Kabinet-Kappeyne van de Coppello (1877-1879)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De kern van dit liberale1 kabinet werd gevormd door de leiding van de vooruitstrevende liberale Kamerclub, met aan het hoofd Kappeyne van de Coppello2. Ook de ministers Smidt3, Tak van Poortvliet4 en De Roo van Alderwerelt5 behoorden daartoe. Met name minister Gleichman6 van Financiën was echter veel behoudender. Die innerlijke tegenstelling leidde al binnen twee jaar tot de val van het kabinet.

Minister Kappeyne wist in 1878 ondanks felle tegenstand van confessionele zijde een nieuwe Wet op het lager onderwijs tot stand te brengen. Die wet scherpte de eisen waaraan lager onderwijs moest voldoen aan, zonder dat bijzondere scholen overheidssteun kregen. Ondanks petitionnementen van antirevolutionairen7 en katholieken8 die resp. 305.000 en 164.000 handtekeningen opleverden, ondertekende de koning de wet.

Van de andere plannen van het kabinet kwam niets terecht. Minister De Roo van Oorlog werd spoedig ernstig ziek en kon de legerhervorming niet ter hand nemen. Tot uitbreiding van het kiesrecht kwam het evenmin. Na een crisis en een mislukte formatie door liberalen nam op 20 augustus het kabinet-Van Lynden van Sandenburg9 het bewind over.

Inhoudsopgave

  1. Data en feiten formatie
  2. Samenstelling kabinet
  3. Aftreden kabinet

1.

Data en feiten formatie

datum

wat

wie

tot en met

dagen

16 oktober 1877

benoeming formateur

J.­ Kappeyne van de Coppello2

1 november 1877

17

3 november 1877

beëdiging (nieuwe) ministers

koning Willem III10

10 juli 1879

614

11 juli 1879

kabinet demissionair

 

19 augustus 1879

40

20 augustus 1879

ontslag verleend

koning Willem III

   

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. W. baron van Heeckeren van Kell (Liberalen)

Justitie
minister: Mr. H.J. Smidt (Liberalen)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J. Kappeyne van de Coppello (Liberalen)

Financiën
minister: Mr. J.G. Gleichman (Liberalen)

Oorlog
minister: J.K.H. de Roo van Alderwerelt (Liberalen) (3 november 1877 - 29 december 1878)
minister a.i.: Jhr. H.O. Wichers (Liberalen) (29 juni 1878 - 15 februari 1879)
minister: J.C.C. den Beer Poortugael (Liberalen) (15 februari 1879 - 20 augustus 1879)

Marine
minister: Jhr. H.O. Wichers (Liberalen)

Waterstaat, Handel en Nijverheid
minister: Mr. J.P.R. Tak van Poortvliet (Liberalen) (8 november 1877 - 20 augustus 1879)

Koloniën
minister: Mr. P.Ph. van Bosse (Liberalen) (3 november 1877 - 21 februari 1879)
minister a.i.: Jhr. H.O. Wichers (Liberalen) (21 februari 1879 - 12 maart 1879)
minister: O. van Rees (Liberalen) (12 maart 1879 - 20 augustus 1879)

3.

Aftreden kabinet

De verwerping op 20 mei 1879 van artikel 1 van de ontwerp-Kanalenwet van minister Tak, die aanleg van diverse kanalen mogelijk moest maken, leidde tot een kabinetscrisis. Tak van Poortvliet (21 mei) en Kappeyne (op 27 mei) boden aanvankelijk als enigen hun ontslag aan. De Koning weigerde dat op 15 juni. Kappeyne verzocht hierna de koning om medewerking aan een grondwetsherziening. Een minderheid van de ministers was hier tegen, waarop ook de koning zich tegen grondwetsherziening keerde. Daarop vroeg op 11 juli het gehele kabinet ontslag.

 

  • 1. 
    Liberaal is een negentiende eeuwse politieke stroming. Vanaf het einde van die eeuw wordt de term gebruikt om aanhangers aan te duiden van partijen die streven naar een grote mate van vrijheid voor het individu. Liberale partijvorming was er pas voor het eerst in 1885 toen de Liberale Unie werd opgericht.
     
  • 2. 
    Energieke, beminnelijke liberale politicus, die in Den Haag een vermaard advocaat was. Stond bekend om zijn rechtskennis, vaardigheid als gevat debater en werklust. Hoewel hij tot de jong-liberalen behoorde, werd hij in 1876 'leader' van de liberale Kamerclub. In 1877 vormde hij een kabinet, waarin hij minister van Binnenlandse Zaken werd. Bracht de door de confessionelen fel bestreden Wet op het lager onderwijs tot stand. Zijn kabinet viel uiteen door de tegenstelling tussen progressieve en gematigde liberalen. Was na 1879 een 'vergeten' staatsman al kwam hij in 1888 nog in de Eerste Kamer. Was toen echter veel conservatiever dan voorheen. Vrij onconventioneel, maar aangenaam gezelschap.
     
  • 3. 
    Bekwame archivaris en griffier van de Staten van Drenthe, die als liberaal Kamerlid tot de getrouwen van Kappeyne van de Coppello behoorde en twee keer minister was. Werd in 1871 Tweede Kamerlid voor het district Assen als opvolger van Thorbecke. Behoorde al snel tot de leidinggevende liberalen en werd minister van Justitie in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Na zijn aftreden staatsraad en Gouverneur van Suriname. Keerde in 1888 terug als Kamerlid voor Emmen en werd opnieuw één van de leiders van de liberale fractie. Maakte verder deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen. In 1891 minister van Justitie in het kabinet-Van Tienhoven. Bracht de Faillissementswet tot stand.
     
  • 4. 
    Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
     
  • 5. 
    In het midden van de negentiende eeuw de belangrijkste liberale defensiewoordvoerder. Officier, maar bovenal politicus. Was betrokken bij de val van diverse ministers van Oorlog. Pleitbezorger van een volksleger, afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger en van een vast defensiestelsel. Als kritische en ambitieuze officier overgeplaatst van Den Haag naar Leeuwarden en door de Friezen tot Tweede Kamerlid gekozen. Gezaghebbend in eigen kring en gevreesd door ministers. Bleef Kamerlid toen hij in 1877 minister werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Kon door ziekte en zijn vroege dood weinig tot stand brengen.
     
  • 6. 
    Voorman van de oud-liberalen en Tweede Kamervoorzitter. Na een loopbaan bij de Nederlandse Bank minister van Financiën in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Uitstekend administrateur en zuinig financier. Werd na de breuk in het kabinet feitelijk leider van de conservatief-liberalen. Was streng voor zichzelf en voor anderen. Moeilijk in de omgang. Ontzag inboezemend Kamervoorzitter, die door de gehele Kamer werd gerespecteerd vanwege zijn onpartijdigheid. Lange magere man; gedistingeerd en kalm, en gemakkelijk sprekend.
     
  • 7. 
    Antirevolutionair was een 19e-eeuwse politieke stroming, die zich keerde tegen de ideeën van de Franse Revolutie, met name tegen de volkssoevereiniteit. De overheid ontleende haar gezag volgens de antirevolutionairen niet aan het volk, maar aan God. Tegenover de ideeën van de Revolutie werd de bijbel en de door God geleide geschiedenis gesteld (hiervoor werd ook de term christelijk-historisch gebruikt). De antirevolutionaire gedachten werden geformuleerd door G. Groen van Prinsterer. In de Kamer had hij slechts enkele medestanders.
     
  • 8. 
    Pas aan het einde van de 19e eeuw ontstond er een politieke organisatie van katholieken. Toch traden zij al vanaf omstreeks 1870 als groepering in het parlement op. Het zou tot 1883 duren, voordat er 'Proeve van een program van een katholieke partij' kwam en pas in 1897 kwam er een verbond van R.K. kiesverenigingen. Initiatiefnemer voor de katholieke partijvorming was de priester-staatsman Herman Schaepman.
     
  • 9. 
    Dit gemengd conservatief-liberale kabinet, ook wel fusiekabinet genoemd, had een wankele basis in de Tweede Kamer. Daarom zag het voorlopig af van voorstellen op het gebied van het onderwijs en het kiesrecht. Leider was C.Th. baron van Lynden van Sandenburg, een conservatief/antirevolutionair oud-Kamerlid en oud-minister, die nauwe banden had met het koningshuis.
     
  • 10. 
    Vorst in de tweede helft van de negentiende eeuw. Volgde in 1849 zijn vader pas na enige aarzeling op, omdat hij weinig ingenomen was met de nieuwe liberale Grondwet. Trachtte nog enige jaren zijn macht enigszins te herwinnen en behield nog enige jaren invloed op ministersbenoemingten. Ging soms in tegen zijn ministers, bijvoorbeeld in 1853 (Aprilbeweging). Had lange tijd ook een afkeer van Thorbecke. Verloor later steeds meer interesse in de politiek. Kreeg bovendien te maken met privé-affaires, met conflicten met zijn zoons en met gezondheidsproblemen. Berucht vanwege zijn wispelturigheid en barse uitvallen tegen onder anderen ministers. Trouwde op hoge leeftijd met de veel jongere Duitse prinses Emma, die hem een opvolgster, Wilhelmina, schonk.