Staatscommissie-Beel (1946)
De Staatscommissie1-Beel I werd op 22 februari 1946 bij koninklijk besluit2 ingesteld door het kabinet-Schermerhorn/Drees3. De commissie moest een voorstel doen voor een andere wijze van Grondwetsherziening4.
De staatscommissie kwam al op 1 april 1946 met een eindrapport. Een grondwetscommissie heeft nog nooit zo snel na haar aanstelling een eindverslag uitgebracht. Een meerderheid wilde af van de ontbinding en stelde voor om na aanvaarding van een Grondwetsherziening4 in tweede lezing een aparte Grondwetskamer te laten verkiezen, die zich zou buigen over het voorstel, als er geen tweederde meerderheid zou zijn in de gezamenlijke Staten-Generaal.
De regering5 nam dit advies over in een wetsvoorstel, dat het uiteindelijk niet haalde in de tweede lezing.
Inhoudsopgave
Gezien de te verwachten aanpassing van de verhouding met Indonesië zouden mogelijk meerdere wijzigingen van de Grondwet6 nodig zijn. Het kabinet7 vreesde dat dit opeenvolgende Kamerontbindingen8 nodig zou maken, hetgeen ongewenst werd gevonden.
naam |
Functie |
politieke kleur |
---|---|---|
minister van Justitie14 |
KVP |
|
minister van Overzeese Gebiedsdelen16 |
||
KVP |
||
Tweede Kamer |
SDAP24 (PvdA) |
|
Tweede Kamer |
VDB26 (PvdA) |
|
Eerste Kamer |
KVP |
|
Eerste Kamer |
SDAP (PvdA) |
|
Tweede Kamer |
||
Tweede Kamer |
||
Tweede Kamer |
Kritiek op de toenmalige procedure
De staatscommissie had veel kritiek op deze procedure. Zo vond ze het bezwaarlijk dat de ontbinding van de Tweede Kamer na de eerste lezing bij de laatste drie voorstellen tot wijziging van de Grondwet samen waren gevallen met reguliere ontbinding35. Hierdoor was er in het maatschappelijke debat minder aandacht voor de Grondwetswijzigingen omdat tal van andere verkiezingsthema's dominant waren. Daarnaast was het soms al duidelijk dat de opvattingen in de Staten-Generaal36 overeenstemden met de opvattingen van de kiezers. In dat geval was ontbinding volgens de commissie overbodig. Ten slotte zou het bezwaarlijk zijn dat een meerderheid in één Kamer een belangrijk wetsvoorstel tegen kon houden.
Voorstel nieuwe procedure
De staatscommissie stelde voor om de ontbinding van de Tweede Kamer in de procedure af te schaffen. Na de eerste lezing zou het voorstel met tweederde meerderheid van de gezamenlijke Staten-Generaal, in plaats van tweederde van beide Kamers, goedgekeurd moeten kunnen worden. Indien dit zou gebeuren, kon men ervan uitgaan dat de opvattingen in de Staten-Generaal overeen zouden stemmen met opvattingen van de kiezers.
Indien er geen tweederde meerderheid zou komen, zou er een Kamer voor Grondwetsherziening ingesteld moeten worden. Deze Kamer zou rechtstreeks door het volk verkozen moeten worden en evenveel leden moeten tellen als de Tweede Kamer, op dat moment nog honderd. Deze Kamer zou twee mogelijkheden hebben: het voorstel verwerpen of aannemen, amendementen werden door de staatcommissie uitgesloten. De commissie had geen bezwaren tegen een eventueel dubbelmandaat van leden van de Staten-Generaal die in de Kamer voor Grondwetsherziening zouden worden gekozen.
Kort na de publicatie van het eindrapport kwam het kabinet met een wetsvoorstel waarin het meerderheidsadvies was uitgewerkt. Dit voorstel werd in eerste lezing aangenomen, maar sneuvelde bij de tweede lezing in de Tweede Kamer.
Meer over
- 1.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij Koninklijk Besluit wordt ingesteld door de regering.
- 2.Een koninklijk besluit (KB) is een besluit van de regering dat zonder medewerking van de Staten-Generaal wordt genomen.
- 3.Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
- 4.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
- 5.De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
- 6.De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.
- 7.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 8.Als een kabinet gevallen is, wordt als regel de Tweede Kamer ontbonden. De regering heeft daar Grondwettelijk het recht toe. Door Kamerontbinding kan de regering bij een conflict een uitspraak van de kiezers vragen. Die 'regel' bestaat sinds 1972. Na een besluit tot Kamerontbinding moeten altijd binnen 40 dagen nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
- 9.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 10.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 11.Het ministerie van Binnenlandse Zaken had lange tijd de zorg voor veel overheidstaken, zoals onderwijs, binnenlands bestuur, het kiesrecht, nijverheid, kunsten en waterstaat. In 1877 en 1918 gingen belangrijke onderdelen over naar de nieuwe ministeries van Waterstaat, Handel en Nijverheid en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Enige tijd was Binnenlandse Zaken ook verantwoordelijk voor de volkshuisvesting (1937-1947). Vanaf 1933 had het ministerie de zorg voor de pensioenen, die daarvoor onder Financiën vielen. In de periode 1933-1946 was BiZa verder verantwoordelijk voor het radio-beleid. In 1923-1932 was de naam het ministerie Binnenlandse Zaken en Landbouw.
- 12.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 13.Vooraanstaande katholieke politicus en bestuurder, die in het eerste naoorlogse kabinet-Schermerhorn minister van Justitie werd. Kreeg als zodanig te maken met de inrichting van de bijzondere rechtspleging, de zuivering van rechtscolleges, zoals van de Hoge Raad, en de repatriëring van overlevenden van de Holocaust. Was voor de oorlog secretaris van de RKSP en directeur van het partijbureau. Na zijn ministerschap Eerste Kamerlid en burgemeester van Eindhoven en van Den Haag. In Eindhoven zette hij zich in voor de komst van de Technische Hogeschool en in Den Haag bevorderde hij onder meer de komst van het Congresgebouw. Stond als burgemeester bekend als een charmante en beminnelijke bestuurder.
- 14.Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
- 15.Minister van Overzeese Gebiedsdelen in het kabinet-Schermerhorn/Drees die te maken kreeg met het uitroepen van de Republiek Indonesia en de daarop volgende vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. Wilde niet met Soekarno onderhandelen vanwege diens banden met de Japanners tijdens de oorlog. Voerde op landgoed 'De Hoge Veluwe' wel besprekingen met andere Indonesiërs over de toekomst van Nederlands-Indië. Was voor de oorlog hoogleraar staatsrecht in Batavia (het latere Djakarta) en behoorde in Nederlands-Indië tot 'de Stuw'-groep van progressieve bestuurders en hoogleraren. Werd daarom in rechtse kringen gewantrouwd. Na zijn ministerschap korte tijd Tweede Kamerlid en daarna wederom hoogleraar, ditmaal in Leiden.
- 16.Dit ministerie was in februari 1945 de nieuwe naam van het ministerie van Koloniën. Vanwege het tijdens de Beztting uitgesproken voornemen om de verhouding met Nederlands-Indië en 'de West' te gaan wijzigen, werd de naam Koloniën niet langer wenselijk gevonden.
- 17.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 18.Liberale herenboer uit het Groningse land, die enige tijd (kort voor en na de Tweede Wereldoorlog) de liberale Tweede Kamerfractie leidde. Studeerde landbouwkunde in Duitsland. Kwam uit een familie met veel 'public spirit'. Was actief in diverse landbouworganisaties in Groningen en bestuurder van de Centrale Raiffeisenbank en was een deskundige op agrarisch gebied. Tijdens de crisis van de jaren dertig voorstander van overheidssteun aan de landbouwsector, wat niet alle liberalen hem in dank afnamen. Sloot zijn politieke loopbaan af als senator. Rustige, evenwichtige man die zichzelf bescheiden opstelde.
- 19.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 20.Liberaal is een negentiende eeuwse politieke stroming. Vanaf het einde van die eeuw wordt de term gebruikt om aanhangers aan te duiden van partijen die streven naar een grote mate van vrijheid voor het individu. Liberale partijvorming was er pas voor het eerst in 1885 toen de Liberale Unie werd opgericht.
- 21.Hoffelijke en opgewekte katholieke politicus en landbouwvoorman. Kwam uit de kring van de Boerenleenbank. Was eerst landbouwspecialist van de RKSP-fractie en later defensie-woordvoerder. Als minister van Defensie in het derde kabinet-Ruijs de Beerenbrouck in 1933 verantwoordelijk voor het bombarderen van het pantserschip 'De Zeven Provinciën' na een muiterij op dat schip. In het derde kabinet-Colijn was hij minister van Landbouw. Nadien fractievoorzitter en in die functie in 1939 verantwoordelijk voor het direct wegsturen van het vijfde kabinet-Colijn. Sloot zijn publieke loopbaan af als staatsraad.
- 22.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 23.'Rode advocaat' uit Nijmegen. Voor de oorlog justitie-woordvoerder van de SDAP en al snel vooraanstaand fractielid. Volgde in 1945 Drees op als fractievoorzitter en leidde in 1946 ook de eerste PvdA-fractie. Opereerde in die functie nogal solistisch. Kwam in 1951 in conflict met zijn partij over het beleid ten aanzien van Nieuw-Guinea en moest toen opstappen als fractievoorzitter. Pleitbezorger van Europese integratie, zorg voor het milieu, natuurbehoud en ontwikkelingssamenwerking. Was actief in het EGKS-parlement en het Europees Parlement. Kleurrijke, wat geaffecteerd sprekende, rebelse, maar ook vooruitziende figuur in sociaaldemocratische kring.
- 24.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 25.Vooraanstaande VDB- en later PvdA-politicus. Geboren in Nederlands-Indië waar hij bij een spoorwegmaatschappij werkte. Kwam in 1925 in de Kamer en was vanaf 1933 fractievoorzitter tijdens het de kabinetten-Colijn waaraan ook de VDB met Oud op financiën deelnam. Na de oorlog kozen Joekes en Oud wel voor de stap naar de PvdA, maar bedankte Oud daarvoor al spoedig. In de PvdA-fractie steunde Joekes de Indië-politiek hoewel hij altijd gematigd voorstander van zelfstandigheid van Indië was geweest. Als minister van Sociale Zaken in de kabinetten-Drees I en Drees II bracht hij belangrijke wetten tot stand zoals de Wet op de ondernemingsraden en de Werkloosheidswet. Stond bekend als een innemende gentleman, maar kropte gevoelens van onvrede soms te veel op.
- 26.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 27.Tilburgse burgemeester die enige tijd de katholieke fractie in de Senaat leidde, maar door ziekte vaak afwezig was. Was aanvankelijk advocaat en later wethouder en voorzitter van de Raad van Arbeid. Weigerde in 1944 Tilburgers aan te wijzen voor werkzaamheden in Zeeland en werd geïnterneerd in Sint-Michielsgestel. Keerde later dat jaar terug als burgemeester. Typische katholieke regent, die gerespecteerd werd door de bevolking.
- 28.Sociaaldemocratische bestuurder uit Haarlem. Begon met alleen lagere schoolopleiding als jongste bediende in een vooraanstaande uitgeverij en klom er op tot directeur. Intelligente conformistische sociaaldemocraat, die raadslid, wethouder en burgemeester van Haarlem was. Voor en na de oorlog lid van de Eerste Kamer. Was in 1947 in Utrecht de eerste socialistische Commissaris van de Koningin en eindigde zijn politieke loopbaan als staatsraad. Selfmade man, vrijdenker en zeer doortastende allround bestuurder, die enige ijdelheid niet vreemd was. Kleedde zich steeds met opmerkelijke zorg.
- 29.Bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer voor de ARP en drieëntwintig jaar de zeer dominante fractie- en partijvoorzitter, wiens wil in de fractie wet was. Zoon van een haringvisser uit Maassluis die al op jonge leeftijd ging werken. Subliem product van de Gereformeerde Jongelingsvereniging en typische mannenbroeder. Autodidact. Was in Rotterdam enige tijd wethouder. Fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer vanaf de jaren dertig en opvolger van Colijn. Tijdens de bezetting moedig, karaktervast en onverzettelijk. Overleefde het beruchte kamp Mauthausen, maar zei in 1945 tegen Wilhelmina: ik ben niet veranderd. Ageerde met zijn krachtige, sonore stemgeluid tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Beel en -Drees. Hield de ARP na de oorlog lange tijd in isolement. Verliet in 1956 de politiek en was nog ruim twee jaar staatsraad.
- 30.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 31.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 32.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 33.Bekende communistische voorman van de CPN na de Tweede Wereldoorlog die met Paul de Groot de CPN leidde. Bij vier verkiezingen lijsttrekker. Had Friese ouders; zijn vader werkte bij de tram in Amsterdam. Werkte zelf voor de oorlog als meterhersteller bij het Gemeentelijk elektriciteitsbedrijf van Amsterdam. Speelde als 'blonde Freek' een belangrijke rol in het verzet. Na de oorlog fel tegenstander van onder meer het bondgenootschap met de VS en van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Kwam daarbij enkele malen in aanvaring met de Kamervoorzitter, omdat hij de orde verstoorde. Mocht desondanks toch op sympathie van zijn medeleden rekenen. Brak in 1958 samen met onder anderen Gortzak met de CPN na een conflict over de positie van de Eenheids Vakcentrale. In 1959 via een eigen lijst niet herkozen.
- 34.De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
- 35.De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.
- 36.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.