Centraal Planbureau (CPB)
Het Centraal Planbureau (CPB) is een onderzoeksinstituut gericht op economische wetenschap en economische beleidsplannen. Organisatorisch is het een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken1.
Het CPB analyseert economische beleidsplannen op aanvraag van de regering2, het parlement, Tweede en Eerste Kamerleden, vakbonden en werkgeversorganisaties, maar ook op eigen initiatief. Door middel van deze analyses komen gevolgen van nieuw of gewijzigd economisch beleid aan het licht.
Pieter Hasekamp is sinds 1 maart 2020 directeur van het CPB. Uit hoofde van zijn functie is de directeur van het CPB kroonlid van de SER3 en lid van de Centraal Economische Commissie.
Inhoudsopgave
Volgens de wet waarmee het CPB in 1947 is ingesteld (de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch plan) heeft het CPB de taak een Centraal Economisch Plan voor te bereiden, dat op geregelde tijden voor de coördinatie van het regeringsbeleid op economisch, sociaal en financieel gebied door de regering wordt vastgesteld. Ook is het CPB wettelijk belast met het uitbrengen van adviezen over algemene vragen die zich ten aanzien van de verwezenlijking van het plan kunnen voordoen.
Het Centraal Economisch Plan wordt in de wet omschreven als een evenwichtig samenstel van schattingen en richtlijnen met betrekking tot de Nederlandse volkshuishouding en dient onder meer verzamelingen van cijfers te bevatten over:
-
-de 'toekomstige grootte van de voortbrenging in den ruimsten zin';
-
-de toekomstige hoogte en ontwikkeling van het prijsniveau, van het nationale inkomen en zijn componenten;
-
-de besteding van het nationaal inkomen;
-
-alle andere grootheden die voor een goede coördinatie van het economisch, sociaal en financieel beleid van belang zijn.
In de tegenwoordige praktijk beoogt het CPB actuele, wetenschappelijk verantwoorde economische prognoses en analyses te maken zoals het Centraal Economisch Plan, de Macro Economische Verkenningen, economische toekomstverkenningen en doorrekeningen van verkiezingsprogramma's en regeerakkoorden.
Ten opzichte van de overheid
Het CPB valt onder het ministerie van Economische Zaken en heeft om die reden toegang tot vertrouwelijke beleidsinformatie. De CPB-analyses, waar regering, parlement en maatschappelijke organisaties veel gebruik van maken, zijn onafhankelijk.
De directeur en de twee onderdirecteuren van het CPB worden benoemd door de minister van Economische Zaken, in overleg met enkele andere betrokken ministers. De directie van het CPB wordt geadviseerd door een Centrale Plancommissie, waarvan de leden worden benoemd door de minister van Economische Zaken, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad.
Ten opzichte van andere organisaties
De directeur van het CPB is uit hoofde van zijn functie onafhankelijk kroonlid van de SER en heeft op die manier een inbreng in de advisering van de SER over het sociaal-economisch beleid. Daarnaast is de directeur lid van de Centraal Economische Commissie (CEC), een economische adviescommissie waar verder topambtenaren van de ministeries van Financiën, Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zitten, evenals de president van De Nederlandsche Bank. De CPB-directeur is tevens adviserend lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
Vertegenwoordigers van het CPB kunnen adviserend lid zijn van SER-commissies of -werkgroepen.
Centraal Economisch Plan en Macro Economische Verkenning
Aanvankelijk stelde het Centraal Planbureau jaarlijks in het voorjaar een Centraal Economisch Plan (CEP) op. Dat gebeurt tegenwoordig nog steeds, maar sinds 1961 publiceert het CPB ieder jaar tevens de Macro Economische Verkenning (MEV) op Prinsjesdag4.
De MEV wordt gebruikt voor de onderbouwing van de begroting van het kabinet voor het volgende begrotingsjaar, die ook op Prinsjesdag verschijnt. Het kabinet beschikt in de zomer voorafgaande aan Prinsjesdag al over een soort voorlopige, korte versie van de MEV met de nieuwste macro-verwachtingen voor het lopende en komende begrotingsjaar. Deze zogenaamde koninginne-MEV (kMEV) is openbaar. In het CEP en de MEV wordt ook rekening gehouden met de invloed van het kabinetsbeleid, en er wordt uitgerekend hoe de koopkracht zich ontwikkelt.
Middellange-termijnverkenning
Voor aanvang van Tweede Kamerverkiezingen5 brengt het CPB tegenwoordig een middellange-termijnverkenning (MLT) uit. In zo'n MLT wordt, onder bepaalde veronderstellingen over bijvoorbeeld de economische groei, berekend hoeveel financiële ruimte de overheid heeft in de kabinetsperiode na de verkiezingen.
Doorrekening verkiezingsprogramma's en regeerakkoord
Vrijwel alle belangrijke politieke partijen baseren de financiële onderbouwing van hun verkiezingsprogramma op de MLT, en laten die financiële onderbouwing vervolgens ook doorrekenen door het CPB. De doorrekening van de verkiezingsprogramma's wordt ook door het CPB openbaar gemaakt, mits de betreffende politieke partij daar toestemming voor geeft. Na een kabinetsformatie worden ook de effecten van een regeerakkoord door het CPB berekend.
Doorrekening tegenbegrotingen
Oppositiepartijen stellen als antwoord op de Miljoenennota6 van het kabinet soms een tegenbegroting op, en sommige partijen laten die doorrekenen door het CPB. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de tegenbegrotingen van CDA, ChristenUnie, D66 en GroenLinks voor 2014.
Overige rapporten
Afgezien van het CEP en de MEV presenteert het CPB ieder kwartaal nieuwe macro-economische prognoses. Ook publiceert het CPB tal van studies over allerlei beleidsrelevante economische thema's. Een invloedrijk rapport was bijvoorbeeld 'Ageing in the Netherlands' uit augustus 2000, over de macro-economische gevolgen van de vergrijzing.
In 1947 werd het CPB officieel ingesteld door een wetsvoorstel van de minister van Economische Zaken Huysmans7, nadat al in 1945 een Centraal Planbureau in oprichting van start was gegaan. In de beginperiode stond het CPB onder leiding van prof.dr. Jan Tinbergen (1903-1994), die in 1969 de eerste Nobelprijs voor economie zou winnen. Tinbergen was eerder directeur van het CBS.
Het CPB werd opgericht omdat men na de economische crisis en massawerkloosheid van de jaren 30 van de twintigste eeuw steeds meer van mening raakte dat de overheid actief moest optreden om werkloosheid en conjuncturele neergang te verhelpen. De ideeën van de Engelse econoom John Maynard Keynes vormden een bron van inspiratie voor overheidsingrijpen in de economie, hoewel Keynes niet erg in de planmatige benadering van Tinbergen geloofde.
Overigens is de naam 'planbureau' enigszins misleidend, want het CPB is zich voornamelijk bezig gaan houden met het bouwen van econometrische modellen voor de cijfermatige verklaring en voorspelling van economische ontwikkelingen, en voor de berekening van de effecten van overheidsbeleid.
Afgezien van Tinbergen was Gerrit Zalm8 een andere bekende CPB-directeur. Hij bekleedde deze functie vanaf 1989, totdat hij in 1994 minister van Financiën werd. Eduard Bomhoff9, in 2002 korte tijd minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, had zowel als wetenschapper als tijdens zijn ministerschap grote kritiek op het CPB. Dit zorgde tijdens zijn ministerschap voor politieke ophef.
In 2011 publiceerde het CPB in het boek 'Europa in Crisis' een onderzoek naar de effecten van de euro voor Nederland, met als conclusie dat de euro een voordeel ter waarde van één weeksalaris heeft opgeleverd. Na zijn vertrek gaf voormalig directeur Teulings in een interview in de Telegraaf toe, dat het CPB de positieve effecten van de euro destijds bewust heeft overdreven.
Kerngegevens
Bij het CPB werken ruim 170 mensen. Sinds 1 maart 2020 is Dr. P.F. (Pieter) Hasekamp directeur van het CPB. Zijn voorganger was Laura van Geest.
Meer over
- 1.Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
- 2.De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
- 3.De Sociaal-Economische Raad (SER) is een adviesorgaan op het gebied van sociaal-economische vraagstukken.
- 4.De derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. Normaal gesproken reed de koning op die dag in de Glazen Koets naar het Binnenhof en las in de Ridderzaal de troonrede voor. Zolang de verbouwing van het Binnenhof gaande is, is de Koninklijke Schouwburg in Den Haag tot ten minste eind 2028 de plaats waar de Verenigde Vergadering van Eerste en Tweede Kamer plaatsvindt en de troonrede wordt voorgelezen. In de troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.
- 5.De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.
- 6.De Miljoenennota geeft een overzicht van het budgettaire beleid van het kabinet voor het komende begrotingsjaar, inclusief meerjarenramingen. In de vorm van Vermoedelijke Uitkomsten bevat de Miljoenennota tevens geactualiseerde ramingen over de lopende begroting. De Miljoenennota wordt jaarlijks op de derde dinsdag in september (Prinsjesdag) door de minister van Financiën aangeboden aan het parlement.
- 7.Katholiek politicus die in het laatste oorlogskabinet minister van Financiën was en in het eerste kabinet-Beel minister van Economische Zaken. Stelde de Bankraad in en bracht de wet tot stand over de positie van het Centraal Planbureau. Koos voor een veel minder sturende overheid dan zijn socialistische voorganger had voorgestaan. Was voor hij minister werd directeur van de Boerenleenbank en voorman van de katholieke werkgevers. Opgewekte, ter zake kundige bewindsman, maar ook behoudend en wat autoritair. Overleed op betrekkelijk jonge leeftijd.
- 8.Met twaalf jaar de langstzittende minister van Financiën. Kwam uit een eenvoudig milieu (zijn vader was kolenboer); hardwerkend en wars van dikdoenerij. Doorliep na een studie economie een ambtelijke loopbaan en werd gezaghebbend directeur van het Planbureau. Als minister in het paarse kabinet ontwikkelde hij een nieuwe begrotingsnorm die uitging van een strikte scheiding van overheidsinkomsten en -uitgaven. Was verantwoordelijk voor een omvangrijke herziening van het belastingstelsel en de invoering van de euro. Bepleitte strakke naleving van de begrotingsregels in de EU. Na de verkiezingen van 2002 fractievoorzitter en politiek leider van de VVD. Keerde echter na anderhalf jaar terug naar het ministerschap dat hem beter lag. Lag goed in het parlement zowel door zijn deskundigheid als joviale optreden. Na zijn ministerschap acht jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van ABN AMRO.
- 9.Econoom die namens de LPF in het eerste kabinet-Balkenende minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en viceminister-president was. Kwam uit een 'rood' Leids gezin en was een kritisch columnist. Zette zich als hoogleraar in voor instelling van een economisch onderzoeksinstituut (Nyfer) dat de concurrentie moest aangaan met het Centraal Planbureau. Erudiet, maar ook overtuigd van eigen gelijk, wat soms aanleiding was tot irritatie bij anderen. Toen zijn collega-minister Heinsbroek met steun van fractievoorzitter Wijnschenk zijn positie als LPF-vicepremier leek aan te willen tasten, leidde dit tot spanningen en conflicten in de LPF. Dit had uiteindelijk beider vertrek tot gevolg. CDA en VVD bewerkstelligden daarna de val van het kabinet. Keerde daarna terug naar de wetenschap.
- 10.Rondom de regering en Staten-Generaal zijn er verschillende instellingen die zorgen voor advies over en onderbouwing bij beleid. Dit vindt plaats op allerlei terreinen en vanuit verschillende perspectieven.