Memorie van toelichting - Voorstel van wet van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt houdende opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 29666 - Initiatiefvoorstel Opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt houdende opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 24-06-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST77779 |
Kenmerk | 29666, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2003–2004
29 666
Voorstel van wet van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt houdende opneming in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van de verplichting voor scholen om bij te dragen aan de integratie van leerlingen in de Nederlandse samenleving
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
-
1.ALGEMEEN
Hoewel segregatie in het onderwijs van alle tijden is (bijv. op basis van levensbeschouwelijke of pedagogische visie of samenvallend met rijke en arme buurten), is er op dit moment een aantal elkaar versterkende ontwikkelingen gaande, zoals de groei van scholen met een hoog percentage achterstandsleerlingen, de toename van de «witte» leerlingenvlucht naar scholen in randgemeenten of buitenwijken, strengere selectie bij toelating van leerlingen door scholen en de groei van het aantal moslimscholen. Voorkomen moet worden dat er een nieuwe tweedeling ontstaat in het onderwijs waarbij segregatie langs levensbeschouwelijke, etnische en sociaal-economische lijn steeds vaker één-op-één samenvallen. Wie de gevaren van segregatie in het onderwijs onderkent, zal segregatie willen bestrijden en integratie bepleiten. Daarin ligt de aanleiding van dit wetsvoorstel.
Dit wetsvoorstel heeft betrekking op de scholen en instellingen (hierna alle als scholen aangeduid), geregeld in de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO).
Onderwijsbeleid beoogt te zorgen dat mensen hun talenten ontwikkelen opdat ze een volwaardige plaats binnen onze samenleving weten te veroveren. Daartoe is het van belang dat Scholen leerlingen in staat stellen zich breed te oriënteren op de samenleving. Met het oog op hun latere functioneren in de Nederlandse samenleving moet voorkomen worden dat leerlingen gedurende hun schoolperiode uitsluitend in aanraking komen met leeftijdsgenoten uit hun eigen deel van de samenleving; hun eigen «cultuur».
Het is daarom van belang dat de essentiële rol die het onderwijs kan vervullen in de sociale integratie van jongeren wettelijk wordt verankerd. De verlangde bijdrage aan integratie komt in ieder geval tot uitdrukking in het taalonderwijs en het wegwerken van taalachterstanden, het voorbereiden op burgerschap en de ontmoeting met andere culturen die in Nederland voorkomen. Concreet beoogt dit wetsvoorstel een drietal zaken:
– van scholen mag worden geëist dat deze in het schoolplan/de schoolgids vastleggen wat hun beleid is ten aanzien van de Nederlandse taal
en op welke wijze leerlingen met een taalachterstand worden bijgespijkerd in de Nederlandse taal,
– burgerschap moet onderdeel worden van de kerndoelen van het funderend onderwijs in de zin dat leerlingen kennisnemen van normen, waarden en gebruiken in Nederland, en
– op alle scholen zou sprake moeten zijn van ontmoeting met leeftijdgenoten van andere culturen die in Nederland leven.
Een voldoende beheersing van de Nederlandse taal vormt een belangrijke voorwaarde voor het functioneren in de Nederlandse samenleving. Daarom moet er een sluitende aanpak van het taalbeleid komen, wat wil zeggen dat elke leerling of deelnemer aan het onderwijs die te kampen heeft met een taalachterstand kan rekenen op de benodigde taal-ondersteuning en dat scholen hiertoe expliciet een taalbeleid ontwikkelen. In 2002 heeft de Tweede Kamer ook de motie Hamer met die strekking aangenomen (Kamerstukken II 2002/03, 28 600 VIII, nr. 51).
Burgerschapsvorming draagt in belangrijke ertoe bij dat mensen hun weg kunnen vinden binnen de Nederlandse instituties. Wezenlijk is het dat leerlingen gedurende hun schoolloopbaan kennismaken met de normen en waarden van de Nederlandse cultuur alsmede andere culturen die in ons eigen land voorkomen. De Onderwijsraad heeft in zijn advies Onderwijs en burgerschap(september 2003) geadviseerd om in de onderwijswetten een verplichting op te nemen tot burgerschapsvorming, in die zin dat het onderwijs mede is gericht op de bevordering van het burgerschap. Dit initiatiefvoorstel werkt deze gedachte nader uit. Door invulling te geven aan burgerschap wordt nadrukkelijker stil gestaan bij de kernwaarden van de Nederlandse cultuur.
Burgerschapsvorming wordt niet gezien als een apart vak, maar zou onderdeel moeten uitmaken van meerdere vakken. Eveneens kan burgerschapsvorming tot uiting komen in de wijze waarop de school bijvoorbeeld invulling geeft aan regels ten aanzien van veiligheid, ouderen schoolkenmerken en onderlinge omgang tussen leerlingen en leerkrachten (schoolregels).
Scholen ontpooien tegenwoordig waardevolle initiatieven in het kader van internationalisering: er vinden leerzame uitwisselingen plaats met scholen in het buitenland. Dergelijke uitwisselingen leveren een waardevolle bijdrage aan de kennis en het inzicht van scholieren van de landen om ons heen. Nederland kent immers een groot buitenland. Dezelfde ontmoeting zal ook plaats moeten vinden tussen jongeren met verschillende achtergronden, die in Nederland woonachtig zijn. Als scholieren via school leeftijdgenoten uit andere culturen ontmoeten, zal dit in aanzienlijke mate bijdragen aan de breedte waarin zij zich in de Nederlandse samenleving kunnen bewegen. Scholen hebben hierin een taak. In bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam heeft men reeds positieve ervaringen op dit gebied opgedaan. De wijze waarop scholen aan deze overweging recht doen, kan verschillen. Sommige scholen kunnen dit binnen hun eigen schoolmuren organiseren vanwege de samenstelling van het leerlingenbestand. Andere scholen kunnen dit bijvoorbeeld organiseren door bezoeken aan scholen met een ander leerlingenbestand, via het stimuleren van ict-contacten of door gezamenlijke sportactiviteiten met andere scholen. Dit initiatiefwetsvoorstel expliciteert de verantwoordelijkheid van scholen om op een of andere wijze recht te doen aan deze ontmoetingsfunctie tussen jongeren.
-
2.UITVOERINGSGEVOLGEN
Dit initiatiefvoorstel betekent geen wezenlijke verzwaring van de taken waarmee de scholen worden belast, omdat het expliciteert wat veel goede scholen toch al doen. Scholen die leerlingen met een taalachterstand geen extra ondersteuning bieden, die geen aandacht besteden aan burgerschapsvorming en waar scholieren in het geheel niet in aanraking komen met andere culturen, bieden in wezen met hun onderwijs minder kansen dan wenselijk zou zijn voor het (toekomstige) functioneren van jonge mensen in de Nederlandse samenleving.
-
3.FINANCIËLE GEVOLGEN
Aan dit wetsvoorstel zijn geen bijzondere kostenverhogingen verbonden. De controle van het schoolplan/de schoolgids door de onderwijsinspectie op het taalbeleid kan worden betrokken bij het reguliere schooltoezicht. Aan de aandacht voor burgerschapsvorming en de ontmoetingsfunctie kan binnen het bestaande lesprogramma recht worden gedaan.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I, onderdeelA(artikel8WPO), artikel II, onderdeelA(artikel 11 WEC) en artikel III, onderdeelA(artikel 17 WVO)
Artikel 8 van de WPO regelt de uitgangspunten en doelstelling van het onderwijs. Het derde lid bepaalt al dat het onderwijs er mede vanuit gaat dat de leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Daaraan wordt nu toegevoegd dat het onderwijs er ook in moet voorzien dat leerlingen leeftijdgenoten ontmoeten van andere culturen. Zie daarvoor ook de algemene toelichting in paragraaf 1.
Verder wordt aan dat derde lid toegevoegd dat het onderwijs mede burgerschapsvorming omvat.
Het vierde lid van artikel 8 WPO bepaalt naar huidig recht dat voor leerlingen die extra zorg behoeven, het onderwijs is gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling. Daaraan voegt dit wetsvoorstel expliciet toe dat die zorg ook omvat zorg in verband met achterstand in het verkrijgen van voldoende beheersing van de Nederlandse taal.
Deze aanvullingen van artikel 8 WPO behoren daarmee tot de wettelijke opdrachten voor het onderwijs. Dat betekent ook dat het schoolplan (artikel 12 WPO) waar het gaat om het onderwijskundig beleid, de uitwerking moet bevatten van deze nieuwe wettelijke opdrachten zonder dat dit wetsvoorstel dat expliciet behoeft voor te schrijven. Immers, het tweede lid van artikel 12 WPO bepaalt dat het onderwijskundig beleid in elk geval omvat «de uitwerking van de wettelijke opdrachten voor het onderwijs». De kerndoelen die op grond van artikel 9, vierde lid, WPO moeten worden vastgesteld, zullen zich als gevolg van deze wijzigingen ook moeten uitstrekken over burgerschapsvorming. Dat hoeft dus niet expliciet te worden voorgeschreven. Soortgelijke wijzigingen worden voorgesteld voor de WEC en de WVO.
Artikel I, onderdeelB(artikel 13 WPO), artikel II, onderdeelB(artikel 22 WEC) en artikel III, onderdeelB(artikel 24a WVO).
Deze wijzigingen houden in dat de schoolgids expliciet zichtbaar moet maken hoe de school de wettelijke opdracht (die onderdeel is van het onderwijskundig beleid in het schoolplan) vormgeeft om leerlingen in contact te doen komen met leeftijdgenoten van andere culturen, en om taalachterstand te bestrijden. Dit sluit aan bij de systematiek die de
minister heeft toegezegd te volgen ten aanzien van het opnemen van het veiligheidsbeleid van scholen in de schoolgids.
Hamer
Dijsselbloem
Kraneveldt