Ministers zonder portefeuille
Een minister zonder portefeuille is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, maar heeft niet de politieke leiding over een ministerie. Ministers zonder portefeuille hebben, anders dan staatssecretarissen1, zitting in de ministerraad2 en kunnen dus ook meestemmen over alle beslissingen. De benoeming van een minister speciaal voor een bepaald beleidsterrein is een teken dat men dit onderwerp belangrijk vindt.
Voor ministers zonder portefeuille werd in de kabinetten-Rutte de term 'projectminister' gebruikt. Zo waren er projectministers voor jeugd en gezin (2007-2010) en voor wonen en rijksdienst (2012-2017). In het kabinet-Rutte III3 waren er vier projectministers, in Rutte IV waren dat er acht. Een kenmerkend onderscheid is dat projectministers als 'minister voor' worden aangeduid, naast de 'ministers van'. Dat heeft staatsrechtelijke betekenis. De minister 'van' heeft de leiding van het ministerie. In het kabinet-Schoof4 is maar één minister zonder portefeuille.
Voorbeelden van ministers zonder portefeuille zijn de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister voor Langdurige Zorg en Sport. De ambtenaren die zich met dit onderwerp bezighouden, werken bij respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken5 en het ministerie van VWS6. Ontwikkelingssamenwerking heeft overigens wel een eigen begroting.
In het verleden waren er bijvoorbeeld ministers zonder portefeuille voor wetenschapsbeleid, voor grotestedenbeleid en voor integratie en asiel.
De Grondwetsherziening van 1937 opende de mogelijkheid om ministers te benoemen zonder eigen departement. Tot de komst van staatssecretarissen in 1948 werden ministers zonder portefeuille aangesteld om ministers met een zwaar departement te ondersteunen. Deze taak is grotendeels overgenomen door staatssecretarissen.
In het verleden zijn ook wel eens ministers zonder portefeuille aangesteld, die als gezaghebbend persoon de belangen van Nederland bij internationale onderhandelingen goed zouden kunnen behartigen.
Soms wordt, mede vanwege de politieke verhoudingen in het kabinet7, gekozen voor instelling van een of meerdere extra ministersposten.
In 1951 kwam er een (aanvullende) wettelijke regeling voor het ambt van minister zonder portefeuille.
Foto | Naam minister | Aanvang functie | Post |
---|---|---|---|
R.J. (Reinette) Klever | 2024-07-02 | minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp |
Neem voor een volledig overzicht contact op met de redactie.
Meer over
- 1.Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
- 2.De ministerraad is de vergadering van alle ministers onder leiding van de minister-president. Alle ministers, ook de ministers zonder portefeuille, maken deel uit van de ministerraad en hebben daarin stemrecht. Staatssecretarissen hebben alleen toegang als zij zijn uitgenodigd. In de ministerraad wordt overlegd over het algemene regeringsbeleid. De leden dragen hiervoor een collectieve verantwoordelijkheid.
- 3.Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidt. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.
- 4.Dit kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB trad op 2 juli 2024 aan. Het kwam zeven maanden na de verkiezingen van 22 november 2023 en bijna een jaar na de ontslagneming van het kabinet-Rutte IV tot stand. Formateur was staatsraad Richard van Zwol (CDA) en minister-president de partijloze oud-topambtenaar Dick Schoof.
- 5.Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
- 6.Dit ministerie draagt de zorg voor de volksgezondheid. Dit betreft onder andere het beleid met betrekking tot ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Ook het welzijnsbeleid zoals de ouderenzorg, het jeugdbeleid, de verslaafdenzorg en de maatschappelijke dienstverlening behoren tot het taakveld. Daarnaast is het ministerie verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de sport.
- 7.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 8.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 9.Het aantreden van een nieuw kabinet is soms reden voor de komst van nieuwe ministerposten. Bij de formatie van het kabinet-Rutte III kwamen er vier nieuwe posten. Bij de formatie van de kabinetten in de afgelopen twintig jaar werden met creatie daarvan soms duidelijke beleidsaccenten gegeven. Zo kwamen er ministers voor Grotestedenbeleid (1998), Vreemdelingenbeleid en Integratie (2002), Bestuurlijke Vernieuwing (2003), Jeugd en Gezin (2007) en Immigratie en Asiel (2010). De meeste posten bestonden maar een paar jaar.