Periode 1945-1958: 'Rooms-Rood'

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Deze periode wordt gekenmerkt door de samenwerking van KVP1 en PvdA2 ('Rooms-Rood'), die de kern vormen van kabinetten waaraan ook andere partijen deelnemen. We spreken ook wel van kabinetten-op-brede-basis. Die brede basis is wenselijk vanwege de wederopbouw na de Duitse bezetting, die tot enorme economische schade3 heeft geleid. Verder krijgt Nederland te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. In 1948 moet Grondwetsherziening, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is, verandering van het staatsbestel mogelijk maken. In 1949 eindigt de strijd met losmaking van Nederlands-Indië uit het koninkrijk.

Net als in het Interbellum speelt de verzuiling4 nog een belangrijke rol. Maar anders dan voor 1940 bekleden sociaal-democraten nu wel belangrijke bestuursposten. De PvdA is niet alleen in de regering vertegenwoordigd, maar bijvoorbeeld ook de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam zijn PvdA'ers.

Vooral onder de kabinetten-Drees wordt een belangrijke aanzet gegeven tot de uitbouw van de sociale zekerheid (Werkloosheidswet, Algemene Ouderdomswet). Daarnaast wordt vanwege de Koude Oorlog gewerkt aan versterking van de defensie en aan internationale samenwerking (in 1949 oprichting van de NAVO). Ook worden de eerste stappen gezet naar Europese economische samenwerking.

Inhoudsopgave

  1. Kabinetten
  2. Kabinetscrises
  3. Tweede Kamerverkiezingen

1.

Kabinetten

Kabinet-Schermerhorn/Drees (1945-1946)

Kabinet-Schermerhorn - V.l.n.r.: De Booy, Beel, Van Schaik, Logemann, Mansholt, Lieftinck, Vos, Schermerhorn, Kolfschoten, Drees, Meynen, Van Kleffens, Ringers, Van Roijen
© Beeldbank Nationaal Archief
V.l.n.r.: De Booy, Beel, Van Schaik, Logemann, Mansholt, Lieftinck, Vos, Schermerhorn, Kolfschoten, Drees, Meynen, Van Kleffens, Ringers, Van Roijen

Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III5. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP6, CHU7 en RKSP8, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB9 (later PvdA2). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.

meer informatie

Kabinet-Beel I (1946-1948)

Kabinet-Beel I - Staand v.l.n.r.: Huysmans, Gielen, Van Boetzelaer, Van Maarseveen, Fievez en Jonkman. Zittend v.l.n.r.: Mansholt, Lieftinck, Ringers, Beel, Drees en Vos.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Huysmans, Gielen, Van Boetzelaer, Van Maarseveen, Fievez en Jonkman. Zittend v.l.n.r.: Mansholt, Lieftinck, Ringers, Beel, Drees en Vos.

Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 194610, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP1 en PvdA2, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees11. Minister-president Beel12 was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.

meer informatie

Kabinet-Drees I (1948-1951)

Kabinet-Drees/Van Schaik - Staand v.l.n.r.: Lieftinck, Wijers, In 't Veld, Joekes, Mansholt, Van den Brink, Van Maarseveen, Prinsen (secretaris), Gotzen en Dutilth (notulist), Zitten v.l.n.r.: Schokking, Stikker, Van Schaik, Drees, Rutten en Sassen.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Lieftinck, Wijers, In 't Veld, Joekes, Mansholt, Van den Brink, Van Maarseveen, Prinsen (secretaris), Gotzen en Dutilth (notulist), Zitten v.l.n.r.: Schokking, Stikker, Van Schaik, Drees, Rutten en Sassen.

Na de Tweede Kamerverkiezingen van 194813 kwam een coalitie van KVP1, PvdA2, CHU7 en VVD14 tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees15. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I16 op.

meer informatie

Kabinet-Drees II (1951-1952)

Kabinet-Drees II - Staand v.l.n.r.: Wemmers, Joekes, Van Maarseveen, Albregts, Mulderije, Teulings en Rutten. Zittend: Stikker, Van den Brink, Staf, In 't Veld, Lieftinck, Drees en Romme (formateur).
© RVD
Staand v.l.n.r.: Wemmers, Joekes, Van Maarseveen, Albregts, Mulderije, Teulings en Rutten. Zittend: Stikker, Van den Brink, Staf, In 't Veld, Lieftinck, Drees en Romme (formateur).

Dit kabinet van de PvdA2, KVP1, CHU7, VVD14 en een partijloze minister was een voorzetting van het eerste kabinet-Drees17. Wel verschenen op enkele ministeries nieuwe gezichten en kreeg de CHU7 één ministerspost extra. PvdA-leider Willem Drees werd wederom premier. De ARP18 kon zich vinden in het programma, maar behield een voorbehoud bij de uitwerking daarvan en leverde geen ministers.

meer informatie

Kabinet-Drees III (1952-1956)

Kabinet-Drees III - Staand v.l.n.r.: Witte, Suurhoff, Van de Kieft, Staf, Donker, Mansholt, Algera, Kernkamp, De Bruijn en Zijlstra. Zittend v.l.n.r.: Luns, Beyen, Beel, Drees, Middelburg (secretaris) en Cals.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Witte, Suurhoff, Van de Kieft, Staf, Donker, Mansholt, Algera, Kernkamp, De Bruijn en Zijlstra. Zittend v.l.n.r.: Luns, Beyen, Beel, Drees, Middelburg (secretaris) en Cals.

Na de verkiezingen van 195219 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees15 bestond uit ministers van de PvdA2, KVP1, ARP18 en CHU7 en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD14, deel van het voorgaande kabinet-Drees II20, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.

meer informatie

Kabinet-Drees IV (1956-1958)

Kabinet-Drees IV - Staand v.l.n.r.: Hofstra, Witte, Staf, Mansholt, Algera, Suurhoff en Middelburg (secretaris). Zittend v.l.n.r.: Zijlstra, Klompe, Luns, Struycken, Drees, Samkalden en Cals.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Hofstra, Witte, Staf, Mansholt, Algera, Suurhoff en Middelburg (secretaris). Zittend v.l.n.r.: Zijlstra, Klompe, Luns, Struycken, Drees, Samkalden en Cals.

Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA2, KVP1, ARP18 en CHU7. Na de verkiezingen van 195621 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III22 hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees15. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.

meer informatie

2.

Kabinetscrises

Kabinetscrisis 1951: Nieuw-Guineacrisis

Op 23 januari 1951 viel het kabinet-Drees/Van Schaik17, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea. Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker23 reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis.

meer informatie

Kabinetscrisis 1955: de huurwetcrisis

Op 17 mei 1955 kwam het derde kabinet-Drees22 ten val, nadat de ontwerp-Huurwet door de Tweede Kamer was verworpen. Het conflict was het gevolg van een zakelijk geschil tussen vrijwel de gehele Kamer en het kabinet over een huurverhoging en belastingverlaging. Daarnaast ging het om een conflict tussen de PvdA en de andere coalitiepartijen.

meer informatie

Kabinetscrisis 1958: einde Rooms-Rood

Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees15. De Tweede Kamer nam een door de KVP1'er Lucas24 ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra25 (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.

meer informatie

3.

Tweede Kamerverkiezingen

  • 1946

    De eerste naoorlogse Tweede Kamerverkiezingen waren op 17 mei 1946. Het tegenvallende resultaat van de nieuwe PvdA sprong het meest in het oog. Daarnaast was het resultaat van de CPN26 zeer opmerkelijk. Die partij behaalde tien zetels. De verkiezingen maakten een einde aan het noodparlement27, dat na de oorlog was ingesteld uit leden van de Tweede Kamer van voor de oorlog.

  • 1948

    Op 7 juli 1948 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Deze waren nodig vanwege de aanstaande Soevereiniteits­overdracht28 aan Indonesië (en daarmee samenhangende grondwetsherziening). De KVP1 kwam als sterkste uit de bus. Net als in 1946 behaalde de partij 32 zetels. De PvdA verloor daarentegen twee zetels en kwam op 27 zetels. Nieuwkomer was de lijst-Welter29, van een oud-minister die ontevreden was over de koers van de KVP. Lichte winst was er voor de VVD van Oud30, de 'opvolger' van de Partij van de Vrijheid31.

  • 1952

    De Tweede Kamerverkiezingen van 1952 waren op 25 juni. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. De PvdA van premier Drees17 haalde een goed resultaat. Door een zetelwinst van drie en een hoger stemmenaantal streefden zij de KVP voorbij als grootste partij. Na de verkiezingen formeerden PvdA, KVP, ARP en CHU het derde kabinet-Drees22.

  • 1956

    De Tweede Kamerverkiezingen van 1956 waren op 13 juni van dat jaar. Het was een nek-aan-nek-race tussen KVP1 en PvdA2, die werd gewonnen door laatstgenoemde partij. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. Er waren verder slechts kleine verschuivingen in de zeteltallen.

 

Meer over

  • kabinetten per tijdvak32

  • 1. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 2. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 3. 
    Nederland stond er in 1945 uiterst slecht voor. Het land was leeggeroofd, veel huizen verwoest of zwaar beschadigd, de gezondheid van de bevolking (met name in het Westen) was slecht, er was schaarste aan allerlei producten (allereerst voedsel en kleding, maar ook papier en glas) en de vervoersmogelijkheden waren beperkt.
     
  • 4. 
    De Nederlandse samenleving werd een groot deel van de 20ste eeuw gekenmerkt door een sterke verzuiling. Daaronder verstaan we de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke opvattingen. Iedere stroming had daarbij eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven: politiek, vakvereniging, onderwijs, gezondheidszorg, media, jeugdbeweging en sport.
     
  • 5. 
    Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.
     
  • 6. 
    De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
     
  • 7. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 8. 
    De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
     
  • 9. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 10. 
    De eerste naoorlogse Tweede Kamerverkiezingen waren op 17 mei 1946. Het tegenvallende resultaat van de nieuwe PvdA sprong het meest in het oog. Daarnaast was het resultaat van de CPN zeer opmerkelijk. Die partij behaalde tien zetels. De verkiezingen maakten een einde aan het noodparlement, dat na de oorlog was ingesteld uit leden van de Tweede Kamer van voor de oorlog.
     
  • 11. 
    Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
     
  • 12. 
    Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
     
  • 13. 
    Op 7 juli 1948 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Deze waren nodig vanwege de aanstaande Soevereiniteits­overdracht aan Indonesië (en daarmee samenhangende grondwetsherziening). De KVP kwam als sterkste uit de bus. Net als in 1946 behaalde de partij 32 zetels. De PvdA verloor daarentegen twee zetels en kwam op 27 zetels. Nieuwkomer was de lijst-Welter, van een oud-minister die ontevreden was over de koers van de KVP. Lichte winst was er voor de VVD van Oud, de 'opvolger' van de Partij van de Vrijheid.
     
  • 14. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 15. 
    'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
     
  • 16. 
    Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
     
  • 17. 
    Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1948 kwam een coalitie van KVP, PvdA, CHU en VVD tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I op.
     
  • 18. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 19. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1952 waren op 25 juni. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. De PvdA van premier Drees haalde een goed resultaat. Door een zetelwinst van drie en een hoger stemmenaantal streefden zij de KVP voorbij als grootste partij. Na de verkiezingen formeerden PvdA, KVP, ARP en CHU het derde kabinet-Drees.
     
  • 20. 
    Dit kabinet van de PvdA, KVP, CHU, VVD en een partijloze minister was een voorzetting van het eerste kabinet-Drees. Wel verschenen op enkele ministeries nieuwe gezichten en kreeg de CHU één ministerspost extra. PvdA-leider Willem Drees werd wederom premier. De ARP kon zich vinden in het programma, maar behield een voorbehoud bij de uitwerking daarvan en leverde geen ministers.
     
  • 21. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1956 waren op 13 juni van dat jaar. Het was een nek-aan-nek-race tussen KVP en PvdA, die werd gewonnen door laatstgenoemde partij. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. Er waren verder slechts kleine verschuivingen in de zeteltallen.
     
  • 22. 
    Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
     
  • 23. 
    Liberale naoorlogse voorman met een nuchtere, zakelijke inslag. Zoon van een Groningse herenboer. Begon als bankier en was later directeur van bierbrouwerij Heineken. Legde als organisator van de Stichting van de Arbeid tijdens de Tweede Wereldoorlog de basis voor de naoorlogse overlegeconomie. In 1946 medeoprichter van de Partij van de Vrijheid en in 1948 van de VVD. Werd in dat jaar als minister van Buitenlandse Zaken opgenomen in het kabinet-Drees I. Tijdens zijn ministerschap werd de NAVO opgericht en de aanzet gegeven voor Europese samenwerking. Hijzelf was vooral atlanticus en tegenstander van Europees federalisme. Kwam in 1951 in conflict met partijleider Oud over Nieuw-Guinea. Na zijn vertrek uit de politiek ambassadeur en daarna secretaris-generaal van de NAVO. Stond bekend als tamelijk ijdel.
     
  • 24. 
    Belangrijkste financiële en fiscale specialist van de KVP-fractie onder Romme. Onderwijzer en later leraar economie en boekhouden in Rotterdam en lid van diverse examencommissies. Stond bekend als rekenmeester van de KVP-fractie. Zijn (droge) bijdragen in debatten waren vaak voor slechts een paar fiscale specialisten in de Kamer te volgen. Als lid van regeringsfractie KVP een kritisch volger van de socialistische ministers van financiën in de kabinetten-Drees. Een door hem ingediend amendement op belastingvoorstellen van minister Hofstra leidde in 1958 tot de val van het vierde kabinet-Drees. Kleine, vasthoudende en wellevende afgevaardigde.
     
  • 25. 
    Autoriteit op fiscaal gebied ('de Hercules onder de Nederlandse fiscalisten') en woordvoerder financiën van de PvdA-Tweede Kamerfractie in de jaren 1945-1956. Werd daarna minister van Financiën in het vierde kabinet-Drees. Mede dankzij de door hem doorgevoerde bestedingsbeperking herstelde de economie zich begin jaren zestig snel. Had het voortdurend aan de stok met de KVP-woordvoerder financiën, de leraar boekhoudkunde Lucas, en was met hem hoofdrolspeler bij de kabinetscrisis van 1958. Keerde korte tijd terug als Kamerlid en werd daarna vicepresident van scheepswerf Verolme. Lid en voorzitter van diverse commissies over belastingwetgeving. Deed in 1966 doctoraal rechten en werd meteen benoemd tot hoogleraar belastingrecht. Was toen bijna 62 jaar. Stond bekend als 'de best geklede man van het Binnenhof'.
     
  • 26. 
    De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
     
  • 27. 
    In de periode september 1945 tot juni 1946 had Nederland een noodparlement, omdat het tijdens de bezetting onmogelijk was een nieuwe Tweede en Eerste Kamer te kiezen. Aanvankelijk (september-november 1945) was er een onvoltallige Tijdelijke Staten-Generaal, die minder rechten en taken had dan een normaal parlement. In november 1945 werden de vacatures die tijdens de oorlog waren ontstaan opgevuld, en kwam er een Voorlopige Staten-Generaal, die wel als volwaardig parlement fungeerde.
     
  • 28. 
    Op 27 december 1949 kwam er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië. Daaraan waren ruim vier jaar voorafgegaan van militaire en politieke strijd. Nederland beschouwde de op 17 augustus 1945 uitgeroepen Indonesische onafhankelijkheid als een direct gevolg van de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog en wilde deze daarom niet erkennen. Vooral internationale druk maakte dat uiteindelijk toch tot onderhandelingen en soevereiniteitsoverdracht moest worden overgegaan.
     
  • 29. 
    Hoffelijke 'grand seigneur', die tot op hoge leeftijd actief bleef als Tweede Kamerlid. Werd in 1925 na een loopbaan bij het Indische Gouvernement minister van Koloniën in het kortstondige eerste kabinet-Colijn. Leidde daarna onder andere een bezuinigingscommissie en werd in 1937 wederom minister. Wees vóór 1940 een dominionstatus van Nederlands-Indië af en trad in Londen af na een conflict met Gerbrandy. Sympatiseerde in de oorlog met het bewind van Pétain in Frankrijk en gold daarom in Londen als defaitist. Keerde zich na de oorlog tegen de Indië-politiek van de KVP en richtte een eigen partij op, de Katholiek Nationale Partij. Onder invloed van het Mandement van 1954 in 1956 teruggekeerd in de 'moederpartij'. Als KVP-Kamerlid tamelijk onafhankelijk, met name ten aanzien van de Nieuw-Guineapolitiek.
     
  • 30. 
    Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
     
  • 31. 
    De PvdV ontstond op 23 maart 1946 als voortzetting van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP). De oprichters wilden wel dat de nieuwe partij een vooruitstrevender koers zou volgen dan haar voorganger. In 1948 kwam er al weer een einde aan het bestaan van de PvdV, toen zij met leden van het Comité-Oud (vrijzinnig-democraten die uit de Partij van de Arbeid waren getreden) opging in de VVD.
     
  • 32. 
    De Nederlandse kabinetten zijn in verschillende tijdvakken in te delen. De eerste kabinetten vanaf 1848 waren afwisselend liberaal, gematigd liberaal en conservatief. Thorbecke speelde een grote rol in deze periode; hij leidde drie kabinetten. In 1888 kwam er een eerste confessioneel kabinet en vanaf 1918 domineerden confessionele kabinetten. Het politieke landschap was toen sterk verzuild.