden de kasreeksen voor de wegenprojecten

Rotterdamsebaan en Verkeersruit Eindhoven (NOC) op begrotingsartikel 14 aangesloten bij de actuele planning.

Artikel 15 Hoofdvaarwegennet

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven. 12. Dit betreft de volgende verschuivingen binnen artikel 15 Vaarwegen tussen aanleg en de overige artikelonderdelen: – Risicoreservering BTW Zeetoegang IJmond: In het recente verleden konden regionale partijen bij cofinanciering ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in sommige gevallen BTW-vrijstelling via Financiën krijgen. Indien dit niet doorgaat bedraagt het rijksdeel in dit risico € 24 mln; – Enkele relatief kleine bijstellingen/afrondingen.
  • 14. 
    Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekerings-wet.
  • 15. 
    Via de decentralisatie-uitkering Binnenhavens ontvangt de gemeente Waalwijk € 4,6 mln. Deze gemeente kan de eventueel betaalde BTW terugvorderen via het BTW-compensatiefonds. De genoemde gemeente heeft een plan ingediend waarmee het landelijke netwerk van overslagvoorzieningen voor containervervoer over water wordt versterkt. De aanvraag voldoet hiermee aan de gestelde randvoorwaardelijke criteria. Via de begroting van HXII wordt daarom in totaal € 5 mln overgeboekt naar het Gemeente- en BTW Compensatiefonds.

Voorts wordt een bijdrage van RWS (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln per jaar) alsmede een bijdrage voor Caribisch Nederland/BES voor investeringen in een Maritieme incidentenorganisatie (totaal € 6 mln) naar de begroting van HXII overgeboekt.

  • 26. 
    Op 5 december 2012 is de Baltic Ace na een aanvaring met de Corvus J gezonken in de vaarroute naar Rotterdam, 65 km ten westen van Goeree. Het scheepswrak bedreigt het mariene milieu en een vlot en veilig scheepvaartverkeer. Op dit gedeelte van de Noordzee is dit een verantwoordelijkheid van IenM/RWS. Dekking van de bergingskosten komt uit Vervanging en Renovaties in 2021.

Artikel 17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven. 5. Deze mutatie betreft onderstaande verschuivingen over de diverse aanlegartikelen van het Infrastructuurfonds:

– Op artikelonderdeel 17.01 Westerscheldetunnel wordt voor de jaren 2013/2014 nog circa € 0,3 mln aan claims voor nadeelcompensatie verwacht. Dit bedrag is sterk afhankelijk van de uitspraak van de Raad van State. Na 2014 worden geen claims meer verwacht. Het restant kan daarom worden overgeheveld naar de investeringsruimte op 12.07; – Een overboeking vanuit artikel 13 (Afdekking risico’s spoorpro-gramma’s) naar artikel 17 voor de financiering van de pilot geluidsmaatregelen Lansingerland. Dit in lijn met de voortgangsinformatie die eerder aan de Tweede Kamer is gezonden (Voortgangsrapportage 31 HSL); – Een budgetoverheveling vanuit artikel 12 (project A4 Burgerveen– Leiden) naar artikel 17 HSL voor het schadeschap A4-HSL.

Artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven.
  • 4. 
    In 2009 is heeft het ministerie van Financiën toestemming verleend om een deel van de vordering van RWS op IenM in een periode van 15 jaar af te betalen. Hiervoor is een 15-jarige kasreeks in de begroting opgenomen. Deze reeks is technisch opgenomen in artikel 12.02 (Beheer en Onderhoud). Deze bijdrage is echter niet voor Beheer en Onderhoud bedoeld. Voorgesteld wordt om de afbetalingsreeks op te nemen in artikel 18.08.02 (Overige netwerk-overstijgende kosten).
  • 5. 
    Deze mutatie houdt verband met een afrekening Hollandse Brug OV SAAL-RRAAM: Met betrekking tot de Hollandse brug variant in relatie tot OV SAAL MT is afgesproken dat van het geraamde budget ad circa € 1,8 mln OV SAAL 2/3 voor haar rekening neemt (Infrastructuurfonds begrotingsartikel 13) en RRAAM 1/3 (Infrastructuurfonds begrotingsartikel 18). De totale realisatie bedraagt uiteindelijk € 1,7 mln. Volgens de verdeelsleutel vindt een budgettaire compensatie plaats van afgerond € 495.000 vanuit OV SAAL naar RRAAM.
  • 10. 
    Tussen de begroting van HXII en dit artikel worden de volgende overboekingen aangebracht: – De overdracht van 3,9 fte’s van de Hoofddirectie Bestuurlijke en

Juridische Zaken (HBJZ) naar RWS (€ 0,3 mln); – Een vergoeding aan RWS voor de 1 procent regeling voor mensen met afstand tot arbeidsmarkt (€ 0,3 mln); – Een overboeking van 0,5 fte naar RWS/PPS/DBFM (€ 0,1 mln); – Een overboeking van € 0,1 mln voor depotruimte Nationaal

Archief; – Opdrachtverstrekking aan Deltares voor verschillende Rijkscoör-dinatieregelingprojecten (RCR) (€ 0,1 mln); – De overdracht van het personeel belast met de ARBO-taken van

SSO/HRM naar RWS (€ 0,5 mln structureel); – Overboeking van ministerie van EZ voor aanvullende opdracht aan SPA Deltares wegens verschillende RCR projecten (€ 0,3

mln); – Een overboeking van DCO naar RWS voor de campagne van A

naar Beter (€ 0,1 mln); – Een bijdrage van RWS van in totaal bijna 0,3 mln per jaar (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016.

  • 13. 
    De resterende programmaruimte op dit artikel (€ 100 mln) wordt overgeboekt naar de begroting van HXII en betrokken bij het oplossen van de KRW-problemen (Kaderrichtlijn Water). Een daarvoor benodigde kasschuif wordt aangebracht via het Deltafonds.
  • 14. 
    Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekerings-wet. 20. Bij het DBFM-contract voor het project A1/A6 Schiphol Amsterdam Almere heeft de «financial close» plaatsgevonden, dit is budgettair verwerkt.
  • 25. 
    Dit betreft het treffen van een reservering voor consequenties areaalgroei op beheer en onderhoud wegen onder planuitwerking vanuit de Investeringsruimte wegen en vanuit de bestaande reservering op artikel 18.12. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar «Bijlage 5 Beheer en Onderhoud».
  • 26. 
    Op 5 december 2012 is de Baltic Ace na een aanvaring met de Corvus J gezonken in de vaarroute naar Rotterdam, 65 km ten westen van Goeree. Het scheepswrak bedreigt het mariene milieu en een vlot en veilig scheepvaartverkeer. Op dit gedeelte van de Noordzee is dit een verantwoordelijkheid van IenM/RWS. Dekking van de bergingskosten komt uit Vervanging en Renovaties in 2021.
  • 27. 
    De inkomsten die in de begroting stonden voor Het Rijksvastgoed-en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) worden overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop RWS het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. Extra opbrengsten die IenM (RWS) realiseert bovenop dit bedrag kunnen door IenM (RWS) ingezet worden. De middelenoverboeking van RVOB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 35,7 mln per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij de opbrengst derden in de staat van baten en lasten en is als volgt opgebouwd: € 19,5 mln structurele ontvangsten uit de pacht van «benzinestations, € 11,5 mln structurele ontvangsten uit de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en € 4,7 mln structurele ontvangsten uit incidentele verkoop van RWS areaal. De bijdrage van de begroting van Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds alsmede de Overige netwerkoverstijgende kosten op het Infrastructuurfonds (artikel 18.08 «Apparaatskosten Rijkswaterstaat») worden overeenkomstig verlaagd met € 35,7 mln.
  • 28. 
    De tolreeksen zijn geïndexeerd naar prijspeil 2013. Daarnaast is de tolopgave van de NWO verhoogd naar € 300 mln. De gehanteerde IBOI cijfers zijn 1,895% voor 2012 en 1,659% voor 2013.

Artikel 19 Bijdragen andere begrotingen Rijk

  • 2. 
    IenM dekt in de ontwerpbegroting over 2014 het budgettaire probleem dat is ontstaan door het niet uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte per investeringsdomein. Er resteert dan een kasritmeprobleem. IenM lost dit uiterlijk bij ontwerpbegroting 2017 op, maar zo mogelijk eerder bij een eerstvolgende herijking van het Investeringsprogramma. Dit impliceert dat ex ante het risico wordt geaccepteerd dat ex post een kasoverschrijding van het Infrastructuurfonds optreedt van maximaal het minbedrag in het betreffende jaar. IenM zal er desalniettemin op sturen om binnen de aangepaste kasranden te blijven. 6. Tussen de begroting van HXII en artikel 12 worden de volgende overboekingen aangebracht:

– Subsidieregeling Euro-VI (schone motoren vrachtwagens en bussen): voor 2013 wordt een bedrag van € 5 mln overgeheveld. De uitvoering van deze regeling wordt verantwoord op artikel 20 in de begroting van HXII; – Beter Benutten: vanuit artikel 12 Beter benutten vindt een overboeking plaats naar de Begroting van HXII voor programmakosten en externe inhuur door het verlengen van de projectduur (in totaal € 1,2 mln). Tevens worden vanuit de Begroting van hoofdstuk XII de in 2012 onbesteed gebleven gelden voor Beter Benutten (circa € 0,8 mln) teruggeboekt naar artikel 12 in het fonds voor het in standhouden van het projecttotaal van Beter Benutten. – Bijdrage van RWS (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln per jaar); – Een overboeking naar het ministerie van BZK voor de elektronische publicatie van verkeersbesluiten (€ 0,1 mln) en een overboeking vanuit de Begroting van HXII (€ 0,9 mln) in dit kader.

  • 9. 
    Uit artikel 13 worden de volgende overboekingen naar de Begroting van hoofdstuk XII aangebracht voor:

– Gelden voor het onderzoek Roadmap ERTMS (€ 2,5 mln); – De BDU voor de verlenging Spoorlijn van Roodeschool naar

Eemshaven (€ 2,9 mln).

  • 10. 
    Tussen de begroting van HXII en artikel 18 worden de volgende overboekingen aangebracht: – De overdracht van 3,9 fte’s van de Hoofddirectie Bestuurlijke en

Juridische Zaken (HBJZ) naar RWS (€ 0,3 mln); – Een vergoeding aan RWS voor de 1 procent regeling voor mensen met afstand tot arbeidsmarkt (€ 0,3 mln); – Een overboeking van 0,5 fte naar RWS/PPS/DBFM (€ 0,1 mln); – Een overboeking van € 0,1 mln voor depotruimte Nationaal

Archief en – Opdrachtverstrekking aan Deltares voor verschillende Rijkscoör-dinatieregelingprojecten (RCR) (€ 0,1 mln) – De overdracht van het personeel belast met de ARBO-taken van

SSO/HRM naar RWS (€ 0,5 mln structureel); – Overboeking van het ministerie van EZ voor een aanvullende opdracht aan SPA Deltares wegens verschillende RCR projecten

(€ 0,3 mln); – Een overboeking van DCO naar RWS voor de campagne van A

naar Beter (€ 0,1 mln);

– Een bijdrage van RWS (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln per jaar). 11. De BDU voor het jaar 2013 is in december 2012 vastgesteld. Daarin is overeenkomstig de gebruikelijke werkwijze een forfaitaire index opgenomen. Vanuit artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur wordt dekking geboden voor het niet uitkeren van de prijsindex en overgeboekt naar de begroting van HXII.

  • 13. 
    De resterende programmaruimte op dit artikel (€ 100 mln) wordt overgeboekt naar de begroting van HXII en betrokken bij het oplossen van de KRW-problemen (Kaderrichtlijn Water). Een daarvoor benodigde kasschuif wordt aangebracht via het Deltafonds.
  • 14. 
    Dit is de toevoeging aan het Infrastructuurfonds van het uitgekeerde deel van de loonbijstelling 2013. Het betreft de hogere uitgaven voor de werkgever aan ouderdoms- en nabestaandenpensioen en een stijging van de bijdrage in het kader van de Zorgverzekerings-wet.
  • 15. 
    Via de decentralisatie-uitkering Binnenhavens ontvangt de gemeente Waalwijk € 4,6 mln. Deze gemeente kan de eventueel betaalde BTW terugvorderen via het BTW-compensatiefonds. De genoemde gemeente heeft een plan ingediend waarmee het landelijke netwerk van overslagvoorzieningen voor containervervoer over water wordt versterkt. De aanvraag voldoet hiermee aan de gestelde randvoorwaardelijke criteria. Uit artikel 15 wordt via de Begroting van hoofdstuk XII daarom in totaal € 5 mln overgeboekt naar het Gemeente- en BTW Compensatiefonds.

Voorts wordt een bijdrage van RWS (uit de artikelen 12, 15 en 18) aan de opdracht PDOK aan het Kadaster en Geonovum voor de jaren 2013–2016 (bijna € 0,3 mln per jaar) alsmede een bijdrage voor Caribisch Nederland/BES voor investeringen in een Maritieme incidentenorganisatie (totaal € 6 mln) naar de begroting van HXII overgeboekt.

  • 18. 
    Bij het DBFM-contract (Design, Build, Finance & Maintain) voor het project N33 Assen-Zuidbroek heeft de «financial close» plaatsgevonden. Op verzoek van het Ministerie van Financiën wordt hier een proef uitgevoerd waarbij inflatiegerelateerde vergoedingen wordt uitbetaald. Een consequentie van deze proef is dat de mijlpaalvergoeding binnen het contract gemaximaliseerd is op 5 procent van de investeringssom.
  • 20. 
    Bij het DBFM-contract voor het project A1/A6 Schiphol Amsterdam Almere heeft de «financial close» plaatsgevonden, dit is budgettair verwerkt.
  • 27. 
    De inkomsten die in de begroting stonden voor Het Rijksvastgoed-en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) worden overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop RWS het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. Extra opbrengsten die IenM (RWS) realiseert bovenop dit bedrag kunnen door IenM (RWS) ingezet worden. De middelenoverboeking van RVOB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 35,7 mln per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij de opbrengst derden in de staat van baten en lasten en is als volgt opgebouwd: € 19,5 mln structurele ontvangsten uit de pacht van «benzinestations, € 11,5 mln structurele ontvangsten uit de ingebruikgeving van RWS areaal (huur, pacht) en € 4,7 mln structurele ontvangsten uit incidentele verkoop van RWS areaal. De bijdrage van de begroting van Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds alsmede de Overige netwerkoverstijgende kosten op het

Infrastructuurfonds (artikel 18.08 «Apparaatskosten Rijkswaterstaat») worden overeenkomstig verlaagd met € 35,7 mln.

BIJLAGE 3 OVERZICHTSCONSTRUCTIE KUSTWACHT NEDERLAND NIEUWE STIJL

De Kustwacht Nederland nieuwe stijl is sinds 1 januari 2007 actief. De minister van IenM is als coördinerend minister voor Noordzee-aangelegenheden verantwoordelijk voor het proces van totstandkoming van geïntegreerd beleid en het activiteitenplan en begroting voor de Noordzee. De minister van Defensie is beheerder van de Kustwacht, wat betekent dat deze verantwoordelijk is voor het opstellen van het activiteitenplan en begroting Kustwacht NL alsmede de uitvoering daarvan met inzet van eigen en toegewezen mensen en middelen. Alle bij de Kustwacht betrokken ministeries behouden hun eigen wettelijke verantwoordelijkheden. Het integrale beleid en daarvan afgeleide activiteitenplan en begroting waarover de ministerraad beslist worden zodanig concreet dat elke minister zich daarover in het parlement kan verantwoorden en vormen in feite een integraal contract tussen de verschillende departementen en de Kustwacht NL.

De overzichtsconstructie is gebaseerd op het door het ministerie van Defensie opgestelde activiteitenplan en begroting 2013 (APB-2013) en wordt door IenM gepubliceerd in de rol van coördinerend ministerie. In de overzichtsconstructie wordt een onderscheid gemaakt in de uitgaven van de Kustwacht zelf en de uitgaven die de deelnemende departementen voor de Kustwacht verrichten.

Defensie / kustwacht (uitgaven):

Betreft het uitgavenbudget in beheer van de Kustwacht NL. Defensie is beheerder van het Kustwachtcentrum (KWC), nagenoeg de gehele personele bezetting is Defensiepersoneel. Het KWC is het informatiecentrum van de Noordzee, waar het actuele beeld van (scheeps-)activiteiten, (veiligheids-)incidenten en verontreinigingen op de Noordzee beschikbaar is.

Bijdrage andere departementen (kosten):

Veiligheid en Justitie:

De inzet van Politie helikopters geschiedt op planning of afroep voor luchtwaarneming of spoedeisende zoekvluchten. De bedragen zijn afkomstig uit de agentschapsbegroting van de KLPD De inzet van de Politie (personeel), bestaande uit opstappers voor de schepen, luchtwaarnemers, Maritiem Informatie Knooppunt, handha-vingsdesk en liaison.

Financiën:

De inzet van de Douane (personeel), bestaande uit opstappers voor de schepen, luchtwaarnemers, Maritiem Informatie Knooppunt, handha-vingsdesk en liaison.

Defensie:

De inzet van de Koninklijke Marechaussee (personeel), bestaande uit opstappers voor de schepen, luchtwaarnemers, Maritiem Informatie Knooppunt, handhavingsdesk en liaison.

De inzet van de Koninklijke Marine (personeel), voor het Maritiem Informatie Knooppunt.

De salariskosten van de vliegers ten behoeve van de Kustwachtvliegtuigen. De beheerskosten van Defensie.

Infrastructuur en Milieu:

De inzet vaarwegmarkering, loodsen, luchtwaarnemers en liaison.

Economische zaken, Landbouw en Innovatie:

De inzet van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit / AID (personeel)

voor visserijcontrole op het NCP en in internationaal verband, bestaande uit opstappers voor de schepen, Maritiem Informatie Knooppunt,

handhavingsdesk en liaison.

De inzet van Staatstoezicht op Mijnen (personeel), bestaande uit opstappers en liaison.

Overzichtsconstructie Kustwacht Nieuwe Stijl

Departement

Begroting Activiteit

Doel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

DEFENSIE / Kustwacht (Uitgaven):

 

Defensie / X

Uitvoering

Centrale coördi-

kustwacht

Kustwachttaken

natie kustwacht-taken

Defensie / X

Salarissen (MP

 

kustwacht

en BP)

 

Subtotaal eigen uitgaven kustwacht

 

BIJDRAGEN ANDERE DEPARTEMENTEN (Kosten):

Veiligheid VI

Inzet

Algemene

en Justitie

KLPD-personeel

handhaving /

 
  • helikopter

wetgeving scheepvaartverkeer / bemanningcontrole

Financiën IX

Inzet Douane personeel

Fraudecontrole

Defensie X

Inzet

Uitvoering

 

Kmar-personeel

grensbewaking /

 

voor grensbe-

luchtsurveillances

 

waking,

/ beheerskosten

 

luchtwaar-

Defensie

 

neming, liaison

 
 
  • HH-desk /
 
 

inzet vliegers

 
 

Dornier en

 
 

beheerskosten

 

Infra- XII

Inzet vaarweg-

Bijdragen aan

structuur en

markering,

veilig vaarwater,

Milieu

loodsen, liaison,

handhaving via

 

luchtwaar-

luchtsurveillance

 

nemers

 

Econo- XIII

Inzet NVWA- en

Visserijcontrole en

mische

Sodm-personeel

Staatstoezicht op

zaken,

 

de Mijnen

Landbouw

   

en Innovatie

   

Subtotaal uitgaven andere departe-

 

menten

   

Totale uitgaven ten behoeve van de

 

Kustwacht

   

23.128 22.978 21.977 21.421 21.422 21.422 16.743 3.546         3.561          3.561         3.561         3.561         3.561          3.561

26.674 26.539 25.538 24.982 24.983 24.983 20.304

1.126         1.261          1.261          1.261          1.261          1.261          1.261

1.809         1.941          1.941          1.941          1.941          1.941          1.941

3.562         5.527         5.527         5.527         5.527         5.527         5.527

775         3.390         2.783         2.783         2.783         2.783         2.783

933            969            969            969            969            969            969

8.205     13.088     12.481     12.481     12.481     12.481     12.481

34.879       39.627       38.019       37.463       37.464       37.464       32.785

Toelichting

Realisatie 2012 conform jaarverslag Kustwacht 2012 (defintieve versie / 9 april 2013)

Begroting 2013–2018 is conform APB 2013 KWNL, behalve bijdrage IenM (in verband met foutief doortrekken financiële afspraken 2013)

BIJLAGE 4 DBFM CONVERSIE STAPPEN

Budgettaire verwerking van DBFM-contracten

Kenmerken DBFM-contracten

Met een DBFM-contract wordt een langlopende verplichting aangegaan. Bij DBFM wordt namelijk het onderwerp, de bouw, het onderhoud en de financiering van infrastructuur uitbesteed aan een consortium van private partijen. Gedurende een periode van 20–25 jaar betaalt het Rijk een vergoeding aan het consortium voor de beschikbaarheid van de infrastructuur (zgn. beschikbaarheidsvergoedingen). Voorts is een kenmerk van DBFM een langjarig en plat betalingsritme.

Verwerking potentiële DBFM-projecten in de verkenning- en planuit-werking

Bij de DBFM-projecten in voorbereiding wordt in de begroting op voorhand geen rekening gehouden met dit afwijkende betalingsritme dat kenmerkend is voor DBFM.1 Net als voor alle andere MIRT-projecten wordt bij de betreffende modaliteit het volledige bedrag voor de aanleg geraamd op het artikel voor verkenning- en planuitwerking en wordt een reservering voor het onderhoud gemaakt binnen de reguliere onderhoudsbudgetten en/of de investeringsruimte. Mocht in een later stadium een aanbesteding in DBFM toch niet mogelijk of opportuun blijken, dan blijft een meer klassieke aanbesteding via deze werkwijze altijd binnen bereik.

Verwerking DBFM-contracten na overgang in de realisatie- en exploitatiefase

Bij de afronding van de aanbesteding van een DBFM-contract is de exacte omvang van de langjarige verplichting bekend. In de eerstvolgende begroting wordt in samenspraak met het Ministerie van Financiën de klassieke reserveringen op de IenM-begroting gecorrigeerd voor het afwijkende kasritme van het DBFM-contract2. Een betaling aan een DBFM-consortium is een gecombineerde vergoeding voor onder meer het aanleggen en het onderhouden van de infrastructuur, daarom wordt het volledige budget vervolgens geplaatst op het artikel voor geïntegreerde contractvormen bij de betreffende modaliteit.

Deze werkwijze vloeit voort uit begrotingsregel 28 van het Kabinet Rutte II Technisch gezien betekent dit een verlaging van het uitgavenkader (van het begrotingstotaal van het Infrastructuurfonds) in de jaren waarin het kasbudget geraamd stond en een verhoging van het uitgavenkader (van het begrotingstotaal van het Infrastructuurfonds) in de jaren waarin er een beschikbaarheidvergoeding nodig is.

2

Budgettaire Verwerking DBFM-contract

............

I

tijd tijd

Verkenning en Planuitwerking

Na start Realisatie

BIJLAGE 5 BEHEER EN ONDERHOUD INCLUSIEF VERKEERS-EN WATERMANAGEMENT HOOFDWEGEN, HOOFDVAARWEGEN EN

HOOFDWATERSYSTEEM3

  • 1. 
    Wijze van aansturing en kaders

RWS is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem: de «assets» of eigendommen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hierbij treedt RWS op als manager van het gebruik en beheerder van deze netwerken, als uitvoerder van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS wordt op het gebied van Beheer en Onderhoud inclusief verkeer -en watermanagement aangestuurd via prestatiesturing. Op de artikelen voor Beheer en Onderhoud wordt ook de Vervanging en Renovatie van infrastructuur in beheer bij RWS verantwoord.

De aansturing van Beheer en Onderhoud inclusief verkeers- en watermanagement van de Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en het Hoofdwatersysteem is geregeld via prestatieafspraken, de zogeheten service level agreements (SLA’s). In de SLA’s worden, voor een periode van 4 jaar, vastgesteld welke prestaties RWS zal leveren, gegeven de daarvoor beschikbare middelen. Deze prestaties sluiten aan bij de beleidsdoelen, het budgettaire kader en de door RWS toegepaste onderhoudsfilosofie en zijn opgenomen in de begroting. De onderhoudsfilosofie is er op gericht om de infrastructuur op langere termijn in stand te houden en naar behoren te laten functioneren, zowel voor individuele als collectieve gebruiksmogelijkheden. Dit betekent dat de gebruiksmogelijkheden en functies van de infrastructuur op peil worden gehouden met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving en het vigerend beleid. Tevens wordt hierbij zoveel mogelijk gestreefd naar duurzame oplossingen.

Veroudering, schade en slijtage tasten de objecten van de infrastructuur aan. Onderhoud is noodzakelijk om de functionaliteit van de objecten te waarborgen zodat bijvoorbeeld de sluizen blijven draaien en de stormvloedkeringen sluiten bij hoogwater.

De wijze waarop het beheer en onderhoud moet worden uitgevoerd wordt voor een deel bepaald door wet- en regelgeving. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de juridische en bestuurlijke verankering van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die de uitvoeringsorganisatie heeft als beheerder van de infrastructuur zoals de Waterstaatswet en de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken. In de tweede plaats betreft het specifieke wet- en regelgeving die direct of indirect voorziet in richtlijnen en randvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden bij het beheer en onderhoud. Een voorbeeld hiervan is de Waterwet. In de derde plaats betreft het algemene wet- en regelgeving die van invloed is op de wijze waarop werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de Arbowet en wetgeving op het gebied van milieu.

RWS beheert en onderhoudt zowel het Hoofdvaarwegennet, Hoofdwegennet en Hoofdwaters-systeem en voert bepaalde taken vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie centraal uit. Ook het IBO-onderzoek uit juni 2012 (Kamerstuk 33 317 nr. 1 met bijlage) richt zich op deze drie hoofdsystemen. Vanuit transparantieoogpunt is ervoor gekozen de tekst van deze bijlage volledig in zowel Infrastructuurfonds als Deltafonds op te nemen.

3

Bij het realiseren van de prestaties wordt zo veel als mogelijk uitgegaan van het bedrijfseconomisch optimale onderhoudsplan gedurende de gehele levenscyclus. Dit betekent dat het beheer en onderhoud er zoveel mogelijk op is gericht om het gemiddelde meerjaarlijkse kostenniveau van het beheer en onderhoud te minimaliseren. Het gaat hierbij om het vinden van het punt waarop met zo laag mogelijke jaarlijkse kosten, berekend over een langere periode, de gewenste functionaliteit kan worden gegarandeerd. Dit betekent dat de juiste maatregelen op het juiste tijdstip worden genomen. Hierdoor wordt voorkomen dat kapitaalvernietiging plaatsvindt en worden toekomstige hogere kosten van herstelwerkzaamheden vermeden.

Verkeersmanagement betreft de (proces)activiteiten waarbij RWS streeft naar het optimaal benutten van het netwerk door o.a. te zorgen voor vlot en veilig verkeer over de (vaar)weg, maar ook betrouwbare en bruikbare informatie te leveren aan de verschillende belanghebbenden. Watermanagement richt zich op het reguleren van het gebruik van de infrastructuur van het hoofdwatersysteem in de meest ruime zin: Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem door toepassing van de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; Reguleren van de kwaliteit van het water door schoonhouden, scheiden en doorspoelen; Reguleren van het gebruik voor (overige) gebruiksfuncties.

Een deel van de taken voor verkeers- en watermanagement en beheer en onderhoud wordt gecentraliseerd binnen RWS opgepakt. Het gaat bij deze zogeheten landelijke taken onder meer om het verzamelen van basisinformatie, onderhouden van ICT systemen en het inspecteren van het areaal. Er is hier gekozen voor centrale uitvoering met het oog op enerzijds uniformiteit in werkwijze en anderzijds kostenbesparing.

  • 2. 
    IBO

In juni 2012 is het «IBO Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegennet, Hoofdwegennet en Hoofdwatersysteem» aan de Tweede Kamer aangeboden door het vorige kabinet (Kamerstuk 33 317 nr. 1 met bijlage), met de mededeling dat het nieuwe kabinet met een reactie komt. Bij deze treft u die reactie aan. Omdat bij de begroting van het Infrastructuurfonds voor 2012 al tot diverse besparingen was besloten lag de nadruk in dit IBO op verdere besparingsmogelijkheden via aanpassing van wet- en regelgeving. Uit het rapport blijkt dat de gevolgen van aanvullende bezuinigingsmaatregelen ingrijpend zijn voor de bereikbaarheid en de leefomgeving. Het rapport geeft geen aanleiding tot aanpassing van de onderzochte wet- en regelgeving.

De Nederlandse infrastructuur wordt, internationaal vergeleken, zwaar belast. De afhankelijkheid van het functioneren van deze infrastructuur is groot. Goed beheer en onderhoud van de bestaande infrastructuur is een basisvoorwaarde voor een robuust mobiliteitssysteem en een concurrerende Nederlandse economie. De wet- en regelgeving die van toepassing is op het mobiliteitssysteem is doorgaans opgesteld om de veiligheid te borgen of de kwaliteit van leefomgeving te handhaven. Zoals in het rapport beschreven biedt de implementatie van wetgeving in Nederland in sommige gevallen een hoger niveau van bescherming dan vanuit Europa strikt noodzakelijk is of in omringende landen het geval is. Doorgaans is dit een resultante van de hoge dichtheid van transport en bevolking die Nederland kenmerkt of de behoefte naar zekerheid over de waterveiligheid.

Beheer en Onderhoud blijft hard nodig om overal onze sterke basis op orde te houden. Daarom is er voor gekozen om bij de taakstellende bezuinigen van dit kabinet op het Infrastructuurfonds, € 6,4 mrd in de jaren 2014 tot en met 2028, het budget voor beheer en onderhoud ongemoeid te laten (Kamerbrief, «Invulling bezuinigingen Infrastructuurfonds, 13 februari 2013; IENM/BSK-2013/23008). Ook bij de bezuinigingen op het Deltafonds is ervoor gekozen om het Beheer en Onderhoud ongemoeid te laten (in Kamerbrief 33 400 J, nr. 19 is nader ingegaan op de verwerking van de bezuiniging op het Deltafonds als gevolg van het Begrotingsakkoord).

  • 3. 
    Voortgang implementatie versoberingen en efficiency

In Bijlage 5 van de begroting op het Infrastructuurfonds 2013 zijn de diverse versoberings- en efficiencymaatregelen gepresenteerd, inclusief een inschatting van de besparingen en de effecten. De maatregelen worden stapsgewijs en passend bij de lokale situatie geïmplementeerd. In totaal dienen de versoberingen en efficiëntiemaatregelen op te tellen tot € 1,64 mrd tot en met 2020. Mochten effecten optreden die afwijken van het in het Infrastructuurfonds 2013 gepresenteerde beeld, dan wordt dit aan de Kamer gemeld.

  • 4. 
    Budgettaire aspecten Beheer en Onderhoud 2013–2028

In bijlage 4.2 van de begroting 2012 heb ik u geïnformeerd over de oplossing van het geconstateerde tekort bij het dossier Beheer en Onderhoud tot en met 2020. Een oplossingsmaatregel betrof het reserveren van middelen in de periode na 2020 voor de periode tot en met 2020. In de Voorjaarsnota 2013 zijn middelen voor Beheer en Onderhoud via een kasschuif met het budget voor de Planuitwerking naar de juiste jaren gebracht. Hierdoor kan onderhoud dat anders had moeten worden uitgesteld in de gewenste jaren worden uitgevoerd en wordt eerder uitgesteld onderhoud ingelopen. Onderstaand is per netwerk het budgettaire aspect tot en met 2028 gepresenteerd.

Artikel 12 Hoofdwegen

RWS beheert een totale rijbaanlengte van circa 7300 km inclusief verbindingswegen en op- en afritten. Voor de periode 2013–2028 is in de begroting 2014 circa € 7,3 mrd beschikbaar voor de externe kosten van verkeersmanagement, beheer en onderhoud, inclusief de landelijk georganiseerde taken.

De indicatoren zoals opgenomen in artikel onderdeel 12.01 en 12.02 van het Infrastructuurfonds liggen zo dicht mogelijk bij de beleidsdoelen en de effecten voor de gebruiker (betrouwbare reistijden, doorstroming, veiligheid), maar moeten ook in de invloedssfeer van de wegbeheerder liggen. Daarom is gekozen voor de indicatoren: «technische beschikbaarheid van de Infrastructuur» en «veroorzaakte hinder vanwege wegwerkzaamheden» voor beschikbare en betrouwbare infrastructuur; «voldoen aan de norm voor verhardingen en tijdig (binnen 24 uur) ingrijpen» ten behoeve van veilige infrastructuur; «betrouwbare en tijdige route-informatie aan derden» voor betrouwbare reisinformatie.

Tabel 1 budget verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwegen x € 1.000

Artikel onderdeel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

12.01           Verkeersmanagement

12.01           Verkeersmanagement

Landelijke Taken 12.01           Totaal verkeersmanagement

12.02.01 Beheer en Onderhoud 12.02.01 Beheer en Onderhoud

Landelijke Taken 12.02.01 Totaal Beheer en Onderhoud

12.01 + Totaal verkeersmanagement 12.02.01 en Beheer en Onderhoud

3.779

2.561

3.990

3.574

3.574

3.574

3.575

3.574

 

18.015

16.628

16.684

16.684

16.683

16.683

16.684

16.683

21.794

19.189

20.674

20.258

20.257

20.257

20.259

20.257

438.571

425.852

391.838

421.897

473.028

466.571

472.937

472.826

15.341

12.882

16.686

16.629

16.579

16.572

16.579

16.577

453.912

438.734

408.524

438.526

489.607

483.143

489.516

489.403

475.706 457.923 429.198 458.784 509.864 503.400 509.775 509.660

Artikel onderdeel

2021

2022            2023

2024           2025

2026           2027

2028 2013-2028

12.01           Verkeersmanagement

12.01           Verkeersmanagement

Landelijke Taken 12.01           Totaal verkeersma- nagement 12.02.01 Beheer en Onderhoud 12.02.01 Beheer en Onderhoud

Landelijke Taken 12.02.01 Totaal Beheer en Onderhoud

12.01 + Totaal verkeersma-12.02.01 nagement en Beheer en Onderhoud

3.570          3.568          3.567

16.731         16.707 16.694

20.301         20.275 20.261

391.178 391.096 391.053

16.685 16.681         16.678

407.863 407.777 407.731

3.566          3.564

16.681         16.656

20.247 20.220 391.008 390.923

16.675 16.670 407.683 407.593

3.564          3.564

16.657 16.654

20.221         20.218

390.923 390.915

16.670 16.670 407.593 407.585

3.571         56.735

16.732 268.256

20.303 324.991 391.192 6.691.806

16.685 261.259 407.877 6.953.065

428.164 428.052 427.992 427.930 427.813 427.814 427.803 428.180 7.278.056

Toelichting

Tot en met 2028 is circa € 7.3 mrd beschikbaar voor de externe kosten van beheer, onderhoud en verkeersmanagement inclusief de landelijk georganiseerde taken voor het Hoofdwegennet op artikel 12.01 en 12.02.01 van het Infrastructuurfonds. Met de budgetten worden de afgesproken prestaties gerealiseerd.

De budgetten worden over de jaren zo stabiel mogelijk gehouden. De daadwerkelijke programmering van beheer en onderhoudsmaatregelen is een proces dat ondermeer afhankelijk is van veranderend gebruik en weer (bijvoorbeeld het type winterweer), de toestand van het areaal (bijvoorbeeld geconstateerde schadebeelden bij inspecties), wettelijke verplichtingen en gewenste prestaties. Dit kan leiden tot prioriteringen waarbij ook bepaald wordt welke werkzaamheden worden uitgesteld tot latere jaren. De in 2011 besloten efficiëntie en versoberingsmaatregelen leiden op termijn tot een structureel lagere reeks voor beheer en onderhoud vanaf 2021.

Artikel 15 Hoofdvaarwegen

Het Hoofdvaarwegennetwerk heeft een lengte van 7.005 km (3.809 km hoofdtransportassen, hoofdvaarwegen en overige vaarwegen; 3.196 km zeevaartwegen). Voor de periode 2013–2028 is in de begroting 2014 circa € 3,8 mrd beschikbaar voor de externe kosten van verkeersmanagement, beheer en onderhoud inclusief de landelijk georganiseerde taken. De indicatoren zoals opgenomen in artikelonderdeel 15.02 van het Infrastructuurfonds liggen zo dicht mogelijk bij de vigerende beleidsdoelstellingen ten aanzien van de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van het hoofdvaarwegennet. Tevens liggen de indicatoren binnen de invloedssfeer van de vaarwegbeheerder. Het betreft de indicator «technische beschikbaarheid» die aangeeft in welke mate het vaarwe- gennet beschikbaar is voor veilig gebruik. De geplande en ongeplande stremmingen geven een beeld van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de sluizen en bruggen op deze vaarwegen.

Tabel 2 budget verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegen x € 1.000

Artikel onderdeel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

15.01

Verkeersmanagement

6.339

8.962

7.427

8.280

8.280

8.280

8.280

8.280

15.01

Verkeersmanagement

               
 

Landelijke Taken

7.383

4.857

4.836

4.842

4.842

4.842

4.842

4.842

15.01

Totaal verkeersmanagement

13.722

13.819

12.263

13.122

13.122

13.122

13.122

13.122

15.02.01

Beheer en Onderhoud

156.626

182.496

201.512

270.609

211.711

212.421

210.058

212.320

15.02.01

Beheer en Onderhoud

               
 

Landelijke Taken

3.187

4.615

5.175

5.162

5.153

5.144

5.155

5.147

15.02.01

Totaal Beheer en Onderhoud

159.813

187.111

206.687

275.771

216.864

217.565

215.213

217.467

15.01 +

Totaal verkeersmanagement

               

15.02.01

en Beheer en Onderhoud

173.535

200.930

218.950

288.893

229.986

230.687

228.335

230.589

Artikel onderdeel

2021

2022 2023 2024 2025

2026

2027

2028 2013-2028

15.01           Verkeersmanagement

15.01           Verkeersmanagement

Landelijke Taken 15.01           Totaal verkeersma-

nagement 15.02.01 Beheer en Onderhoud 15.02.01 Beheer en Onderhoud

Landelijke Taken 15.02.01 Totaal Beheer en Onderhoud

15.01 + Totaal verkeersma-15.02.01 nagement en Beheer en Onderhoud

8.280          8.280

4.853          4.853

13.133 13.133 236.921 241.664

5.364          5.359

242.285 247.023

8.280          8.280

4.853          4.853

13.133 13.133 232.347 232.297

5.329           5.349

237.676 237.646

8.280          8.280

4.853          4.853

13.133 13.133 232.243 232.245

5.345          5.345

237.588 237.590

8.280          8.280 130.368

4.853          4.853 80.110

13.133 13.133 210.478 230.292 227.281 3.523.044

5.341           5.346 81.516

235.633 232.627 3.604.560

255.418 260.156 250.809 250.779 250.721 250.723 248.766 245.760 3.815.038

Toelichting

Tot en met 2028 is circa € 3,8 mrd beschikbaar voor de externe kosten van beheer, onderhoud en verkeersmanagement inclusief de landelijk georganiseerde taken en de geoormerkte gelden ten behoeven van Overdracht Brokx-Nat en de Fries-Groningse kanalen op artikel 15.01 en 15.02.01 van het Infrastructuurfonds. Met de budgetten worden de afgesproken prestaties gerealiseerd.

De budgetten worden over de jaren zo stabiel mogelijk gehouden. De daadwerkelijke programmering van beheer en onderhoudsmaatregelen is ondermeer afhankelijk van gebruik, weer en de toestand van het areaal (bijvoorbeeld geconstateerde schadebeelden bij inspecties), wettelijke verplichtingen en gewenste prestaties. Dit kan leiden tot prioriteringen waarbij ook bepaald wordt welke werkzaamheden worden uitgesteld tot latere jaren.

Artikel 3 Deltafonds

Het Hoofdwatersysteem wordt gevormd door de basiskustlijn, 193 km primaire waterkeringen, 435 niet primaire waterkeringen, 5 stormvloedkeringen en meer dan 90.000 km2 water. Voor de periode 2013–2028 is in de begroting 2014 circa € 2,4 mrd beschikbaar voor de externe kosten van watermanagement, beheer en onderhoud inclusief de landelijk georganiseerde taken.

De indicatoren zoals opgenomen in artikelonderdeel 3.01 en 3.02 van het Deltafonds liggen zo dicht mogelijk bij de vigerende beleidsdoelen op het gebied van met name waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het gaat hier op hoofdlijnen om het handhaven van de basiskustlijn en het kustfundament, de beschikbaarheid van de stormvloedkeringen in het stormseizoen, het handhaven van de streefpeilen in kanalen en meren en de betrouwbaarheid van de informatievoorziening bij calamiteiten.

Tabel 3 budget watermanagement en Beheer en Onderhoud watersystemen

 

Water-

Artikel onderdeel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

systemen

                 

3.01

Watermanagement

8.324

7.158

7.642

6.881

6.879

6.879

6.879

6.879

3.01

Watermanagement

               
 

Landelijke Taken

4.160

3.984

3.836

3.832

3.834

3.834

3.834

3.834

3.01

Totaal watermanagement

12.484

11.142

11.478

10.713

10.713

10.713

10.713

10.713

3.02.01

Beheer en Onderhoud

               
 

Waterveiligheid

141.999

125.581

123.302

114.046

105.604

105.574

105.620

103.533

3.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Watervei-

               
 

ligheid

6.830

6.714

6.714

6.713

6.713

6.713

6.713

6.713

3.02.02

Beheer en Onderhoud

               
 

zoetwatervoorziening

21.160

17.171

17.171

17.142

17.141

17.136

17.143

17.136

3.02.02

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken zoetwater-

               
 

voorzeining

2.616

1.856

1.943

2.103

2.273

2.273

2.273

2.273

3.02.01 +

Totaal Beheer en Onderhoud

               

3.02.02

3.01 + 3.02.01 + 3.02.02

Totaal watermanagement en Beheer en Onderhoud

172.605 151.322 149.130 140.004 131.731 131.696 131.749 129.655

185.089 162.464 160.608 150.717 142.444 142.409 142.462 140.368

 
 

Water-

Artikel onderdeel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028 2013-2028

systemen

                   

3.01

Watermanagement

6.879

6.879

6.879

6.903

6.903

6.903

7.016

6.790

112.673

3.01

Watermanagement

                 
 

Landelijke Taken

3.844

3.844

3.844

3.820

3.820

3.820

3.882

3.758

61.780

3.01

Totaal waterma-

                 
 

nagement

10.723

10.723

10.723

10.723

10.723

10.723

10.898

10.548

174.453

3.02.01

Beheer en Onderhoud

                 
 

Waterveiligheid

94.796

94.331

135.867

102.460

138.548

100.444

102.181

104.719

1.798.605

3.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

                 
 

Waterveiligheid

6.725

6.725

6.725

6.725

6.725

6.725

6.835

6.615

107.623

3.02.02

Beheer en Onderhoud

                 
 

zoetwatervoorziening

17.136

17.027

17.245

17.136

17.136

17.136

17.416

16.856

278.288

3.02.02

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

                 
 

zoetwatervoorzeining

2.280

2.280

2.280

2.280

2.280

2.280

2.318

2.242

35.850

3.02.01 +

Totaal Beheer en

                 

3.02.02

Onderhoud

120.937

120.363

162.117

128.601

164.689

126.585

128.750

130.432

2.220.366

3.01 +

Totaal waterma-

                 

3.02.01 +

nagement en Beheer en

                 

3.02.02

Onderhoud

131.660

131.086

172.840

139.324

175.412

137.308

139.648

140.980

2.394.819

Toelichting

Tot en met 2028 is circa € 2,4 mrd beschikbaar voor de externe kosten van beheer, onderhoud en watermanagement inclusief de landelijk georganiseerde taken voor het Hoofdwatersysteem op artikel 3.01, artikel 3.02.01 en 3.02.02 van het Deltafonds. Met de budgetten worden de afgesproken prestaties gerealiseerd.

De budgetten worden over de jaren zo stabiel mogelijk gehouden. De daadwerkelijke programmering van beheer en onderhoudsmaatregelen is ondermeer afhankelijk van de toestand van het areaal (bijvoorbeeld geconstateerde schadebeelden bij inspecties), wettelijke verplichtingen en gewenste prestaties. Dit kan leiden tot prioriteringen waarbij ook bepaald wordt welke werkzaamheden worden uitgesteld tot latere jaren.

  • 5. 
    Design, build, finance and maintain contracten (DBFM)

Bij projecten die met een DBFM contract worden aanbesteed betaalt het Rijk gedurende een periode van 20–25 jaar een vergoeding aan een privaat consortium voor de beschikbaarheid van de infrastructuur. Het private consortium is zo verantwoordelijk voor zowel de aanleg als het beheer en onderhoud tijdens de contractduur.

Door het integrale karakter van een DBFM contract is geen exacte uitsplitsing te maken naar welk deel van de beschikbaarheidsvergoeding betrekking heeft op de aanlegkosten en welke voor de kosten voor onderhoud. Uitgangspunt om een DBFM contract aan te gaan is dat het private consortium de beschikbaarheid van het areaal tijdens de 20–25 jarige periode tegen gunstigere voorwaarden kan leveren dan wanneer het Rijk de aanleg en het onderhoud afzonderlijk aanbesteedt.4

Voor de dekking van een DBFM contract bij nieuwe projecten geldt de budgettaire raming van een dergelijk project op basis van de levenscyclusbenadering (Life Cycle Costs) op het artikel voor verkenning en planuitwerking (12.03/15.03). Deze budgetten worden via het Ministerie van Financiën omgezet in een langjarige reeks van 20 tot 25 jaar om de vergoedingen aan het consortium uit te betalen. Na deze omzetting wordt dit langjarige budget geplaatst op het artikel voor «geïntegreerde contracten» (12.04/15.04).

Wordt binnen hetzelfde contract ook al bestaand areaal ondergebracht, dan wordt het budget op dit artikel verder aangevuld vanuit de reguliere budgetten voor beheer en onderhoud (12.02/15.02). RWS hoeft het onderhoud van dit areaal, gedurende de looptijd van het DBFM-contract, immers niet langer afzonderlijk aan te besteden. Bovenstaande betekent dat in de tabellen die in deze bijlage zijn opgenomen de budgetten voor beheer en onderhoud van de DBFM projecten die al zijn gegund, niet zijn opgenomen. Ook leidt gunning van toekomstige DBFM projecten waarbij al bestaand areaal wordt meegenomen, tot een (budgetneutrale) verlaging van de in deze bijlage gepresenteerde budgetten.

  • 6. 
    Areaalgroei, Vervanging en Renovatie, overige ontwikkelingen

IenM hanteert als uitgangspunt een integrale afweging tussen aanleg en beheer en onderhoud en zorgt daarom voor een doorvertaling van aanlegbesluitvorming naar de budgetten voor onderhouds- en vervan-gingskosten. Het investeringsprogramma tot en met 2028 leidt stapsgewijs tot uitbreiding van het areaal, dat door RWS in beheer moet worden genomen. In het verleden werd tot realisatie van projecten besloten zonder voldoende oog te hebben voor de (financiële) gevolgen voor Beheer en Onderhoud.

Deze afweging wordt bij projecten met een volume van boven de € 60 miljoen gemaakt op basis van de door het Ministerie van Financiën voorgeschreven PPC en PSC modellen.

Nieuwe investeringsbesluiten worden daarom genomen op basis van de kostenramingen over de hele levenscyclus («Life Cycle Costs» of «LCC»). Bij het nemen van een voorkeursbeslissing is er zo goede informatie beschikbaar over de beheer- en onderhoudskosten van het voorkeursalternatief. Bij de voorkeursbeslissing wordt op basis van deze raming tevens een taakstellend budget vastgesteld voor zowel de aanleg als het beheer en onderhoud van het project. In het MIRT-spelregelkader is deze werkwijze al vastgelegd.

Voor de onderhoudskosten van voorgenomen areaaluitbreidingen -al dan niet middels DBFM- waarbij deze ramingsmethodiek nog niet werd toegepast, is eerder een reservering getroffen zonder deze toe te wijzen aan de netwerken (zie Infrastructuurfonds 2013, artikelonderdeel 18.12 «Nader toe te wijzen BenO en vervanging»). Op basis van LCC wordt binnen IenM continu bezien of en in hoeverre de onderhoudskosten van deze uitbreidingen passen binnen de bestaande kaders en afspraken. Voor het Hoofdwegennet heeft inmiddels een nadere analyse plaatsgevonden om de onderhoudskosten die voortvloeien uit deze aanlegbesluiten in kaart te brengen. Daarbij is duidelijk geworden dat recent gerealiseerde en toekomstige projecten gemiddeld meer onderhoudskosten met zich meebrengen dan het al bestaande areaal bijvoorbeeld door de toepassing van tunnels. Om deze onderhoudsuitgaven in de toekomst te kunnen bekostigen wordt in deze begroting een reservering getroffen van in totaal circa € 800 miljoen tot en met 2028. Deze reservering is opgenomen op artikelonderdeel 12.03 Verkenningen en Planuitwerking Hoofdwegennet (zie pagina 20, post « Reservering consequenties areaaluitbreiding op beheer en onderhoud «), Deze post is voor een deel afkomstig uit de al bestaande reservering op artikelonderdeel 18.12 en deels vanuit de Investeringsruimte Wegen, artikelonderdeel 12.07. Op een later moment kan een dergelijke reservering aan de orde zijn voor de hoofdvaarwegen en/of -watersysteem. Via de volgende begrotingen wordt de Kamer nader geïnformeerd hoe deze reserveringen verder worden ingezet voor het daadwerkelijke beheer en onderhoud van het betreffende areaal.

Ook voor Vervangingen en Renovaties (VenR) is een reservering getroffen (zie artikel 18.12). Vervangingen en renovaties betreffen de investeringen die bij het einde van de levensduur worden gedaan om de infrastructuur ook in de toekomst blijvend te laten voldoen aan de actuele gebruiksinten-siteiten, actuele wet- en regelgeving en/of in het algemeen op dat moment geldende maatschappelijke behoeften. De levensduur van een kunstwerk dat het einde van zijn levensduur nadert, kan worden verlengd met renovatie.

Het einde van de levensduur wordt bereikt wanneer:

– de constructie niet meer veilig is;

– de gewenste mate van functionaliteit niet meer geleverd wordt;

– het regulier onderhoud te frequent of te duur wordt.

De inzet op VenR is relevant, omdat het grootste deel van de infrastructurele kunstwerken in Nederland is gerealiseerd vlak na het midden van de vorige eeuw. Behalve dat ze relatief oud zijn, zijn ze ook in een tijd ontworpen waarin het niet voorstelbaar was dat de infrastructuur zo intensief gebruikt zou worden als nu het geval is, waarbij het vrachtverkeer zwaarder is en schepen groter zijn dan toentertijd verondersteld.

Ook veranderingen in de kosten voor olie, staal en arbeid, als ook kostenstijgingen vanwege de monumentstatus van gebouwen of kunstwerken zijn van invloed op de kosten voor Beheer en Onderhoud. Het ministerie monitort deze ontwikkelingen en het uitgesteld onderhoud en vormt zich een oordeel van de effecten op de kwaliteit van de infrastructuur. Als nieuwe maatregelen vanwege bijvoorbeeld prijsontwikkelingen nodig zijn, dan wordt dit in besluitvorming gebracht.

BIJLAGE 6 TOELICHTING ARTIKEL 13 SPOORWEGEN

In de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke Commissie Onderhoud en Innovatie spoor (Kamerstukken II, 2011/12, 32 707, nr. 16) is een pakket maatregelen aangekondigd om de informatievoorziening naar de Tweede Kamer beter en transparanter te maken (aanbevelingen 14 en 15). Een deel van deze maatregelen is verwerkt in de artikelsgewijze toelichtingen en de verdiepingsbijlagen. In deze bijlage wordt met name de informatie verstrekt die de aansluiting tussen de middelen op het Infrastructuurfonds en de bestedingen door ProRail betreft. In deze bijlage zijn de volgende onderdelen opgenomen:

A.    Specificatie inkomsten en uitgaven ProRail: Aansluiting tussen de verwachte inkomsten en uitgaven voor de periode 2013–2018.

B.     Specificatie apparaatskosten ProRail: Een specificatie van de apparaatsuitgaven van ProRail en de aansluiting op de bedragen in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 13.02

C.     Aansluiting tussen Infrastructuurfonds en ProRail: Een schematische weergave van de financiële stromen van de spoorinfrastructuur in 2014.

Onderdeel A – Specificatie inkomsten en uitgaven ProRail

Naast de rijksbijdragen voor beheer, onderhoud en vervanging, aanlegprojecten (MIRT) en rente en aflossing ontvangt ProRail ook gebruiksver-goeding van vervoerders en bijdragen van derden voor omgevingswerken (zowel aanleg als onderhoud). In onderstaande tabel is het totaaloverzicht opgenomen van de verwachte inkomsten en uitgaven van ProRail voor de periode 2013–2018.

 

Bedragen x € 1 mln

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Rijksbijdrage aanlegprojecten Bijdragen aanlegprojecten derden Rijksbijdrage beheer, onderhoud en vervanging Onderhoudsbijdragen derden Gebruiksvergoeding vervoerders Rijksbijdrage rente en aflossing

Totaal inkomsten ProRail

Uitbesteed werk nieuwbouw Uitbesteed werk vervangingen Uitbesteed werk beheer en onderhoud Apparaatskosten Rente en aflossing

Totaal uitgaven ProRail excl. BTW

Afdracht BTW (Belastingdienst)

Totaal uitgaven ProRail incl. BTW

 

880

945

1.114

1.090

1.118

1.020

307

306

259

232

180

180

1.279

1.264

1.239

1.148

1.245

1.319

45

52

43

42

42

42

262

269

329

331

335

339

48

17

17

17

17

17

2.821

2.853

3.001

2.860

2.937

2.917

948

999

1.094

1.047

1.018

937

359

347

425

379

469

545

632

657

604

589

588

583

408

397

390

377

371

365

45

14

14

14

14

14

2.392

2.414

2.527

2.406

2.460

2.443

429

439

474

454

477

474

2.821

2.853

3.001

2.860

2.937

2.917

Voor het jaar 2014 is in onderdeel C een schematische weergave van de financiële stromen spoorinfrastructuur opgenomen.

Onderdeel B – Specificatie apparaatskosten ProRail

In onderstaande tabel is een specificatie opgenomen van de apparaatsuitgaven van ProRail en de aansluiting op de bedragen in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 13.02.

 

Bedragen x € 1 mln

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Apparaatskosten niveau 2012 Taakstelling Regeerakkoord Rutte II1

Apparaatskosten niveau 2013 (zie onderdeel A)

Totaal apparaatsuitgaven ProRail (zie onderdeel A)

Waarvan inhuur Keyrail

Waarvan door te belasten aan investeringsprojecten

Beheer en onderhoud (incl. verkeersleiding)

Compensatie BTW

Apparaatskosten t.l.v. artikel 13.02

 

408

397

390

382

382

382

0

0

0

  • 5
  • 11
  • 17

408

397

390

377

371

365

408

397

390

377

371

365

  • 10
  • 10
  • 10
  • 10
  • 10
  • 10

110

  • 110
  • 110
  • 110
  • 110
  • 110

288

277

270

257

251

245

60

59

57

54

53

51

348

336

327

311

304

296

incl. BTW: 2016 € 6,825 miljoen; 2017 € 13,650 miljoen; 2018: € 20,475 miljoen

II c=> f 1=

U ^! ! II ■=> f

/\

 
   

BIJLAGE 7 LIJST VAN AFKORTINGEN

AKI                      Automatische Knipperlichtinstallaties

APB                     Activiteitenplan en Begroting

BDU                    Brede Doeluitkering

DBFM                 Design, Build, Finance, Maintain

DRIPs                  Dynamische Route-Informatie Panelen

EU                       Europese Unie

ERTMS               European Rail Traffic Management System

FES                     Fonds Economische Structuurversterking

HSL                     Hogesnelheidslijn

MIRT                   Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NOMO                Nota Mobiliteit

NS                       Nederlandse Spoorwegen

OV                       Openbaar vervoer

OV SAAL            Openbaar Vervoer Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad

PHS                     Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PKB                     Planologische Kernbeslissing

PMR                    Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PPS                     Publiek-private samenwerking

REP                     Ruimtelijk-economisch programma

RIS                      Rivier Informatie Systemen

SVIR                    Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

VROM                 Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.