Nederland en de Europese begrotingsafspraken
De lidstaten van de Europese Unie1 hebben begrotingsafspraken gemaakt om te voorkomen dat hun overheidsfinanciën uit de hand lopen waardoor andere lidstaten bij moeten springen. Deze afspraken houden in dat de staatsschuld van lidstaten onder de zestig procent van het bruto binnenlands product (bbp2) moet blijven en dat het begrotingstekort niet boven de drie procent van het bbp mag uitkomen.
Door de eurocrisis bleek het extra moeilijk om aan deze normen te voldoen. Nederland - destijds fel voorstander van het streng naleven van de begrotingsregels - overschreed de Europese normen zelf ook. In 2010 schoot het begrotingstekort omhoog naar 5,3 procent en het bleef tot 2012 boven de norm van drie procent.
Het Nederlandse begrotingstekort over 2020 kwam uit op 3.7 procent. Dit bracht de totale overheidsschuld op 54,7 procent van het bbp. Daarmee is het Nederlandse begrotingstekort hoger dan de norm van 3 procent die in het Stabiliteits- en Groeipact3 is vastgesteld. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden door de pandemie hoeven lidstaten zich pas in 2024 aan de begrotingsregels te houden, wat mogelijk nog verder wordt uitgesteld vanwege de economische effecten van de Russische invasie van Oekraïne. Helemaal de vrije hand krijgt Nederland niet. Eind 2022 toonde de Commissie zich kritisch op de brede steunpakketten en overige miljarden aan extra's die in het verschiet liggen; de tekorten lopen veel te snel op.
Inhoudsopgave
In 1997 spraken de Europese landen4 de toetredingseisen voor de eurozone5 af, het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact3. Op basis daarvan mag het begrotingstekort niet groter zijn dan drie procent van het bbp; de overheidsschuld moet lager zijn dan zestig procent van het bbp of in voldoende mate afnemen. Hierbij wordt rekening gehouden met het schuldverhogende effect van de deelname aan Europese crisismaatregelen.
De afspraken over begrotingsdiscipline werden vernieuwd en aangescherpt naar aanleiding van de schuldencrisis die in 2009 begon. Er werd een begrotingspact afgesloten waarin onder andere stond dat de begrotingsregels in de grondwetten van de lidstaten moesten worden opgenomen en dat overtreders van het pact konden rekenen op forse boetes. Nederland heeft zich sinds het uitbreken van deze crisis hard gemaakt voor sancties tegen landen die zich niet aan de begrotingsafspraken houden.
De Europese afspraken laten de nodige ruimte voor de lidstaten: die moeten hun tekorten terugdringen tot onder de drie procent, maar hoe ze dat doen bepalen ze zelf. De EU heeft wel een pakket aan verordeningen en richtlijnen uitgebracht waarin de nadruk wordt gelegd op structurele hervormingen die op lange termijn economische groei en werkgelegenheid bevorderen. De begrotingsplannen van de lidstaten worden daarop beoordeeld door middel van het Europees semester7. In dat kader maakt de Europese Commissie8 ieder jaar in februari een analyse van de economieën van de EU-lidstaten. De procedure van het Europees semester heeft betrekking op de begroting van het volgende jaar.
Nederlandse inzet hervormen begrotingsafspraken
Begin 2022 gaf Nederland aan mogelijk iets losser naar de eisen voor het snel terugbrengen van een te hoge staatsschuld te willen kijken. Tegelijkertijd wil Nederland het toezicht op de begrotingsregels anders regelen. De Commissie en de Raad toetsen en beoordelen de plannen en een nieuwe onafhankelijke instelling moet toetsen of een lidstaat zich aan de afspraken houdt. Als dit niet het geval blijkt, zouden er automatisch sancties moeten volgen.
Nederland maakt te weinig gebruik van EU-fondsen om te investeren in vergroening en digitalisering van de economie, zo stelde de Europese Commissie in haar aanbevelingen in mei 2023. In het kader van de vergroening vindt de Commissie ook dat Nederland minder afhankelijk moet worden van fossiele brandstoffen en meer moet inzetten op de middelen en vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie. Ook in de landbouwsector moet verduurzaming ondersteund worden.
Daarnaast beveelt de Commissie aan de overheidssteun in de energiesector af te bouwen tegen het einde van 2023. De steun zou gericht moeten zijn op de mensen die het echt nodig hebben. De staat moet werken aan het terugdringen van de staatsschuld. Verder vindt de Commissie dat de overheid meer moet doen om de woningnood en werkloosheid aan te pakken door obstakels voor investeringen in de bouwsector weg te nemen en door flexibele of tijdelijke contracten niet aan te moedigen.
De Commissie prijst de kracht van de Nederlandse economie en het hoge niveau van digitalisering. Ook stelt de Commissie vast dat Nederland maatregelen heeft genomen om belastingontwijking tegen te gaan. Maar net als in 2021 maakt de Commissie zich zorgen over 'onevenwichtigheden' in de Nederlandse economie. De Commissie is vooral bezorgd over te hoge schulden van bedrijven en huishoudens, die mede zijn veroorzaakt door de hoge huizenprijzen. Ook maakt de Commissie zich zorgen over de toenemende personeelstekorten. Tot slot loopt Nederland achteraan in Europa als het gaat om het uitfaseren van fossiele brandstoffen.
Vanwege deze problemen adviseert de Commissie om aan de slag te gaan met de uitvoering van plannen om het pensioenstelsel te hervormen en te zorgen voor voldoende woningen. Verder adviseert de Commissie de deeltijdeconomie te verkleinen en daartoe het gebruik van tijdelijke en flexibele contracten terug te dringen. Tot slot adviseert de Commissie om de inzet van hernieuwbare energie te bevorderen door meer in duurzame transport en landbouw te investeren.
Voor Nederland maakt de Commissie zich zorgen over de huizenmarkt en daarmee gepaarde schulden voor huishoudens, en over het structureel overschot op de handelsbalans. Volgens het Voorjaarspakket van het Europees Semester 2021 krimpt het Nederlands bbp met 3,7 procent. In 2021 is de verwachting dat de reële economische groei weer oppakt en uitkomt op 2,3 procent. Vanwege de coronapandemie zijn deze inschattingen heel onzeker.
Vanwege het te hoge begrotingstekort houdt het dagelijks bestuur van de EU Nederland extra in de gaten. De Europese Commissie maakt zich zorgen over enkele 'onevenwichtigheden.' Zo is de schuldenlast van burgers, mede door de hoge huizenprijzen, volgens de Commissie te hoog en blijft deze waarschijnlijk stijgen. Ook is het overschot op de Nederlandse handelsbalans, wat betekent dat Nederland meer exporteert dan importeert, volgens de Commissie aan de hoge kant.
Met een begrotingsoverschot en een dalende staatsschuld is de Commissie tevreden over Nederland. Toch was er ook een kritisch noot. Nederland zou meer moeten uitgeven dan ze deed volgens de Commissie, zeker gezien de fiscale ruimte die er is. Ook had Nederland slechts beperkte vooruitgang geboekt op alle landenspecifieke aanbevelingen die de Commissie voor 2019 had gedaan.
Aansluitend op de adviezen van de Commissie aangaande de coronacrisis beval de Commissie aan dat Nederland alle noodzakelijke maatregelen dient te nemen om het virus in te dammen en de economie te kunnen herstellen. Ook Nederland moet meer investeren in de gezondheidssector door het tekort aan werknemers in de zorg weg te werken en in te zetten op relevante elektronische hulpmiddelen voor de volksgezondheid. Ook moet Nederland sociale bescherming bieden voor zzp'ers.
Daarnaast moet Nederland meer investeren in de duurzame en digitale transitie. Tot slot werd Nederland gewaarschuwd om witwaspraktijken aan te pakken en effectief de Europese antiwitwaswetgeving te handhaven. Daarnaast moet Nederland stoppen met belastingontwijking mogelijk maken.
Jaar |
algemeen beeld |
staatsschuld 60%* |
begrotingstekort +/- 3%** |
aanbevelingen |
---|---|---|---|---|
2023 |
Positief
Negatief
|
|
||
2022 |
Positief
Negatief
|
51,0% |
0% |
|
2021 |
Negatief
|
52,5% |
-2.6% |
|
2020 |
Negatief
|
54,7% |
-3,7% |
|
2019 |
Positief
Negatief
|
48,5% |
+1,8% |
|
2018 |
Positief
Negatief
|
52,4% |
+1,5% |
|
2017 |
Positief
Negatief
|
57% |
+1,4% |
|
2016 |
Positief
Negatief
|
61,9% |
+0,1% |
|
2015 |
Positief
Negatief
|
64,6% |
-1,9% |
|
2014 |
Negatief
|
67,9% |
-2,3% |
|
*Schatting van de staatsschuld als percentage van het bbp.
**Schatting van het begrotingstekort als percentage van het bbp.
Indicator |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Begrotingstekort/-overschot overheid |
- |
- |
- |
- |
- |
-5,3% |
-4,4% |
-3,9% |
-3,0% |
-2,3% |
-1,9% |
0,1% |
1,4% |
1,5% |
1,8% |
-3,7% |
-2,6% |
Hoogte staatsschuld als % van BNP |
49,8% |
45,2% |
43,0% |
54,7% |
56,8% |
59,3% |
61,7% |
66,2% |
67,7% |
67,9% |
64,6% |
61,9% |
57,0% |
52,4% |
48,5% |
54,7% |
52,4% |
Bron: Eurostat
- 1.De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
- 2.Het bruto binnenlands product (BBP) is de totale waarde van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land zijn geproduceerd. Dit is het belangrijkste meetmiddel voor de marktwaarde van een land. De stijgingen en dalingen van het BBP zijn een graadmeter voor de ontwikkeling van de economie. In Nederland houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze cijfers bij.
- 3.In het Stabiliteits- en Groeipact spreken de landen die lid zijn van de Europese Unie af dat hun begrotingen in evenwicht zijn of een overschot hebben. Dat betekent dat de regeringen niet meer geld uitgeven dan ze ontvangen. Dat doel hoeft nog niet meteen bereikt te worden, maar de EU-landen moeten er wel naartoe werken. De afspraken zijn gemaakt in 1997.
- 4.Momenteel zijn 27 landen lid van de Europese Unie. De meest recente uitbreiding van de Unie vond plaats op 1 juli 2013, met de toetreding van Kroatië. Er wordt verder over uitbreiding gesproken met verschillende landen in Oost-Europa. Het Verenigd Koninkrijk is sinds 31 januari 2020 middernacht geen lid meer van de Europese Unie. Dat was het eerste land dat de EU verliet.
- 5.De eurozone bestaat uit de 20 EU-lidstaten die de euro hebben ingevoerd als wettig betaalmiddel. Deze lidstaten voeren gezamenlijk het eurobeleid. De landen waar de euro wel als betaalmiddel geaccepteerd wordt maar die geen lid zijn van de EU behoren niet tot de eurozone.
- 6.Dit verdrag is in januari 2012 gesloten tussen het merendeel van de lidstaten van de Europese Unie. Lidstaten die de euro als munt hebben moesten dit verdrag ondertekenen, lidstaten zonder de euro konden zich bij het verdrag aansluiten.
- 7.Het Europees semester is de jaarlijkse cyclus voor de afstemming van het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten van de Europese Unie. Binnen het kader van het semester analyseert de Europese Commissie de nationale begrotingen van EU-landen en geeft de landen vervolgens aanbevelingen, waarmee de lidstaten rekening moeten houden als zij hun nationale begroting voor het komende jaar opstellen.
- 8.Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
- 9.De Europese Unie heeft sinds het uitbreken van de eurocrisis in 2009 verschillende maatregelen genomen om eurolanden met financiële problemen bij te staan en om toekomstige problemen te voorkomen. Een belangrijk aspect is het beperken van het begrotingstekort en de staatsschuld van de eurolanden, ter uitvoering van de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact.
- 10.In 2010 werd duidelijk dat het Griekse begrotingstekort nog veel hoger was dan eerder gemeld. Griekenland was een financieel risico geworden en de rentes voor staatsleningen schoten omhoog. Midden in de financiële crisis die Europa op dat moment in haar greep hield dreigde Griekenland om te vallen. De stabiliteit van de euro was in gevaar en de andere eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) schoten het land vanaf 2010 herhaaldelijk te hulp met pakketten noodleningen. In augustus 2018 kon deze steun worden beëindigd en stond Griekenland formeel weer op eigen benen.
- 11.Na Griekenland was Ierland het tweede euroland dat in de financiële problemen kwam, doordat de Ierse regering in 2009 en 2010 een aantal banken van de ondergang redde. Hiermee was een bedrag gemoeid van ongeveer 50 miljard euro. De redding leverde Ierland een forse staatsschuld en een flink begrotingstekort op.
- 12.Spanje is hard geraakt door de economische crisis van 2008 en de daaropvolgende eurocrisis. De eens bloeiende vastgoedmarkt stortte in, banken kwamen in acute financiële problemen en de werkloosheid nam hard toe.
- 13.Italië is op financieel en economisch gebied vaak een zorgenkind binnen de EU. De economische groei blijft achter en de werkloosheid ligt ruim boven het Europees gemiddelde. In maart 2020 vroeg premier Conte de EU toestemming om het begrotingstekort met 0,35 procentpunt te laten oplopen vanwege de coronacrisis, die tot veel extra overheidsuitgaven leidde. De Europese Commissie liet weten dat de deze kosten buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van het financiële beleid van de Italiaanse regering omdat het een noodsituatie betrof.