Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer Lid-Staten - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer Lid-Staten
Publicatieblad Nr. L 095 van 09/04/1992 blz. 0001 - 0007
VERORDENING (EEG) Nr. 881/92 VAN DE RAAD van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer Lid-Staten
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de totstandbrenging van een gemeenschappelijk vervoerbeleid onder meer inhoudt dat er gemeenschappelijke voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de toegang tot de markt van het internationale vervoer van goederen over de weg op het grondgebied van de Gemeenschap; dat deze voorschriften tot de verwezenlijking van de interne vervoermarkt moeten bijdragen;
Overwegende dat deze uniforme regeling voor toegang tot de markt tevens de vrijheid van dienstverlening invoert, omdat zij de afschaffing inhoudt van alle beperkingen ten aanzien van de dienstverlener op grond van zijn nationaliteit of het feit dat hij is gevestigd in een andere Lid-Staat dan die waar de dienst wordt verleend;
Overwegende dat voor wat betreft het vervoer van een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd, de toepassing van de vrije dienstverrichting voor het traject op het grondgebied van de Lid-Staat waar de goederen worden geladen of gelost, uitgesteld moet worden totdat de nodige overeenkomsten met de betrokken derde landen gesloten of aangepast zijn, ten einde naleving van het beginsel van non-discriminatie en gelijkheid van mededingingsvoorwaarden tussen de communautaire vervoerondernemingen te waarborgen;
Overwegende dat naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 22 mei 1985 in zaak 13/83 (4) en van de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 juni 1985 betreffende de mededeling van de Commissie over de voltooiing van de interne markt, de Raad op 21 juni 1988 Verordening (EEG) nr. 1841/88 (5) heeft vastgesteld tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3164/76 betreffende de toegang tot de markt van het internationale goederenvervoer over de weg (6);
Overwegende dat volgens artikel 4 bis van Verordening (EEG) nr. 3164/76, ingevoegd bij Verordening (EEG) nr. 1841/88, voor het aldaar bedoelde vervoer vanaf 1 januari 1993 de communautaire en bilaterale contingenten tussen Lid-Staten alsmede de contingenten inzake doorvoer naar of uit derde landen worden afgeschaft en een regeling voor toegang tot de markt zonder kwantitatieve beperkingen moet worden ingesteld, welke is gebaseerd op kwalitatieve criteria waaraan ondernemers van wegvervoer moeten voldoen;
Overwegende dat deze kwalitatieve criteria hoofdzakelijk voorgeschreven worden in Richtlijn 74/561/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg (7);
Overwegende dat volgens artikel 4 ter van Verordening (EEG) nr. 3164/76, ingevoegd bij Verordening (EEG) nr. 1841/88, de Raad gehouden is de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van voornoemd artikel 4 bis;
Overwegende dat, wat de uitvoeringsbepalingen van de toegangsregeling betreft, het dienstig is het internationale goederenvervoer over de weg afhankelijk te stellen van een niet-gecontingenteerde communautaire vergunning;
Overwegende dat momenteel uit hoofde van de eerste richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 inzake de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (8) bepaalde soorten vervoer vrijgesteld zijn van ieder contingenterings- en vergunningsstelsel; dat in het kader van de bij deze verordening ingestelde nieuwe marktordening een aantal daarvan vanwege hun bijzondere karakter vrijgesteld moeten blijven van de communautaire vergunning en van andere vervoervergunningen;
Overwegende dat het noodzakelijk is de voorwaarden voor de afgifte en intrekking van deze vergunningen, alsmede de soorten vervoer waarop zij betrekking hebben, de geldigheidsduur van en de gebruiksvoorschriften voor die vergunningen vast te stellen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.Deze verordening is van toepassing op het internationale beroepsgoederenvervoer over de weg voor trajecten op het grondgebied van de Gemeenschap.
-
2.Voor vervoer vanuit een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd is deze verordening, voor het traject over het grondgebied van de Lid-Staat waar de goederen worden geladen of gelost, van toepassing zodra de noodzakelijke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land is gesloten.
-
3.In afwachting van de sluiting van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen, laat deze verordening onverlet:
-
-de bepalingen inzake het in lid 2 bedoelde vervoer als opgenomen in de tussen Lid-Staten en deze derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten. De Lid-Staten trachten deze overeenkomsten evenwel aan te passen om ervoor te zorgen dat het beginsel van non-discriminatie tussen de communautaire vervoerondernemingen wordt nageleefd;
-
-de bepalingen inzake het in lid 2 bedoelde vervoer die zijn opgenomen in de tussen Lid-Staten gesloten bilaterale overeenkomsten, waarbij het vervoerondernemingen hetzij via bilaterale vergunningen, hetzij via een liberaliseringsregeling is toegestaan om in een Lid-Staat waar zij niet gevestigd zijn goederen te laden of te lossen.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
-
-voertuig: een in een Lid-Staat geregistreerd motorvoertuig of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een Lid-Staat is geregistreerd, en die uitsluitend voor het vervoer van goederen zijn bestemd,
-
-internationaal vervoer:
-
-de verplaatsingen van een voertuig, waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst zich in twee verschillende Lid-Staten bevinden, met of zonder transit via een of meer Lid-Staten of derde landen,
-
-de verplaatsingen van een voertuig vanuit een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder transit via een of meer Lid-Staten of derde landen,
-
-de verplaatsingen van een voertuig tussen derde landen met transit via een of meer Lid-Staten,
-
-de ledige ritten in verband met dit vervoer.
Artikel 3
-
1.Het internationale vervoer wordt uitgevoerd onder dekking van een communautaire vergunning.
-
2.De communautaire vergunning wordt door een Lid-Staat, overeenkomstig de artikelen 5 en 7, afgegeven aan alle ondernemers die beroepsgoederenvervoer over de weg verrichten en die:
-
-zijn gevestigd in een Lid-Staat, hierna "Lid-Staat van vestiging" te noemen, overeenkomstig de daar geldende wetgeving,
-
-in die Lid-Staat, overeenkomstig de voorschriften van de Gemeenschap en van die Lid-Staat inzake de toegang tot het beroep van vervoerondernemer, gemachtigd zijn internationaal vervoer van goederen over de weg te verrichten.
Artikel 4
De in artikel 3 bedoelde communautaire vergunning vervangt, voor zover dat er is, het document dat is afgegeven door de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging en waarin wordt verklaard dat de vervoerondernemer is toegelaten tot de markt van het internationale vervoer van goederen over de weg.
Zij vervangt ook, voor vervoer dat binnen de werkingssfeer van deze verordening valt, enerzijds de communautaire vergunningen en anderzijds de tussen Lid-Staten uitgewisselde bilaterale vergunningen die noodzakelijk zijn tot aan de inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 5
-
1.De in lid 3 bedoelde communautaire vergunning wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging.
-
2.De Lid-Staten verstrekken de houder het origineel van de communautaire vergunning, dat door de vervoeronderneming wordt bewaard, alsmede het aantal gewaarmerkte kopieën dat overeenkomt met het aantal voertuigen dat de houder van de communautaire vergunning in volle eigendom of anderszins, met name krachtens een overeenkomst van koop op afbetaling, dan wel een huurovereenkomst of een overeenkomst van leasing, tot zijn beschikking heeft.
-
3.De communautaire vergunning moet overeenstemmen met het in bijlage I opgenomen model. In deze bijlage zijn eveneens de voorwaarden voor het gebruik van de communautaire vergunning vastgesteld.
-
4.De communautaire vergunning is op naam van de vervoerder gesteld. Zij mag door deze niet aan derden worden overgedragen. Een gewaarmerkte kopie van de communautaire vergunning moet zich aan boord van het voertuig bevinden en op verzoek van de met de controle belaste beambten worden getoond.
Artikel 6
De communautaire vergunning wordt afgegeven voor vijf jaar en kan voor dezelfde duur worden verlengd.
Artikel 7
Bij de indiening van een aanvraag om een communautaire vergunning en ten hoogste vijf jaar na de afgifte ervan en vervolgens ten minste om de vijf jaar onderzoeken de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging of de vervoerder voldoet of nog steeds voldoet aan de in artikel 3, lid 2, bedoelde voorwaarden.
Artikel 8
-
1.Ingeval aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden niet is voldaan, weigeren de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging bij een met redenen omkleed besluit de communautaire vergunning af te geven of te verlengen.
-
2.De bevoegde instanties trekken de communautaire vergunning in, wanneer de houder
-
-niet meer voldoet aan de in artikel 3, lid 2, gestelde voorwaarden,
-
-onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte van deze vergunning.
-
3.Wanneer ernstige inbreuken of kleine en herhaalde inbreuken op de vervoersvoorschriften worden geconstateerd, mogen de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging van de vervoeronderneming die de inbreuk heeft gepleegd, met name de gewaarmerkte kopieën van de communautaire vergunning tijdelijk en/of gedeeltelijk intrekken.
Deze sancties worden vastgesteld afhankelijk van de ernst van de door de houder van een communautaire vergunning gepleegde inbreuk en afhankelijk van het totaalaantal gewaarmerkte kopieën waarover hij voor het internationale vervoer beschikt.
Artikel 9
De Lid-Staten waarborgen dat de aanvrager of de houder van een communautaire vergunning beroep kan aantekenen tegen het besluit van de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging om genoemde vergunning te weigeren of in te trekken.
Artikel 10
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar delen de Lid-Staten de Commissie mee hoeveel vervoerders op 31 december van het voorafgaande jaar houder waren van een communautaire vergunning en hoeveel gewaarmerkte kopieën, die overeenkomen met de op die datum in het verkeer gebrachte voertuigen, zijn afgegeven.
Artikel 11
-
1.De Lid-Staten verlenen elkaar bijstand bij de toepassing van en het toezicht op deze verordening.
-
2.Wanneer de bevoegde instanties van een Lid-Staat kennis krijgen van een inbreuk op deze verordening die aan een vervoerondernemer van een andere Lid-Staat toe te schrijven is, geeft de Lid-Staat op wiens grondgebied de inbreuk is vastgesteld, deze door aan de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging van de vervoerondernemer en kan hij de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging verzoeken overeenkomstig deze verordening sancties op te leggen.
-
3.In geval van ernstige inbreuk of van kleinere en herhaalde inbreuken op de voorschriften inzake vervoer onderzoeken de bevoegde instanties van de Lid-Staat van vestiging van de vervoerondernemer hoe zij de in artikel 8, lid 3, vastgestelde sancties zullen toepassen en stellen zij de bevoegde instanties van de Lid-Staat op wiens grondgebied de inbreuk is geconstateerd, op de hoogte van hun besluit.
Artikel 12
Worden ingetrokken of vervallen:
-
-Verordening (EEG) nr. 3164/76,
-
-artikel 4 van Richtlijn 75/130/EEG van de Raad van 17 februari 1975 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen de Lid-Staten (9),
-
-Richtlijn 65/269/EEG van de Raad van 13 mei 1965 betreffende de eenmaking van bepaalde regels met betrekking tot de machtigingen voor het goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (10),
-
-Beschikking 80/48/EEG van de Raad van 20 december 1979 betreffende de aanpassing van de capaciteit ten behoeve van het beroepsgoederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (11).
Artikel 13
De eerste richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.de titel wordt vervangen door de volgende tekst: "Eerste richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg";
-
2.artikel 1 wordt vervangen door de volgende tekst:
"Artikel 1
-
1.De Lid-Staten gaan op in de in lid 2 omschreven wijze over tot vrijmaking van het in de bijlage vermelde internationale beroepsgoederenvervoer en eigen vervoer over de weg, dat naar, uit of over hun grondgebied plaatsvindt.
-
2.Lege ritten en lege verplaatsingen in verband met het in de bijlage bedoelde vervoer worden vrijgesteld van elke communautaire vergunningenregeling en van alle vervoervergunningen.";
-
3.bijlage II vervalt en bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 14
De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij ter uitvoering van deze verordening hebben genomen.
Artikel 15
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1993. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 1992. Voor de Raad
De Voorzitter
Joaquim FERREIRA DO AMARAL
-
(1)PB nr. C 238 van 13. 9. 1991, blz. 2. (2) PB nr. C 39 van 17. 2. 1992. (3) PB nr. C 40 van 17. 2. 1992, blz. 15. (4) Jurispr. 1985, blz. 1513. (5) PB nr. L 163 van 30. 6. 1988, blz. 1. (6) PB nr. L 357 van 29. 12. 1976, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3914/90 (PB nr. L 375 van 31. 12. 1990, blz. 7). (7) PB nr. L 308 van 19. 11. 1974, blz. 1. Richtlijn zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3572/90 (PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 12). (8) PB nr. 70 van 6. 8. 1962, blz. 2005/62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 84/647/EEG (PB nr. L 335 van 22. 12. 1984, blz. 72). (9) PB nr. L 48 van 22. 2. 1975, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/224/EEG (PB nr. L 103 van 23. 4. 1991, blz. 1). (10) PB nr. 88 van 24. 5. 1965, blz. 1469/65. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 85/505/EEG (PB nr. L 309 van 21. 11. 1985, blz 27). (11) PB nr. L 18 van 24. 1. 1980, blz. 21.
BIJLAGE I
"BIJLAGE
EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP
(a)
(Sterk blauw papier - formaat DIN A4)
(Eerste blad van de vergunning)
(Tekst in de officiële taal (talen) of één van de officiële talen van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft)
Staat die de vergunning afgeeft
Kenteken van het land (1) Benaming van de bevoegde autoriteit of instantie
VERGUNNING Nr. . . . . . .
voor het internationale beroepsgoederenvervoer over de weg
Deze vergunning machtigt (2)
tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg als omschreven in Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 en volgens de algemene bepalingen van deze vergunning.
Bijzondere opmerkingen:
Deze vergunning is geldig van tot
Afgegeven te , (3)
-
(1)Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.
-
(2)Onder "voertuig" dient te worden verstaan een in een Lid-Staat geregistreerd motorvoertuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een Lid-Staat is geregistreerd, dat uitsluitend voor het vervoer van goederen is bestemd."
(b)
(Tweede blad van de vergunning)
(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft)
ALGEMENE BEPALINGEN
Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer Lid-Staten (1).
Deze vergunning machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, en eventueel op de in deze vergunning gestelde voorwaarden, van internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg:
-
-waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst in twee verschillende Lid-Staten gelegen zijn, met of zonder doorvoer via een of meer Lid-Staten of derde landen,
-
-van een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via een of meer Lid-Staten of derde landen,
-
-tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van een of meer Lid-Staten,
alsmede ledige ritten in verband met dit vervoer.
In geval van vervoer van een Lid-Staat naar een derde land en omgekeerd, is deze vergunning voor het op het grondgebied van de Lid-Staat van inlading of van uitlading afgelegde traject geldig zodra de daartoe vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 881/92 is gesloten.
De vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.
De vergunning kan door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van afgifte worden ingetrokken wanneer de vervoerder onder andere:
-
-niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van de vergunning was onderworpen;
-
-onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die noodzakelijk waren voor de afgifte of verlenging van de vergunning.
Het origineel van de vergunning moet door de vervoeronderneming bewaard worden.
Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden (2). In het geval van een samenstel van voertuigen moet zij het trekkende voertuig vergezellen; zij geldt voor het samenstel van voertuigen, ook als de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de vergunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of indien zij zijn geregistreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere Staat.
De vergunning moet op verzoek van de met de controle belaste beambten worden getoond.
De houder is verplicht op het grondgebied van elke Lid-Staat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.
-
(1)PB nr. L 335 van 22. 12. 1984, blz. 72."
-
(1)Kenteken van het land: B = België, DK = Denemarken, D = Duitsland, GR = Griekenland, E = Spanje, F = Frankrijk, IRL = Ierland, I = Italië, L = Luxemburg, NL = Nederland, P = Portugal, GB = Verenigd Koninkrijk. (2) Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder. (3) Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.
BIJLAGE II
"BIJLAGE
Vervoer dat van elke regeling van communautaire vergunningen en van alle vervoervergunningen is vrijgemaakt
-
1.Postvervoer in het kader van een openbare-dienstregeling.
-
2.Vervoer van beschadigde of onklare voertuigen.
-
3.Goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan het toegestane totaalgewicht in beladen toestand, met inbegrip van dat van de aanhangwagen(s), niet meer dan 6 ton bedraagt of waarvan het toegestane laadvermogen, met inbegrip van dat van de aanhangwagen(s), niet meer dan 3,5 ton bedraagt.
-
4.Goederenvervoer met motorvoertuigen voor zover aan de volgende eisen wordt voldaan:
-
a)de vervoerde goederen dienen eigendom te zijn van de onderneming of door haar te zijn verkocht of gekocht, verhuurd of gehuurd, voortgebracht, gedolven, bewerkt of hersteld;
-
b)doel van het vervoer dient te zijn de goederen naar de onderneming te brengen of ze van de onderneming uit te verzenden, of wel ze te verplaatsen binnen de onderneming of voor eigen behoeften buiten de onderneming;
-
c)de voor dit vervoer gebruikte motorvoertuigen moeten door het eigen personeel van de onderneming worden bestuurd;
-
d)de voertuigen die de goederen vervoeren, moeten eigendom zijn van de onderneming of door haar op krediet zijn gekocht of door haar zijn gehuurd, in het laatste geval mits zij voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 84/647/EEG van de Raad van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (1).
Deze bepaling is niet van toepassing bij gebruik van een reservevoertuig bij een kortdurend defect aan het normaal gebruikte voertuig;
-
e)het vervoer mag slechts een secundaire bedrijvigheid zijn in het kader van de algemene werkzaamheden van de onderneming.
-
5.Vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting, alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van natuurrampen.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.