Verslag algemeen overleg van 17 juni 2004 over onder meer Actieprogramma bewust veiliger - Veiligheidsregio's - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29517 - Veiligheidsregio's.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Veiligheidsregio's; Verslag algemeen overleg van 17 juni 2004 over onder meer Actieprogramma bewust veiliger |
---|---|
Documentdatum | 19-07-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST78568 |
Kenmerk | 29517, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Koninkrijksrelaties (KR) en Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2003–2004
29 517 26 956
Veiligheidsregio’s
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004
Nr. 2
1 Samenstelling:
Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Lazrak (Groep Lazrak), Dubbelboer (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerd-mans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Cqörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD) en Eski (CDA).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 19 juli 2004
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 17 juni 2004 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– het kabinetsstandpunt inzake veiligheidsregio’s (29 517); – voortgangsrapportage Actieprogramma bewust veiliger (26 956, nr. 20).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Bochove (CDA) merkt op dat er in sommige regio’s een zekere vrijblijvendheid bestaat, terwijl men zich in andere regio’s bewust is van het belang van goede samenwerking bij de voorbereiding van rampenbestrijding. Als het goed loopt, hoeft er niets te veranderen, maar als het niet goed loopt, moet er worden bijgestuurd. Welke kwaliteitseisen worden hierbij gesteld?
De voorbereiding van rampenbeheersing is een taak van het lokaal bestuur. Het gezag daarover berust bij de burgemeester, maar het beheer kan zo nodig ook op regionaal niveau worden geplaatst. De rol van vrijwilligers bij de lokale uitrukeenheden van de brandweer is van groot belang. Er wordt veel gevraagd van deze vrijwilligers, die veel moeten oefenen voor de veiligheid. In de brief wordt nauwelijks ingegaan op het belang van de maatschappelijke inbedding van de brandweer op lokaal niveau en op de rol van vrijwilligers en van professionals in de lokale korpsen. Het werven van vrijwilligers is voor veel burgemeesters een bron van zorg. Is de minister bereid om samen met de gemeentes een campagne te starten om vrijwilligers te werven?
Wat is de meerwaarde ervan om beroepsbrandweerlieden in regionale dienst te nemen en deze vervolgens te detacheren bij de gemeenten? Het is van belang dat er wordt samengewerkt en dat deskundigheid wordt gedeeld en gespreid. Regionalisering van een deel van de taken van de brandweer is noodzakelijk, maar zij wordt op ondoordachte wijze ingevuld. Het verdient de voorkeur om de rol van de brandweer op gemeentelijk niveau te behouden en te zorgen dat deze ook een regionale functie kan vervullen. De doorzettingsmacht van het regionale hulpverleningsbesturen is al in de
WGRgeregeld. Is de minister van plan om deze op een andere manier te regelen? Kunnen de provincies hierbij een rol vervullen? Er is advies gevraagd over de uitwerking van de bestuursstructuur van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR), maar daarbij is gekozen voor een voorzichtige aanpak. Er wordt nog gewacht op het deeladvies van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de volksgezondheid en zorg over de bestuurlijke, organisatorische en financiële opzet van de GHOR. Als dat advies er is, moet de samenwerking daadkrachtig ter hand worden genomen.
In de brief wordt wel ingegaan op de rol van politie, brandweer en GHOR, maar niet op die van het defensieapparaat, dat in toenemende mate wordt betrokken bij grootschalige evenementen, en dat grote deskundigheid en een goede organisatie kan inbrengen. Kan het inpassen van het defensieapparaat als tiende punt worden toegevoegd aan de lijst van negen punten?
In de brief over de beleidsnota rampenbestrijding wordt ingegaan op de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid. Op veel terreinen wordt naar de overheid gekeken, maar er is ook een verantwoordelijkheid van de individuele burger of van groepen burgers. Hierover kan de overheid actiever communiceren met de burgers.
De heer Cornielje (VVD) merkt op dat de VVD-fractie voorstander is van samenwerking van rood, wit en blauw in veiligheidsregio’s, maar dat er grote verschillen in organisatie en werkwijze bestaan. De politie werkt voornamelijk met professionals en de brandweer met vrijwilligers. Daarnaast zijn de financiering en de democratische controle verschillend geregeld. De samenwerking op regionaal niveau moet goed geregeld zijn, als zich rampen of grootschalige ongelukken voordoen, maar het integraal veiligheidsbeleid is en blijft een lokale aangelegenheid. De brandweer en de GHORvallen onder lokaal bestuur of verlengd lokaal bestuur. Hierbij wordt aangesloten bij de gebiedsindeling van de politieregio’s en bij de bestuurlijke hoofdstructuur, omdat de fout van 1993 niet herhaald moet worden, zoals de Raad voor het openbaar bestuur heeft opgemerkt. De VVD-fractie is van mening dat er in iedere regio ten minste drie coördinerende functionarissen moeten zijn, te weten een korpschef, een brandweercommandant en een geneeskundige functionaris. Zij kunnen de leiding op zich nemen, als het erop aankomt. Per regio kan daarvoor iemand worden aangewezen. In Groningen stad en ommelanden is dat bijvoorbeeld de regionale brandweercommandant van Groningen, maar in een landelijk gebied zoals Drenthe kan die rol worden vervuld door een externe functionaris. Dat is een andere benadering dan om eerst mensen naar de regio over te brengen en deze vervolgens te detacheren. In een politieregio wordt het bestuur gevormd door de korpsbeheerder en de burgemeester. Het zou goed zijn als de burgemeester ook een rol speelt bij het verlengd lokaal bestuur voor de brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Daardoor ontstaat een personele unie, omdat de burgemeesters toch al openbare orde en veiligheid in hun portefeuille hebben. Er zijn dan drie colleges, met drie verschillende functies, maar met dezelfde mensen. Op die manier kan de democratische controle ook beter worden georganiseerd. Een knelpunt wordt gevormd door de opschaling bij grootschalige ongeregeldheden, ongevallen en rampen, die nu is geregeld in de artikelen 10, 11 en 12 van de Wet rampen en zware ongevallen. De bevoegdheid berust allereerst bij de burgemeester, bij grootschalige rampen bij de commissaris van de Koningin en bij heel grootschalige rampen bij de minister van Binnenlandse Zaken. Gaat de bevoegdheid in de nieuwe situatie over van de burgemeester naar de voorzitter van een van de 25 veiligheidsregio’s en dan naar de minister? Zit de commissaris van de Koningin er nog tussen of heeft de provincie alleen een rol als toezichthouder? Toen er een
watersnoodramp dreigde te ontstaan bij Ochten bij Nijmegen, was niet duidelijk wie de verantwoordelijkheid had.
In een visiedocument van de heren Meijer en Smit uit de regio IJssel-Vecht wordt erop aangedrongen om de doorzettingsmacht niet dwingend op te leggen, omdat het instrumentarium van de WGRvoldoende is. In de situatie van lokaal en verlengd lokaal bestuur kan de provincie wel een functie vervullen, als de regio er niet uitkomt.
In de integrale veiligheidsplannen moet ook aandacht worden besteed aan de lokale inbedding van politie en brandweer. Het aandeel van de vrijwillige politie loopt terug, net als van de vrijwillige brandweer in sommige plaatsen, maar dit moet juist gestimuleerd worden. Als er een ramp heeft plaatsgevonden, kan er geen beroep worden gedaan op een professionele organisatie, maar moeten er mensen gemobiliseerd kunnen worden, bijvoorbeeld door de plaatselijke afdeling van het Rode Kruis. Het IPO is over het algemeen positief, maar is van mening dat de organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen te complex is, terwijl de financiering van de basiszorg en het oefenbeleid nog onduidelijk zijn. Wanneer komt het advies van de Raad voor openbaar bestuur en de Raad voor volksgezondheid?
Er is nog een heel traject te gaan van het voorbereiden van wetgeving, het maken van bestuurlijke afspraken en het opstellen van kwaliteitscriteria voor de evaluatie. Er circuleren allerlei concepten bij de VNG en het IPO, waarover veel onduidelijkheid bestaat in het veld. De koers is uitgezet, maar het is van belang dat er openheid is over het verdere proces.
Mevrouw Van Heteren (PvdA) is positief over het kabinetsstandpunt over de motie-Meijer en over een deel van het proces. Het beleid moet duidelijk, daadkrachtig en consequent zijn, volgens de minister, maar dat is nog niet overal het geval. De nota over veiligheidsregio’s kan worden beschouwd als een zoektocht naar een goede bestuurlijke en operationele organisatie van de diensten die betrokken zijn bij rampenbestrijding. Er is veel aandacht besteed aan de invulling van de bestuurlijke verantwoordelijkheden, waarbij met allerlei overkoepelende organisaties gesproken, maar de vraag is in hoeverre zij ook voor de uitvoerders spreken. De inspectie voor de openbare orde en veiligheid van het ministerie van BZK heeft ook onderkend dat er soms een spanning bestaat tussen het bestuurlijke en het operationele proces.
Een van de conclusies van het bestuurlijke overleg is dat er een goede koers is uitgezet. Er is afgezien van de categorale opheffing van de gemeentelijke brandweerkorpsen en wat er op gemeentelijk en op regionaal niveau gebeurt, wordt opnieuw verkaveld. Bij de uitvoerenden is enige onrust ontstaan, omdat men vreest voor bureaucratisering en ondoorzichtigheid, als bepaalde taken op regionaal niveau worden uitgevoerd. Een andere vraag is of de veiligheidsregio’s wat hun reactiestructuur betreft voldoende zijn toegerust voor meer grootschalige rampen. Hierover heeft een besloten hearing plaatsgevonden, maar er moet nog verder over nagedacht worden.
De heer Slob (ChristenUnie) merkt op dat er nog enige twijfel bestaat of verdere regionalisering van het beheer van de brandweer de juiste koers is. Bij het debat over Volendam bleek de inbedding van de brandweer in de ambtelijke en bestuurlijke organisatie juist een van de problemen te zijn. Door een groot aantal brandweercommandanten is een brief gestuurd over de knip die in de veiligheidsketen wordt aangebracht, waarbij een deel regionaal en een ander deel lokaal wordt ondergebracht. Dit is in strijd met het project versterking brandweerorganisatie dat tot doel heeft om de samenhang in de keten te versterken. De invoering daarvan is versneld na de rampen in Enschede en Volendam. Heeft de minister hierover gesproken met het veld en met de gemeenten?
Het is van groot belang dat er een herkenbare lijn is tussen het lokaal bestuur en het uitvoerend personeel. Verder ligt het meer voor de hand om brandweerlieden van de gemeente te detacheren op regionaal niveau dan om lokale functionarissen in dienst te laten nemen door de regionale brandweer en deze dan weer op lokaal niveau in te zetten. Bij verschillende regio’s, zoals Gelderland-Midden, bestaat bezorgdheid dat de voorgestelde structuurwijzigingen negatieve gevolgen hebben voor de positie van de vrijwilligers, die de kurk zijn waar de lokale brandweer op drijft.
Het antwoord van de minister
De minister merkt op dat er veel aandacht wordt besteed aan kwaliteitsverbetering van de rampenbestrijding. In het actieprogramma Bewust veiliger uit 2002 wordt ingegaan op bestaand beleid en nieuwe beleidsinitiatieven. De vier thema’s daarbij zijn versterking van het veiligheidsbewustzijn, het kwaliteitssysteem en het toezicht daarop, versterking van de rampenbeheersing als opmaat voor de veiligheidsregio en versterking van de brandweer. Er zijn inmiddels resultaten geboekt. Er is één gebiedsindeling of territoriale congruentie voor brandweer, politie en GHORtot stand gekomen. Verder wordt de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding binnenkort gepubliceerd in het Staatsblad. Daarmee is een impuls gegeven aan een planmatige aanpak bij de uitvoering van de rampenbestrijding.
Een belangrijk punt is dat de rampenbeheersing nog te complex en op veel onderdelen te vrijblijvend is. Het kan wel en soms doet men het ook, maar te vaak doet men het nog niet. Zowel de Rekenkamer als de commissie-Alders is daarom tot de conclusie gekomen dat de oprichting van veiligheidsregio’s noodzakelijk is. Dit sluit ook aan bij de motie-Meijer, die breed is gesteund. Hierover bestaat overeenstemming met VNG, IPO en andere betrokken partijen.
Na de verschijning van het advies van de Raad voor openbaar bestuur is uitvoerig overleg gevoerd met de VNG en de beroepsorganisaties. Een dilemma daarbij was dat gemeentebesturen als werkgever optreden bij de brandweer. De gemeentebesturen zijn het eerste aanspreekpunt voor de minister, maar daarnaast moet er goed overleg worden gevoerd met de beroepsorganisaties. Een groot aantal bestuurlijke partijen is bijeen geweest in sociëteit De Witte om hierover te spreken. Zowel bij de gemeenten als bij de brandweer bestaan verschillende opvattingen over de vraag of meer zaken regionaal moeten worden geregeld, maar er is ook een grote mate van gelijkgericht denken, met nuances. Als er overeenstemming is op bestuurlijk niveau, kan er ook ruimte worden gegeven voor maatwerk. Er is afgesproken dat in 2006 het een en ander geregeld moet zijn.
Er is een paar maanden geleden in een algemeen overleg gesproken over een aantal operationele zorgen. De minister heeft niet de illusie dat het goed is geregeld, als er overeenstemming is bereikt bij het polderen of als het op papier is gezet. Er wordt ook gekeken naar de inspectierapporten en geluisterd naar de signalen die in de praktijk worden gegeven. Er is afgesproken dat de invulling gezamenlijk plaatsvindt en dat maatwerk per regio mogelijk is. Het gezag over het optreden van hulpdiensten bij grote ongevallen en rampen blijft onverkort bij de burgemeester. Er is sprake van een bestuurlijke fusie van de regionale brandweer en de GHOR. De politie is hierbij niet aan de orde, omdat deze een andere bestuursstructuur kent. Dit punt komt terug bij de evaluatie van het politiebestel. Er moet verplicht worden samengewerkt door de verschillende hulpdiensten, en de afstemming moet worden verbeterd. Met de veiligheidsregio worden verbeteringen aangebracht wat betreft schaalgrootte, slagkracht van het regionaal bestuur, uitvoering van landelijke projecten en een uniform hulpverleningsniveau. Veel gemeenten
hebben niet voldoende capaciteit, kennis en ervaring op het gebied van brandweer, rampen en crisisbeheersing. De lokale brandweerzorg is vooral gericht op repressie en preventie. Proactie en voorbereiding op rampenbestrijding zijn vaak onderbelicht. Door de veiligheidsregio kunnen hierbij schaalvoordelen en efficiencywinst worden behaald. Preventie blijft een belangrijke lokale taak, maar bij oefeningen of proactie is de invalshoek voornamelijk regionaal. De meeste repressieve taken, zoals melding, officier van dienst, bijstand en expertise, zijn al regionaal georganiseerd, omdat dat noodzakelijk is uit het oogpunt van professionalisering. Management development is vaak ook beter te realiseren op regionaal niveau dan op lokaal niveau.
In veel gevallen is de slagkracht van het regionaal bestuur onvoldoende, als het gaat om de brandweer en de GHOR. Deze kan worden verbeterd door het bestuur besluiten bij meerderheid te laten nemen. In het kabinetsstandpunt wordt aangekondigd dat doorzettingsmacht wordt afgedwongen door deze bestuurlijke en juridische vormgeving. Noodzakelijke besluiten moeten genomen kunnen worden, ook als een minderheid er niet voor voelt. Dat kan men ook regelen op basis van de WGR, maar in veel gevallen gebeurt dat niet. In gevallen waarin noodzakelijke besluiten achterwege blijven, omdat een paar kleine gemeenten dat proces niet kunnen of willen meemaken, moet er worden voorgeschreven. De provincie heeft ook een bepaalde positie in de WGR-structuur, maar daar wordt in de praktijk te weinig gebruik van gemaakt. Door de versterking van de regio wordt de aansluiting met landelijke projecten, zoals C2000, verbeterd, zodat deze sneller en beter kunnen worden uitgevoerd.
Er is geen landelijk minimum vastgesteld voor het niveau van zorg van de brandweer en van de GHOR. Er zijn grote verschillen tussen gemeentelijke en regionale brandweer- en GHOR-organisaties wat betreft schaal, kwaliteit en kwantiteit. Dit kan worden verbeterd door het beheer van de brandweer verder te regionaliseren. Nauwe samenwerking tussen regionale en gemeentelijke brandweer is noodzakelijk. Het personeel moet vanaf een bepaald schaal/functieniveau in regionale dienst komen. Dit geldt in ieder geval voor leidinggevenden, maar ook voor schaarse specialistische functies. De lokale uitrukeenheden blijven ongewijzigd. Bevelvoerders en brandwachten blijven in gemeentelijke dienst. Voor 83% van de brandweermensen, te weten de vrijwilligers of parttime professionals, verandert er niets. De benadering van maatwerk laat toe dat gemeenten verdergaande stappen nemen, als zij dat willen.
De minister onderschrijft het belang van vrijwilligers voor de brandweer en voor de politie. Het kabinet is bereid om een stimuleringsbijdrage te geven aan campagnes hiervoor en om eventuele barrières in de regelgeving op te ruimen. Bij werkbezoeken heeft de minister gesignaleerd dat er spanning kan bestaan tussen de hogere eisen die op het gebied van professionalisering worden gesteld, terwijl de opleiding gelijk is gebleven, en de afnemende bereidheid van werkgevers om mee te werken. De opleiding moet wellicht meer functiegericht zijn. Hierover kan op korte termijn overleg worden gevoerd met de betrokken organisaties. De versterking van de bevoegdheden van de regionale commandant voor beheer en operationele zaken vormt ook een bijdrage aan een uniform hulpverleningsniveau. Deze moet erop toezien dat er in de regio voldoende lokale uitrukeenheden beschikbaar zijn, met kwalitatief en kwantitatief goed personeel en materieel. De GHORmoet zowel bestuurlijk als inhoudelijk worden versterkt. BZK is bestuurlijk verantwoordelijk voor het GHOR-bestuur, de regionale geneeskundige functionaris en het GHOR-bureau. Via het besluit doeluitkering rampenbestrijding wordt bijgedragen aan de financiering van een sterke GHOR-regio. Het kabinet wil deze bestuurlijke versterking onder andere realiseren door de besturen van GHORen van de regionale brandweer te integreren en door adequate invloed van de GHORop het ambulancedeel van de gemeenschappelijke
meldkamer te regelen. Hierover zijn afspraken gemaakt met VWS, die geborgd zullen worden in de nieuwe Wet ambulancezorg. De afspraken over de afbakening tussen de ministeries van BZK en VWS zijn vermeld in de brief van 6 april. De minister van VWS is onder alle omstandigheden medisch-inhoudelijk verantwoordelijk voor de geneeskundige hulpverlening, zowel voor de dagelijkse zorg als bij grootschalige calamiteiten. De zorgsector, te weten ziekenhuizen, ambulancediensten, meldkamers en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, moet zich daadwerkelijk voorbereiden op grootschalige inzet.
De samenwerking is op vier gronden geborgd. Het openbaar bestuur geeft een zwaarwegend advies over de aanvraag, voordat de minister van VWS een vergunning verleent. In het regionaal ambulanceplan wordt een GHOR-paragraaf opgenomen, waarvan de inhoud aansluit bij het organisatieplan van de GHOR. Het openbaar bestuur stelt de meldkamer in en wijst de locatie aan, zodat er een gemeenschappelijke meldkamer wordt gerealiseerd. In de Wet rampen en zware ongevallen is geregeld dat de burgemeester bij een ramp het opperbevel heeft. Een goede samenwerking met de GGD moet onder meer door de organisatorische inbedding van de GHORbinnen de GGD worden gewaarborgd. Gelet op de ervaring en de deskundigheid van de GGD op het gebied van grootschalige gezondheidsincidenten zoals infectieziekten, acht het kabinet het wenselijk dat er bij de GGD, net als bij regionale ambulancevoorzieningen, wordt gestreefd naar territoriale congruentie op het niveau van de veiligheidsregio’s.
Het kabinet zal op zeer korte termijn spreken over een plan ter verbetering van de crisisbeheersing en versterking van de competenties dat ook naar de Kamer wordt toegestuurd. Daarin wordt ingegaan op de positie van de burgemeester en van de commissaris van de Koningin. Bestuurlijke toestanden zoals zich bij Ochten hebben voorgedaan, moeten worden voorkomen door meer duidelijkheid te scheppen. In september zijn de bestuurlijke afspraken tussen militaire en civiele organen gereed. Deze kunnen als tiende punt aan de lijst worden toegevoegd.
De minister is van mening dat in overleg met de VNG en andere betrokken partijen een kwalitatieve versterking kan worden doorgevoerd. Het streven is om het draagvlak hiervoor bij de uitwerking te verstevigen.
Nadere gedachtewisseling
De heer Van Bochove (CDA) benadrukt dat de overheid actiever kan communiceren over verantwoordelijkheid van de burgers voor de veiligheid. Bij de uitvoering van de plannen zal nog fine-tuning plaatsvinden van wat er lokaal en wat regionaal moet gebeuren. Een belangrijk punt bij de beoordeling hiervan is of men met alle betrokken partijen tot een passende oplossing is gekomen.
De heer Cornielje (VVD) is van mening dat nog niet duidelijk is of de stafdiensten ook op regionaal niveau worden gesitueerd. Er worden in ieder geval een korpschef en een brandweercommandant op regionaal niveau voorgeschreven. Wordt er ook gestreefd naar een personele unie bij de verschillende besturen? Het is van belang om aandacht te besteden aan de positie en de opleiding van vrijwilligers, die op lokaal niveau zijn ingebed. Kan aan de kabinetsreactie op het advies van de raden voor het openbaar bestuur en voor de volksgezondheid over de Wet ambulancezorg en de GGD een overzicht van de functies die naar het regionale niveau worden overgeheveld, worden toegevoegd?
Mevrouw Van Heteren (PvdA) merkt op dat pas bij de uitvoering duidelijk wordt of deze concepten in de praktijk werken. Het is niet duidelijk of het knelpunt bij de GHORen het ambulancevervoer wordt opgelost met de
voorstellen uit de brief van 6 april. Verder is niet duidelijk hoe de opscha-ling bij grootschalige rampen wordt uitgewerkt.
De heer Slob (ChristenUnie) is van mening dat vrijblijvendheid bij rampenbestrijding na de rampen bij Enschede en Volendam niet meer aan de orde is. Er wordt hard gewerkt om de kwaliteit te verbeteren. Het is een langetermijnproces waarbij de troepen ervan overtuigd moeten zijn dat men de goede richting is ingeslagen. Er is gekozen voor regionalisering van het beheer, maar men had ook kunnen kiezen voor versterking van de bestaande regionale samenwerking. Als gemeenten achterblijven, kan er druk op hen worden uitgeoefend in plaats van tot een structuurwijziging over te gaan. De lokale verankering van het personeel is een cruciaal aspect. Bij de nadere uitwerking moet ook op deze principiële vraag worden ingegaan en niet alleen op de details. Een breed draagvlak is van groot belang voor het slagen van deze operatie.
De minister merkt op dat je niet tegelijkertijd ruimte kunt bieden voor overleg over maatwerk door de partners en duidelijkheid kunt geven over hoe alles wordt geregeld. Er zal een moment worden gekozen in het volgend jaar om de Kamer te informeren over de stand van zaken en de verdere marsroute. In het actieprogramma Bewust veiliger wordt ook ingegaan op een actievere rol van de burgers. Er is al een actie gestart om de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voor brandveiligheid te benadrukken.
De suggestie van een personele unie kan nader worden bekeken. Deze bestaat al in de persoon van de burgemeester. Er wordt vaak na elkaar vergaderd, waarbij men in een licht gewijzigde samenstelling bezig is om een praktische werkwijze te vinden. Soms is er ook sprake van één bestuur. Het advies van de Raad voor het openbaar bestuur komt nog voor de zomer, voorzien van een kabinetsreactie. De bedoeling is dat men daar op lokaal en regionaal niveau mee aan de slag gaat. De brandweer bestaat voor 83% uit parttime professionals. Dat is de kurk waar de organisatie op drijft en daarin moet flink worden geïnvesteerd. De minister is bereid om daar samen met de organisaties en de VNG iets aan te doen.
De discussie over schaalvergroting kan nader worden gevoerd bij de evaluatie van het politiebestel. De minister is van mening dat de regio’s in staat zijn om te doen wat zij moeten doen, en dat daarbij de kwaliteitsvoorschriften voor de inspectie aan de orde zijn. Er heeft een discussie plaatsgevonden met de VNG, omdat dit punt ongeveer even populair is bij de gemeenteraden als de riolering. Als er iets gebeurt, is het urgent, maar dat ebt heel snel weg, als de financiële toestand moeilijk is. De VNG heeft zich verzet tegen het voorstel om het via het Gemeentefonds te regelen. De consequentie van de benadering dat brandweerzorg en rampenbestrijding lokaal of verlengd lokaal bestuur moeten zijn, is dat de financiering ook lokaal of verlengd lokaal is. Er is gekozen voor de systematiek dat er een kwaliteitsniveau wordt afgesproken en dat daarop wordt toegezien. Als men dat accepteert, hoeven er geen problemen te ontstaan. Er moet veel geïnvesteerd worden om te zorgen dat de troepen dezelfde kant op gaan. Er is geen ruimte meer voor vrijblijvendheid, omdat de conclusie dan over een aantal jaren is dat er veel mogelijk was, maar dat er te weinig is gebeurd.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
Noorman-den Uyl
Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
Franke