Kabinet-De Geer II (1939-1940)
Dit kabinet was een centrumlinks noodkabinet, waarvan voor het eerst twee sociaaldemocraten1 deel uitmaakten. Het bestond verder uit ministers van RKSP2, CHU3, VDB4, een ARP'er (zonder partijbinding) en twee partijlozen. Het kabinet werd kort na zijn aantreden geconfronteerd met de dreigende oorlogssituatie en besloot tot mobilisatie van de strijdkrachten.
In mei 1940 viel Duitsland zonder voorafgaande waarschuwing ons land binnen en bezette na vijf dagen strijd het land. Het kabinet week, in navolging van de koninklijke familie, uit naar Engeland, zodat van daaruit leiding kon worden gegeven aan de verdere oorlogsdeelname. Van het vertrek van de koningin was het kabinet overigens niet op de hoogte gesteld.
Het kabinet trad aan op 10 augustus 1939. Op 26 augustus 1940 diende het zijn ontslag in, nadat koningin Wilhelmina5 het vertrouwen in minister-president De Geer had opgezegd, vanwege diens in haar ogen wankelmoedige houding ten opzichte van voortzetting van de strijd tegen Duitsland. Er moest daarom een nieuw kabinet worden gevormd. Dat was het kabinet-Gerbrandy6, dat op 3 september 1940 aantrad.
Inhoudsopgave
Na de val van het vijfde kabinet-Colijn werd De Geer formateur. Hij streefde naar een zo breed mogelijk kabinet, zonder directe banden met Kamerfracties. De Geer slaagde er in ministers te vinden van alle grote partijen met uitzondering van de liberalen. De ARP'er, Gerbrandy, trad echter tegen de zin van zijn partij toe tot het kabinet en die partij was dan ook niet als regeringspartij te beschouwen.
Colijn, die door De Geer werd gevraagd minister-president te worden, weigerde dat. Ook Oud (VDB) wilde geen minister (van Financiën) worden. De Geer nam daarom beide functies op zich. In mei 1940 werd het ministerie van Landbouw en Visserij opnieuw ingesteld.
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
4 augustus 1939 |
benoeming formateur |
9 augustus 1939 |
6 |
|
10 augustus 1939 |
beëdiging (nieuwe) ministers |
3 september 1940 |
391 |
|
3 september 1940 |
ontslag verleend |
koningin Wilhelmina |
minister a.i.: Jhr.Mr. D.J. de Geer (CHU)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos)
Justitie
minister: Mr. P.S. Gerbrandy (ARP)
Binnenlandse Zaken
minister: H. van Boeijen (CHU)
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: G. Bolkestein (VDB)
Financiën
minister: Jhr.Mr. D.J. de Geer (CHU)
Defensie
minister: A.Q.H. Dijxhoorn (Partijloos)
Waterstaat
minister: Ir. J.W. Albarda (SDAP)
Economische Zaken
minister: Mr. M.P.L. Steenberghe (RKSP) (10 augustus 1939 - 9 mei 1940)
Handel, Nijverheid en Scheepvaart
minister: Mr. M.P.L. Steenberghe (RKSP) (9 mei 1940 - 3 september 1940)
Landbouw en Visserij
minister: Mr.dr. A.A. van Rhijn (CHU) (9 mei 1940 - 3 september 1940)
Sociale Zaken
minister: Dr. J. van den Tempel (SDAP)
Koloniën
minister: Ch.J.I.M. Welter (RKSP)
Tweede Kamer | Eerste Kamer | ministerraad | |
---|---|---|---|
RKSP | 31 | 16 | 3 |
SDAP | 23 | 12 | 2 |
CHU | 8 | 6 | 4 |
VDB | 6 | 2 | 1 |
ARP | - | - | 1 |
partijloos | - | - | 2 |
totaal |
68 (68%) |
36 (72%) |
-
-In 1939 kwam de eerste Kinderbijslagwet tot stand: deze wet zorgde voor een bijslag aan gezinnen, die echter alleen gold voor kinderen tot 15 jaar (vanaf het derde kind) van arbeiders in loondienst
-
-Mobilisatie - Naar aanleiding van de toenemende internationale spanning besloot het kabinet op 28 augustus 1939 dat leger, vloot en luchtmacht de volgende dag zouden mobiliseren.
-
-Op 3 september brak na de Duitse inval in Polen op 1 september de Tweede Wereldoorlog uit, nadat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk Duitsland de oorlog verklaarden. Nederland handhaafde zijn strikte neutraliteit.
-
-Op 1 november 1939 werd in delen van het land de Staat van Beleg afgekondigd.
-
-Begin 1940 leidde een conflict tussen minister Dijxhoorn en opperbevelhebber Reynders over de te volgen strategie tot het ontslag van de laatste. Generaal Winkelman8 werd de nieuwe opperbevelhebber.
-
-Op 7 mei 1940 werden alle militaire verloven ingetrokken in verband met een mogelijke Duitse inval.
-
-Duitse inval - Nadat enkele eerdere aanvallen op het laatste moment waren afgeblazen, vond in de vroege ochtend van 10 mei 1940 de Duitse inval in Nederland plaats. Hiertegen werd in een koninklijke proclamatie krachtig geprotesteerd. Minister-president De Geer legde echter, ondanks herhaalde verzoeken, geen verklaring af in de Tweede Kamer. Daarom voerde daar alleen Kamervoorzitter Van Schaik9 het woord. Hij protesteerde in een korte rede10 fel tegen de Duitse aanval.
-
-Het gezag werd op 13 mei, in het bijzijn van de secretarissen-generaal, overgedragen generaal H.G. Winkelman. Dit gebeurde feitelijk op gezag van de ministers Van Rhijn en Steenberghe, die anders dan hun collega's nog in Den Haag waren. De andere ministers waren al in Hoek van Holland.
-
-Op 13 mei week koningin Wilhelmina5 uit naar Londen, nadat tevergeefs was getracht Zeeland te bereiken. Het prinselijk paar, met hun kinderen prinses Beatrix en prinses Irene, waren al eerder naar Engeland vertrokken.
-
-Het kabinet vertrok eveneens naar Londen. Ook de secretarissen-generaal Van Asch van Wijck11 en Van Angeren12, en de vicepresident van de Raad van State gingen met hen mee.
-
-Zonder veel resultaat had de Nederlandse regering om militaire steun gevraagd van Frankrijk en Groot-Brittannië. De ministers Van Kleffens en Welter waren daartoe al in de ochtend van 10 mei per watervliegtuig naar Londen vertrokken.
-
-Kort na het vertrek van de regering, na vier dagen vergeefse strijd tegen een militaire overmacht en nadat Rotterdam was gebombardeerd, besloot opperbevelhebber Winkelman tot de capitulatie.
-
-In Nederland kwam een Duits bewind met een Rijkscommissaris, Seyss-Inquart, aan het hoofd. De Nederlandse ambtenaren, die werden geleid door de secretarissen-generaal, kwamen onder toezicht van de Duitse bezetter. De Tweede en Eerste Kamer werden buitenspel gezet.
-
-Het Nederlandse kabinet in Londen sloot zich aan bij de strijd van de geallieerden, al waren er ministers (De Geer, Welter, Van Rhijn) die aanvankelijk bij de Britten aandrongen om met Duitsland te gaan onderhandelen.
-
-Enige tijd werd overwogen de regering te verplaatsen naar Nederlands-Indië, maar dit gebeurde uiteindelijk niet. Mogelijk was dit een bewust streven van koningin Wilhelmina om verlost te worden van het door haar weinig gewaardeerde kabinet.
- 1.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 2.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 3.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 4.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 5.Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
- 6.De kabinetten-Gerbrandy staan ook bekend als de 'Londense kabinetten', omdat de regering daar in verband met de Duitse bezetting van Nederland verbleef. Gerbrandy was als minister-president een onvermoeibaar strijder voor de Nederlandse zaak. Via radiotoespraken inspireerde hij, net als koningin Wilhelmina, het Nederlandse verzet. Er vonden diverse ministerswisselingen plaats, waarbij ook de verhouding tussen ministers en de koningin een belangrijke rol speelde.
- 7.Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
- 8.Generaal, die begin 1940 opperbevelhebber werd en dat ook was tijdens de Duitse inval in de meidagen. Voor hij bevelhebber werd tot 1934 officier bij de Generale Staf en daarna werkzaam bij Philips als militair adviseur. Bij zijn verdedigingsplan lag de nadruk op verdediging van de Vesting Holland, met de Grebbelinie als voorpost. Aan hem werd op 13 mei het regeringsgezag opgedragen na het uitwijken van de regering. Tekende op 15 mei de capitulatie. Trad zowel tijdens de Duitse aanval als in het begin van de bezetting vastberaden en evenwichtig op. Protesteerde tegen Duitse maatregelen en tegen de Duitse lezing van de reden voor de aanval op Nederland. Werd daarop als krijgsgevangene naar Duitsland gevoerd. Overleed zeven jaar na de bevrijding.
- 9.Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
- 10.Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Ook in Nederland was de Tweede Wereldoorlog begonnen. Den Haag lag direct in de vuurlinie, omdat de Duitsers het regeringscentrum aanvielen. Niet alle Kamerleden konden daardoor het Binnenhof bereiken. Om een uur's middags kwam de Tweede Kamer bijeen. Ondanks het feit dat er niet genoeg leden waren (het quorum) om te kunnen vergaderen, hield de Tweede Kamervoorzitter Van Schaik een rede waarin hij protesteerde tegen de inval. Daana ging de Tweede Kamer uiteen om pas na de oorlog in 1945 weer bijeen te komen.
- 11.Voormalige belastinginspecteur, die in de jaren'30 secretaris-generaal van het ministerie van Financiën was. Conservatief man, met grote plichtsbetrachting, die goed bevriend was met Jhr. De Geer. Die nam hem in de meidagen van 1940 mee toen het kabinet uitweek naar Londen. Hij overleed daar, kort voor de bevrijding.
- 12.Bekwame jurist en gewaardeerd ambtenaar, die in Londen minister was. In 1937, na een snelle departementale carrière, de eerste katholieke secretaris-generaal van Justitie. Vluchtte vanwege zijn kwetsbare positie - hij was als S.G. voorstander van hard optreden tegen de nationaal-socialisten - in mei 1940 als secretaris-generaal samen met zijn minister naar Engeland en volgde Gerbrandy later in Londen op als minister van Justitie. Kwam in 1944 in conflict met de koningin over de naoorlogse politieorganisatie. Werd na zijn aftreden in Londen weer secretaris-generaal. Na de oorlog was hij veertien jaar staatsraad.