Artikel 59: Opheffing onderlinge beperkingen
Inhoudsopgave
In het kader van de volgende bepalingen worden de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap in de loop van de overgangsperiode geleidelijk opgeheven ten aanzien van de onderdanen der Lid-Staten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing verklaren ten gunste van de onderdanen van een derde Staat die diensten verrichten en binnen de Gemeenschap zijn gevestigd.
Toelichting bij artikelen 52, alinea 1, 58 en 59
In artikel 521 wordt in beginsel de vrije vestiging in een der landen van de Gemeenschap toegestaan aan alle onderdanen der Lid-Staten, waar ook gevestigd. Deze vrijheid geldt eveneens voor het vestigen van agentschappen of filialen. In dat geval moet degene, die een dergelijk agentschap of filiaal wil openen, echter gevestigd zijn binnen de Gemeenschap.
Ook ten aanzien van de vrijheid van dienstverlening is behalve de nationaliteit van één der Lid-Staten ook nog de vestiging. op het gebied van één dezer Lid-Staten vereist.
Het verschil is duidelijk en logisch. Indien iemand zich elders wil vestigen, is het van weinig belang waar hij vroeger gevestigd was: uitsluitend de nationaliteit is, beslissend. Indien men echter een filiaal wil stichten of elders een dienst wil verrichten, is het billijk te verlangen, dat de hoofdvestiging of vestiging zich bevindt binnen de Gemeenschap en derhalve onderworpen is aan de algemene regels der Gemeenschap.
In het kader van de volgende bepalingen worden de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap in de loop van de overgangsperiode geleidelijk opgeheven ten aanzien van de onderdanen der Lid-Staten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
De Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing verklaren ten gunste van de onderdanen van een derde Staat die diensten verrichten en binnen de Gemeenschap zijn gevestigd.
In het kader van de volgende bepalingen zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing verklaren ten gunste van de onderdanen van een derde staat die diensten verrichten en binnen de Gemeenschap zijn gevestigd.
- 1.In het kader van de volgende bepalingen worden de beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat tijdens de overgangsperiode geleidelijk opgeheven. Deze geleidelijke opheffing zal eveneens betrekking hebben op beperkingen betreffende de oprichting van agentschappen, filialen of dochterondernemingen door de onderdanen van een Lid-Staat die op het grondgebied van een Lid-Staat zijn gevestigd.