Lijst van vragen en antwoorden over het rapport “Informatiehuishouding van het Rijk†van de Algemene Rekenkamer - Informatiehuishouding van het Rijk - Hoofdinhoud
Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 32307 - Informatiehuishouding van het Rijk.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Informatiehuishouding van het Rijk; Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden over het rapport “Informatiehuishouding van het Rijk†van de Algemene Rekenkamer |
---|---|
Documentdatum | 19-05-2010 |
Publicatiedatum | 20-05-2010 |
Nummer | KST323073 |
Kenmerk | 32307, nr. 3 |
Commissie(s) | Koninkrijksrelaties (KR), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de Rijksuitgaven (RU) en Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2009–2010
32 307
Informatiehuishouding van het Rijk
Nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 11 mei 2010
De commissie voor de Rijksuitgaven1, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2, en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties3 hebben een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 11 februari 2010 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «Informatiehuishouding van het Rijk. Overzicht van een dynamisch vraagstuk een achtergrondstudie» (Kamerstuk 32 307, nrs. 1 en 2).
De staatssecretarissen hebben deze vragen beantwoord bij brief van 10 mei 2010. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, Aptroot
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Van Bochove
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
Leerdam
De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven, Groen
1 Kamerstuk TK 2008–2009, 29 362, nr. 156.
2 Kamerstuk TK 2009–2010, 29 362, nr. 162 .
Inleiding
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn blij met de interesse van de commissies voor de ontwikkelingen in de keten om de Informatiehuishouding van de Rijksoverheid te verbeteren. De positief kritische vragen zijn reden om uitvoerig in te gaan op de vragen.
1
Wat is op dit moment de stand van zaken bij het project Wegwerken
Achterstanden Archieven en het programma Informatie op Orde?
Het «Project Wegwerken Achterstanden Archieven» is per 31-12-2008 succesvol afgerond. De formele afronding is per brief, d.d. 6 april 2010 aan de Tweede Kamer gecommuniceerd.
Het programma «Informatie op Orde» is verbreed tot het programma «Modernisering Informatiehuishouding» en loopt door tot 2015. Dit is op 7 juli 20091 aan de Tweede Kamer gecommuniceerd. Bijlage bij die brief is de voortgangsrapportage Informatie op Orde. Op 16 maart 20102 zijn in een vervolgbrief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de maatregelen uiteengezet voor de departementen, om in een periode van 5 jaar digitaal documentbeheer bij de beleidkernen te hebben ingevoerd. De eerste voortgangsrapportage hierover is voorzien voor eind 2010.
2
Acht u de huidige verdeling van verantwoordelijkheden voldoende robuust en eenduidig om de belangen van een goede informatiehuishouding van het Rijk te borgen?
In de kabinetsbrief Informatie op Orde3 is de verantwoordelijkheidsverdeling geëxpliciteerd, met name omdat de verschillende partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen op het terrein van de informatiehuishouding. Naast de specifieke verantwoordelijkheden van de bewindslieden van BZK en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is benadrukt dat alle ministers de algemene verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering en kwaliteit van de eigen informatiehuishouding. Door BZK en OCW worden algemene kaders ontwikkeld en ontwikkelingen gefaciliteerd. Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de implementatie hiervan in de eigen organisatie. Hiermee wordt recht gedaan aan de verschillen die er bij de departementen bestaan, en die gevolgen (kunnen) hebben voor de inrichting van informatiehuishouding. Er is op dit moment geen reden om hierin verandering te brengen.
3
In hoeverre zijn de extra verantwoordelijkheden die de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het gebied van de informatiehuishouding van de overheid hebben, toereikend om de beschreven problemen op te lossen?
Wij vinden de huidige verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bewindslieden van OCW en BZK helder, goed uitvoerbaar en voldoende om de ambities uit de genoemde brieven waar te maken. In goede onderlinge samenwerking met de departementen en ketenpartners, zoals het Nationaal Archief, richten we de processen zodanig in, dat optimaal recht wordt gedaan aan de verschillende functies van informatie, zoals verantwoording, bedrijfsvoering, en erfgoed, maar ook voor de recht- en bewijszoekende burger.
3
Kamerstuk TK 2005–2006, 29 362, nr. 101.
4
Welke instructies krijgen met name beleidsambtenaren in het digitale
tijdperk inzake het bewaren dan wel vernietigen van documenten?
Bij duurzame informatiehuishouding gaat het om het duurzaam toegankelijk houden van de essentiële informatie die nodig is voor de uitvoering van taken door de overheid. Die informatiehuishouding vormt de komende jaren voor de beleidsambtenaren een hybride (zowel papieren als digitale) omgeving. Bij de departementen zal de inhoudelijke instructie over het bewaren van digitale informatie daarom niet afwijken van die voor papier: alle informatie die nodig is om een bepaald besluit te reconstrueren zal conform de vastgestelde selectielijst bewaard moeten worden. Bewustzijn hierover bij de beleidsambtenaren is hiervoor noodzakelijk. Dit valt binnen de eigen verantwoordelijkheid van de ministers voor hun informatiehuishouding.
5
Hoe wordt bevorderd dat de aandacht voor het informatiebeheer op de
ministeries niet telkens wegebt?
Het kabinet heeft in december 2008 besloten om binnen alle departementen de rol van Chief Information Officer (CIO) te beleggen. Hiermee wordt aandacht voor de kwaliteit van de informatiehuishouding hoger in het management van overheidsorganisaties georganiseerd. De CIO is onder meer verantwoordelijk voor de departementale strategie voor informatievoorziening en ICT en bewaakt de toepassing van rijksbrede kaders.
Dit is tevens het antwoord op een deel van uw vraag 13.
6
Ziet u mogelijke financiële besparingen in de verbetering van de informatiehuishouding van het Rijk? Vormen de heroverwegingen ook een bedreiging voor de extra inspanningen om de achterstanden in de informatiehuishouding weg te werken?
De Heroverwegingen zijn nu vervat in een ambtelijk rapport, waarover nog politieke besluitvorming moet plaatsvinden. We kunnen op dit moment niet voorzien of en op welke manier de heroverwegingen effect hebben op de extra inspanningen om de achterstanden in de informatiehuishouding weg te werken. Wel leert de ervaring, dat de recente besparingsoperaties bij de ondersteuning van de kerndepartementen een druk leggen op de beschikbare middelen die nodig zijn voor de verbetering van de informatiehuishouding. De vorming van één archiefbewer-kingsorganisatie voor de Rijksoverheid, Doc-Direkt, beoogt een herschikking van bestaande voorzieningen, zodanig dat daarmee de efficiëntie vergroot wordt. Ook de aanpak bij de invoering van digitaal documentbeheer, waarbij gebruik gemaakt wordt van «best practices» levert na initiële ontwikkelkosten mogelijke besparingen op de langere termijn. De uitvoerende organisaties zijn veelal verder gevorderd met hun digitaal documentbeheer en vormen daarmee een goed voorbeeld voor oplossingen die door de kerndepartementen mogelijk over te nemen zijn. (zie ook vraag 9)
7
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen welke informatie al dan niet wordt bewaard? Hoe ziet de op de toekomst gerichte methode van waarderen en selecteren van archieven eruit?
Om te bepalen welke informatie bewaard wordt, wordt de zogenaamde pivotmethode gebruikt. In deze methode, die in de jaren ’80 werd ontwikkeld, worden in plaats van afzonderlijke documenten, de «hande-lingen»1 die door overheidsorganen worden verricht gewaardeerd. Omdat dit achteraf gebeurt, leidt het, mede door het hoge abstractieniveau en het grote aantal handelingen, tot vertraging in de bewerking van archieven. En is het een van de oorzaken van de achterstanden. Bij de aanpak van de reeds bestaande achterstanden in de papieren archieven moeten we binnen de gegeven omstandigheden proberen een versnelling te bereiken, zodat het doel bereikt wordt om in 10 jaar de achterstand weg te werken. Er wordt een nieuwe methode ontwikkeld waarin op basis van een analyse van de maatschappelijke en organisatorische context door het Nationaal Archief én een risicoanalyse door het verantwoordelijke departement, keuzes worden gemaakt. Hierbij is het uitgangspunt dat selectie plaatsvindt vanuit het perspectief van wat in ieder geval bewaard dient te blijven.
In de toekomst moet de zogenoemde «digitaal geboren» informatie vindbaar en toegankelijk gehouden kunnen worden. Er zal tijdig, bij de creatie van de informatie, en als geïntegreerd onderdeel van de informatiehuishouding, bepaald moeten worden welke informatie lang (duurzaam) toegankelijk gehouden moet worden. «Achteraf waarderen en selecteren» is in een digitale omgeving immers niet meer mogelijk. Daarenboven is het idee om de knelpunten en dilemma’s die zich op het terrein van digitale informatiebeleid en informatiebeheer kunnen voordoen af te handelen in een strategisch overleg per zorgdrager. Hiervoor wordt het bestaande driehoeksoverleg2 versterkt en verbreed. In de samenstelling van dit overleg wordt rekening gehouden met alle mogelijke belangen uit de informatieketen. In dit overleg zullen in ieder geval de CIO en de algemene rijksarchivaris zitting nemen. Door het ministerie van OCW/Nationaal Archief wordt in nauwe samenwerking met betrokkenen in de archiefketen van de rijksoverheid gewerkt aan de nieuwe selectiemethode. Het instrumentarium dat wordt ontwikkeld, wordt nu in diverse pilots getoetst. De staatssecretaris van OCW zal hierover eind 2010 aan uw kamer rapporteren.
1 Er zijn 6 categorieen: handelingen die betrekking hebben op 1) voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen; 2) evaluatie van beleid op hoofdlijnen; 3) verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren; 4) (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen; 5) de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt; 6) beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
2 Archiefbesluit 1995, artikel 3.
3 Kamerstuk TK 2008–2009, 29 362, nr. 156 .
8
Hoeveel mensen en middelen zijn er nodig om de huidige achterstand in
de papieren archieven versneld weg te werken?
In de brief aan de Tweede Kamer van 7 juli 20093 zijn de maatregelen uiteengezet om de huidige achterstand in de papieren archieven versneld weg te werken.
Door de oprichting van één Archiefbewerkingsorganisatie voor de Rijksoverheid, met daarbij een intensivering van ongeveer € 15 miljoen per jaar wil het kabinet de bestaande achterstanden in 10 jaar wegwerken. Hiermee worden 190 arbeidsplaatsen gecreëerd. Het betreft een intensivering in termen van de Vernieuwing Rijksdienst. De nieuwe organisatie Doc-Direkt is nu in oprichting en gaat op 1/1/2011 van start.
9
Welke maatregelen worden er genomen voor het tot stand brengen van
volledig digitaal werkende beleidskernen?
Het kabinet heeft in 2008 het startsein gegeven voor het programma Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR). Het programma levert een interdepartementale infrastructuur om plaats-, tijd-, en organisatieonaf-hankelijk te werken. Dat maakt het ook mogelijk om over organisatiegrenzen heen digitaal te kunnen gaan samenwerken. Het kabinet besloot daarnaast op 7 juli 20091, dat de Baseline Informatiehuishouding Rijksoverheid gehanteerd wordt bij de inrichting van de (digitale) informatiehuishouding. Deze basisset van normen, eisen en maatregelen is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving en internationale standaarden, welke eisen stellen aan de inrichting en de kwaliteit van de informatiehuishouding. Tevens is in de brief van 7 juli 2009 aangekondigd dat alle ministeries voor hun beleidskernen in een periode van 5 jaar digitaal documentbeheer hebben ingevoerd. Het kabinet besloot op 16 maart 20102 over de aanpak die de Rijksoverheid daarbij zal hanteren alsmede over de uitgangspunten die worden gehanteerd bij de inrichting van de informatiehuishouding.
Dit is tevens het antwoord op een deel van uw vraag 13.
10
Is in het verleden al eens onderzoek gedaan naar de opslagkosten die gepaard gaan met digitalisering van archiefmateriaal? Zo ja, wat waren de resultaten en is dit onderzoek volgens de regering afdoende om toekomstig beleid op te kunnen baseren? Zo neen, zou de regering hier nog eens onderzoek naar kunnen doen en daarbij de vraag kunnen betrekken welke digitale dragers het meest kostenefficiënt zijn.
Er is in het verleden meerdere malen onderzoek gedaan naar opslagkosten en naar kostenefficiency van verschillende digitale dragers. De constante ontwikkelingen op technologisch gebied maken die onderzoeksresultaten echter snel achterhaald. Het realiseren van digitaal duurzame toegankelijkheid van informatie kent meerdere variabelen, die vooral in samenhang moeten worden bezien. Ook de Algemene Rekenkamer wijst op een integrale aanpak van de problematiek.
De ontwikkelingen op dit gebied, nationaal en internationaal, zijn nog volop gaande. Hiervoor is specialistische kennis nodig die schaars is en dus adequaat moet worden ingezet.Het ligt voor de hand dat organisaties dit niet voor zichzelf proberen op te lossen maar samenwerking zoeken waar dit kan en zinvol is. In het programma «Modernisering Informatiehuishouding» wordt die samenwerking vormgegeven voor de Rijksoverheid.
Voor het permanent bewaren van digitaal archiefmateriaal heeft het Nationaal Archief het e-depot beschikbaar (zie ook eerdergenoemde brief van 16 maart 2010). De diensten die het Nationaal Archief aanbiedt aan de departementen, worden momenteel vormgegeven in samenwerking met onder andere de Justitiële Informatie Dienst, die een digitaal depot heeft ontwikkeld voor het werkveld van Justitie.
Het Nationaal Archief houdt zich actief bezig met het vraagstuk van permanente digitale toegankelijkheid van overheidsinformatie. Dit sluit aan bij de missie van de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid: «Bevorderen dat een organisatorische en technische infrastructuur tot stand komt voor duurzame toegang tot digitale informatie in Nederland».
11
Zullen er nieuwe en scherpere keuzes worden gemaakt in het selectiebeleid als het gaat om het wegwerken van de papieren archiefachterstanden? Hoe zal een nieuwe selectieaanpak eruit zien? Hoe wordt gewaarborgd dat er, gelet op het cultureel erfgoed en de historie van Nederland, geen kostbare informatie verloren gaat?
Kamerstuk TK 2008–2009, 29 362, nr. 156. Zoals in eerdergenoemde brief van juli 2009 is aangegeven is «anders
Kamerstuk TK 2009–2010, 29 362, nr. 162 . selecteren» een van de maatregelen om de papieren achterstanden weg
2
te werken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de analyses die ontwikkeld worden voor de nieuwe selectiemethodiek voor de toekomst. (Zie ook bij vraag 7.) Het doel van de nieuwe selectieaanpak is om sneller en preciezer te kunnen bepalen welke informatie bewaard dient te worden en dat de daarbij gemaakte keuzes kunnen worden verantwoord. Selectie wordt eenvoudiger en hanteerbaarder en de bewerkingscapaciteit wordt zo efficiënt en effectief mogelijk ingezet op de belangrijkste informatie. Eind 2010 zal de staatssecretaris van OCW, gelijk met de rapportage over de selectiemethodiek voor de toekomst ook over de aanpak van de achterstanden aan uw Kamer rapporteren.
Belangrijk voordeel van de nieuwe aanpak van achterstanden moet worden dat door bij de waardering, selectie en bewerking uit te gaan van de organisatie (in plaats van een beleidsterrein), het eenvoudiger is om de archieven van die organisaties te identificeren, in plaats van via de methode van institutioneel onderzoek per beleidsterrein. Daarnaast zal door uit te gaan van de organisatiestructuur van de archiefvormer reconstructie van de activiteiten (overheidshandelen) op hoofdlijnen altijd mogelijk zijn.
12
In hoeverre kunnen digitale en moderne middelen een bijdrage leveren aan het oplossen van het wegwerken van de papieren archiefachterstanden? Wordt er ook van die middelen gebruik gemaakt?
Vooralsnog zien we geen versnelling in bewerking of oplossing voor het wegwerken van papieren archiefachterstanden door gebruik te maken van digitale hulpmiddelen. Intern onderzoek heeft uitgewezen dat de papieren archiefachterstand met de huidige capaciteit scannen en daarmee digitaal beschikbaar maken, geen winst oplevert in tijd en kosten. Scannen betekent nog niet dat de informatie toegankelijk is, omdat er nog zoek-kenmerken toegevoegd moeten worden. Een zoekopdracht met zelfs de meest geavanceerde zoekmachines zou dan heel veel en vooral ook irrelevante resultaten leveren.
13
Wat wordt er gedaan opdat er op de ministeries sprake is van een duurzame informatiehuishouding? Wat wordt er gedaan opdat er sprake is van voortdurende aandacht en vasthoudendheid van de ambtelijke en politieke leiding voor een duurzame informatiehuishouding?
Deze vragen zijn beantwoord bij:
– vraag 5 (aandacht voor duurzame informatiehuishouding/ informatiebeheer geborgd) en
– vraag 9 (digitaal duurzame informatiehuishouding tbv digitaal werkende beleidkernen).
14
Hoe zal er, als het gaat om een duurzame informatiehuishouding, worden omgegaan met e-mailberichten, sms, twitter en andere ontwikkelingen? Wat is de visie van het kabinet als het gaat om het bewaren en ontsluiten van deze informatie? Welke selectiemethoden worden gehanteerd?
Bij duurzame informatiehuishouding gaat het om de essentiële informatie die ontvangen of gemaakt wordt bij de uitvoering van taken door de overheid. Daaronder vallen dus ook e-mail, sms, twitter en alle andere nieuwe vormen van digitale informatie. In hoeverre en hoe lang dergelijke informatie bewaard (en ook ontsloten) moet worden, is afhankelijk van de rol die die informatie in het proces heeft. Dit wordt vastgelegd in de selectielijst die voor een bepaalde overheidsorganisatie en de taken die deze uitvoert, geldt. De selectiemethode is niet anders dan voor andere (digitale) informatie.
15
Gaan de ministers een visie ontwikkelen op hoe om te gaan met de snelle veranderingen in de manier waarop de overheid en haar medewerkers communiceert en de manier van archivering daarvan?
Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken worden die zaken aangepakt die nodig zijn in de organisatie en voor het gebruik van informatie door de Rijksoverheid, om ontwikkelingen rondom e-overheid en plaats-, tijds-, en organisatieonafhankelijk werken optimaal te kunnen ondersteunen. Daarbij wordt ook de archivering (bewaring, ontsluiting) van Rijksoverheidsinformatie nader uitgewerkt, ongeacht het medium. Waar nodig worden de kaders verder uitgewerkt. Een voorbeeld hiervan is de e-mailgedragsrichtlijn uit de Baseline Informatiehuishouding Rijks-overheid.1 Zoals aangegeven in eerdergenoemde brief van 16 maart 20102, leidt de grotere zelfstandigheid in informatieverwerking tot de noodzaak van aanpassing van de kaders ten aanzien van het omgaan met informatie en bijvoorbeeld integer en eerlijk handelen. In die brief is ook aangegeven dat de kaders voor overheidsinformatie op orde gebracht worden en de samenwerking versterkt wordt, zodat de informatiehuishouding van de Rijksoverheid aan de veranderende informatiebehoeften van zowel de burger als de eigen medewerker kan blijven voldoen.
16
Wat is de reactie van het kabinet op het standpunt van de Algemene Rekenkamer dat de huidige initiatieven op termijn het vraagstuk niet afdoende zullen oplossen? Als het kabinet het eens is met de Algemene Rekenkamer, wat is het kabinet dan voornemens te doen, opdat het vraagstuk wel afdoende wordt opgelost?
De toenmalige minister van OCW en de staatssecretaris van BZK hebben in een eerdere reactie aangegeven de constatering van de Algemene Rekenkamer te delen dat het van groot belang is dat de overheid haar informatiehuishouding op orde krijgt en houdt. Zij onderstrepen de vaststelling van de Algemene Rekenkamer dat het onmogelijk is nu de zekerheid te hebben dat we de informatiehuishouding op orde gaan krijgen. Daarvoor is er teveel beweging op technologisch vlak. Die vrijwel constante onzekerheid over de technische mogelijkheden van de toekomst, vragen om een flexibele inrichting van de informatiehuishouding, die mee kan bewegen met de behoeften van de burgers en medewerkers. De bewindslieden wijzen op de aanpak zoals beschreven in de brief aan de Tweede Kamer van juli 2009 en van maart 2010.3 Bij de modernisering van de informatiehuishouding nemen de bewindslieden de bevindingen van de Algemene Rekenkamer ter harte.
1 Naar aanleiding van de motie Timmer (Kamerstuk TK 2008-2009, 31 700 VI, nr. 147) heeft de minister van BZK reeds aangekondigd de bekendheid met deze ambtelijke gedragscode te vergroten (Circulaire dd 7 december 2009, kenmerk: BZK-2009-0000662800).
2 Kamerstuk 2009–2010, 29 362, nr. 162.
3 Kamerstuk TK 2008–2009, 29 362, nr. 156, Kamerstuk 2009–2010, 29 362, nr. 162.
4 Zie: http://www.rekenkamer.nl/Actueel/ Onderzoeksrapporten/Introducties/2010/02/ Informatiehuishouding_van_het_Rijk? informatietype=reactie
17
Welke rol ziet u voor de Algemene Rekenkamer bij de verdere verbetering
van de informatiehuishouding van de overheid?
In reactie op de achtergrondstudie over de Informatiehuishouding van de Rijksoverheid hebben de toenmalige minister van OCW en de staatssecretaris van BZK aangegeven een actieve rol van de Algemene Rekenkamer toe te juichen. De interesse van de Algemene Rekenkamer voor deze problematiek zien zij als een steun in de rug. De bewindslieden herkennen zich in de bevindingen in de achtergrondstudie en beschouwen de inzichten van de Algemene Rekenkamer als handreiking om een effectieve aanpak uit te werken voor zowel de korte als langere termijn.4
1 Samenstelling:
Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature (CDA ). Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Vacature (PvdA), Kant, A.C. (SP), Vacature (CDA)), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Albayrak, N. (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL), Mastwijk, J.J. (CDA),
2 Samenstelling:
Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Remkes, J.W. (VVD), Bochove, B.J. Van (CDA), voorzitter, Joldersma, F. (CDA), Vries, J.M. de (CDA), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Dijk, J.J. van (CDA), Leerdam, J.A.W.J. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Kraneveldt-van der Veen, M. (PvdA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Leeuwen, H. van (SP), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Bosma, M. (PVV), Pechtold, A. (D66), Langkamp, M.C. (SP), Dijk, J.J. van (SP), Besselink, M. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Anker, E.W. (CU), Smits, M (SP) en Harbers, M.G.J. (VVD).
Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Yücel, K (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Atsma, J.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Uitslag, A.S. (CDA), Vietsch, C.A. (CDA), Schinkelshoek, J. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Timmer, A.J. (PvdA), Dam, M.H.P. Van (PvdA), Burg, B.I. van der (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Jonker, C.W.A. (CDA), Fritsma, S.R. (PVV), Ham, B. van der (D66), Bommel, H. van (SP), Leijten, R.M. (SP), Bouchibti, S. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Gerkens, A.M.V. (SP) en Broeke, J.H. Ten (VVD).
3 Samenstelling:
Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), Halsema, F. (GL), Staaij, C.G. van der (SGP), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Bochove, B.J. Van (CDA), Gerkens, A.M.V. (SP), Sterk, W.R.C. (CDA), Leerdam, J.A.W.J. (PvdA), voorzitter, Krom, P. de (VVD), ondervoorzitter, Griffith, L.J. (VVD), Boelhouwer, A.J.W. (PvdA), Algra, R.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Kalma, P. (PvdA), Schin-kelshoek, J. (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Brinkman, H. (PVV), Pechtold, A. (D66), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Leijten, R.M. (SP), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Bilder, E.J. (CDA), Anker, E.W. (CU) en Vacature (PvdA).
Plv. leden: Teeven, F. (VVD), Azough, N. (GL), Vlies, B.J. van der (SGP), Joldersma, F. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Polderman, H.J. (SP), Spies, J.W.E. (CDA), Wolbert, A.G. (PvdA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Zijlstra, H. (VVD), Vermeij, R. (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Heerts, A.J.M. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Remkes, J.W. (VVD), Roon, R. de (PVV), Ham, B. van der (D66), Bommel, H. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Wit, J.M.A.M. de (SP), Kraneveldt-van der Veen, M. (PvdA), Haersma Buma, S. van (CDA), Cramer, E.A. (CU) en Timmer, A.J. (PvdA).