Verbond tot Democratisering der Weermacht
Het Verbond tot Democratisering der Weermacht (VDW) was een typische belangenpartij. Het had als voornaamste doel het behartigen van de belangen van officieren en onderofficieren. Verder was het verbond voorstander van een volksleger en invoering van een algemene dienstplicht. Vrouwen zouden in oorlogstijd als verpleegster moeten worden ingezet. De algemene weerbaarheid van het volk moest worden vergroot.
Inhoudsopgave
Punten die het verbond in zijn programma had, waren:
-
-meer aandacht voor lichamelijke opvoeding
-
-sport- en schietoefeningen voor jongeren in alle gemeenten
-
-kosteloos lager-, middelbaar- en vakonderwijs
-
-kosteloze gezondheidszorg voor scholieren
-
-versterking van het leger
-
-een krachtige vloot
-
-medezeggenschap van militaire vakbonden
-
-betere salarissen voor officieren en onderofficieren
-
-betere pensioenregeling voor officieren en onderofficieren
-
-steun aan vreedzame beslechting van internationale conflicten
-
-versterking van de economische weerbaarheid van de bevolking
Lijsttrekker en Kamerlid voor het VDW was Willem Wijk1, die zelf onderofficier was.
Het Verbond haalde in 1918 bijna 7000 stemmen (0,5%), door het toenmalige systeem van restzetelverdeling goed voor 1 zetel. De partij werkte tot 1921 met de Neutrale Partij2, de Plattelandersbond3, de Middenstandspartij4 en de Economische Bond5 samen in de Neutrale fractie onder leiding van Treub6. In 1922 verdween het VDW uit de politiek.
Meer over
- 1.Eenling in de Tweede Kamer namens het Verbond tot democratisering van de weermacht. Veertig jaar bestuurslid van de Vereniging voor Onderofficieren 'Ons Belang'. Kwam vooral op voor de belangen van lagere officieren en hun weduwen. Trachtte in 1920 tevergeefs via een motie de SDAP te bewegen zich onomwonden uit te spreken voor het afschaffen van het leger. Stemde zelf tegen die motie. 'Redde' in 1921 door voor te stemmen wel de ontwerp-Dienstplichtwet van minister Van Dijk.
- 2.Deze partij, die op 14 februari 1918 werd opgericht, kwam op voor kunstenaars en voor mensen werkzaam in het amusementsbedrijf. Zij was dus een typische belangenpartij. Alle andere vraagstukken moesten worden behandeld overeenkomstig het 'algemeen staatsbelang', zonder dat partijpolitiek daarbij een rol speelde.
- 3.De in 1917 opgerichte Plattelandersbond was een politieke partij die opkwam voor de belangen van boeren en tuinders en die zich tegen de volgens haar bestaande achterstelling van het platteland keerde.
- 4.De Middenstandspartij was een typische belangenpartij die bestond tussen 1918 en 1921. De partij zette zich in voor de rechten en belangen van, zoals het werd genoemd, 'het volksdeel in de Nederlandse samenleving, hetwelk geklemd is tussen bezittende klasse en proletariaat'. De Middenstandspartij had vooral een sterke aanhang in Amsterdam.
- 5.De Economische Bond werd op 15 december 1917 opgericht als liberale partij. Zij beoogde de sinds het eind van de 19e eeuw bestaande verdeeldheid bij de liberalen op te heffen. Er bestonden namelijk drie liberale partijen: de Liberale Unie, de Bond van Vrije-Liberalen en de links-liberale Vrijzinnig-Democratische Bond. Haar streven werd in 1921 deels verwezenlijkt door oprichting van de Vrijheidsbond.
- 6.Vooraanstaand liberaal politicus uit het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Hoogleraar economie in Amsterdam. Behoorde aanvankelijk tot de Radicalen en werd in 1904 Tweede Kamerlid voor de VDB, waarmee hij later echter brak. In 1913 minister in het kabinet-Cort van der Linden. Bezat uitstekende organisatorische kwaliteiten en zorgde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor een voortvarend financieel-economisch beleid. Trad in 1916 af vanwege een conflict over het staatspensioen, maar keerde in 1917 weer terug. Werd in 1918 Tweede Kamerlid voor de Economische Bond, een liberale partij die een 'zakelijke' politiek voor stond. Voerde toen een sterk persoonlijke getinte verkiezingscampagne. Was nogal onberekenbaar; productief in denkbeelden, maar weinig resultaatgericht.
- 7.Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.