Kabinetscrisis 1989: het reiskostenforfait

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Op 3 mei 1989 kwam er een einde aan bijna zeven jaar samenwerking tussen CDA en VVD onder minister-president Ruud Lubbers1. De VVD-fractie kon zich niet vinden in het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait.

Tijdens een Kamerdebat over dit besluit op 2 mei kwam VVD-fractievoorzitter Joris Voorhoeve2 met een motie die het kabinet vroeg af te zien van afschaffing van het reiskostenforfait. Tevens werd gevraagd een voorgestelde verhoging van de dieselaccijns te beperken.

Nog voor de motie in stemming kwam, trok premier Lubbers de conclusie dat er een onoverbrugbaar conflict was. Het kabinet-Lubbers II3 was gevallen.

Inhoudsopgave

  1. Verkiezingen 1986
  2. Voorgeschiedenis
  3. Het Nationaal Milieubeleidsplan
  4. Beraad in de VVD-fractie
  5. Debat in eerste termijn
  6. Het antwoord van Lubbers
  7. Tweede termijn en slot
  8. Nasleep

1.

Verkiezingen 1986

De verkiezingen van 1986 waren een groot succes voor het CDA van minister-president Lubbers. Met de leuze 'laat Lubbers zijn karwei' afmaken, behaalde het CDA vrij onverwacht zijn beste resultaat uit de geschiedenis: 54 zetels (een winst van negen).

Coalitiegenoot VVD verloor daarentegen met Ed Nijpels4 als lijsttrekker negen zetels (van 36 naar 27). In de VVD werd ernstige kritiek geuit op de wijze waarop Nijpels de fractie had geleid. Hij mocht nog wel namens de VVD de onderhandelingen bij de kabinetsformatie voeren, maar werd na de vorming van het tweede kabinet als fractieleider vervangen door Voorhoeve. Rudolf de Korte5 werd vicepremier en partijleider. Nijpels zelf werd minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2.

Voorgeschiedenis

De verhoudingen tussen CDA en VVD stonden ten tijde van het tweede kabinet-Lubbers sterker onder druk dan in de voorgaande periode. In december 1988 werd vicepremier De Korte in de Tweede Kamer door Lubbers op zijn nummer gezet nadat De Korte zich in een spreekbeurt tegen een mogelijk staatsbezoek van de koningin aan Japan had uitgesproken. De VVD kreeg bovendien steeds meer het idee, dat zij een bijrol speelde. Op allerlei punten, zoals bij het mediabeleid en de regeling van de euthanasie, kreeg de VVD niet haar zin.

Na jarenlang bezuinigen en ingrepen in de sociale zekerheid ontstond bij het CDA bovendien de behoefte de koers wat te verleggen. De nieuwe PvdA-fractieleider Wim Kok6 stelde zich bovendien gematigder op dan zijn voorganger Den Uyl7, zodat de PvdA weer in beeld kwam als toekomstig coalitiegenoot. Tussen CDA en PvdA vonden in het geheim al verkennende gesprekken plaats over hernieuwde samenwerking.

3.

Het Nationaal Milieubeleidsplan

Tijdens het tweede kabinet-Lubbers werd het milieu een belangrijk onderwerp. Minister Nijpels kondigde een Nationaal Milieubeleidsplan aan. Daarin werden allerlei doelstellingen geformuleerd, zoals het terugdringen van vervuiling door auto's, energiecentrales en bedrijven. Om deze plannen te realiseren en te financieren waren bezuinigingen, heffingen en belastingmaatregelen nodig.

Twee maatregelen sprongen er daarbij uit: de verhoging van de brandstofaccijns en de afschaffing van de belastingaftrek voor het woon-werkverkeer boven de 10 km (het zgn. reiskostenforfait). Daarmee wilde het kabinet f. 1,3 miljard binnenhalen.

Tegen deze plannen kwam binnen de VVD veel oppositie, waarbij partijvoorzitter Ginjaar8, fractievoorzitter Luteijn9 (Eerste Kamer) en oud-partijleider Wiegel zich aansloten. Ook het in VVD-kringen veel gelezen dagblad 'De Telegraaf' wierp zich op als verdediger van de belangen van automobilisten.

Het kabinet wijzigde onder druk hiervan de plannen. De verhoging van de brandstofaccijns zou stapsgewijs plaatsvinden en de afschaffing van het reiskostenforfait zou eerst nader onderzocht worden, om per 1 januari 1991 te worden doorgevoerd. De VVD-ministers Nijpels, Korthals Altes10, Smit-Kroes11, Bolkestein12 en De Korte stemden hiermee in.

4.

Beraad in de VVD-fractie

Op zaterdagmiddag 29 april 1989 belegde de VVD-fractie een extra vergadering over het kabinetsbesluit. Hier bleek dat het compromis werd afgewezen. Aan het einde van de middag deelde fractievoorzitter Voorhoeve mee dat zou worden vastgehouden aan de eis dat de accijnsverhoging en de afschaffing van het reiskostenforfait van tafel moesten.

Op dinsdag 2 mei vroeg Voorhoeve aan het begin van de vergadering van de Tweede Kamer om een debat over het kabinetsbesluit. Dat debat begon om 16.00 uur.

5.

Debat in eerste termijn

Reeds in de eerste termijn kwam Voorhoeve met een motie waarin de eisen van zijn fractie waren neergelegd. Voorhoeve achtte de lastenverzwaring voor burgers die verder dan 10 km van hun werk woonden onverteerbaar. Eerst had de overheid de bouw van nieuwe woonkernen gestimuleerd en nu kregen de bewoners daarvan de rekening gepresenteerd.

De verhoging van de accijns op brandstof achtte Voorhoeve nadelig voor de economie, met name voor het goederenvervoer. Hij zag meer in het verplichtstellen van een katalysator.

Fractieleider Kok vroeg minister-president Lubbers hoe lang hij nog dacht door te kunnen regeren met een regeringspartij die hem sommeerde een kabinetsbesluit bij te stellen. Zijn D66-collega Van Mierlo meende dat het tijd werd de kiezers te raadplegen.

CDA-fractievoorzitter Bert de Vries13 wees op het vele goede dat de coalitie CDA-VVD in zijn ogen tot stand had gebracht. Hij betreurde het dat de VVD al met een motie was gekomen, omdat een echt debat daardoor bij voorbaat werd gefrustreerd.

Ook andere fracties, zoals die van GPV en SGP, hadden weinig waardering voor de opstelling van de VVD. Een meerderheid wees de door de VVD-fractie ingediende motie af.

6.

Het antwoord van Lubbers

Minister-president Lubbers verdedigde uiteraard het kabinetsbesluit. Hij verklaarde dat de afschaffing op termijn ruimte bood om te bezien of de koopkracht niet te veel benadeeld zou worden. Terugdringing van de automobiliteit was echter een wezenlijk onderdeel van het milieubeleid. Het fiscale instrumentarium speelde daarbij een belangrijke rol.

Hij vroeg Voorhoeve dan ook de motie aan te houden; de motie zou in ieder geval niet worden uitgevoerd.

Op een vraag van Andree van Es14 (PSP15) aan Voorhoeve of het probleem zou zijn opgelost als de motie werd verworpen, antwoordde Voorhoeve dat dit niet het geval zou zijn. Het kabinet moest sowieso terugkomen op haar besluit. Op de nadrukkelijke vraag van Voorhoeve aan Lubbers of hij van plan was dat te doen, antwoordde Lubbers dat dit niet zou gebeuren.

7.

Tweede termijn en slot

Na een schorsing van drie kwartier werd het debat om 22.45 uur voortgezet. De conclusies konden nu snel worden getrokken. Voorhoeve handhaafde zijn motie. Hij herhaalde nogmaals dat als het kabinetsbesluit niet zou worden ingetrokken, de VVD het vertrouwen in het kabinet zou opzeggen.

CDA-fractievoorzitter De Vries constateerde met bitterheid dat de VVD afscheid nam van de coalitie met het CDA, en dat terwijl het karwei nog niet af was. Dit onverwachte einde noemde hij wrang.

Lubbers zei de bitterheid van De Vries niet te delen. Hij was CDA en VVD dankbaar voor de zeven jaar samenwerking. Hij deelde mee, gezien het verloop van het debat, de volgende dag het ontslag van het kabinet in te dienen. De motie kwam niet meer in stemming.

8.

Nasleep

Voor september 1989 werden vervroegde verkiezingen uitgeschreven. Grote winnaar was wederom het CDA. Met Lubbers als lijsttrekker handhaafde het zijn positie (54 zetels). De VVD verloor nog eens vijf zetels en kwam op 22. Ook de PvdA verloor: drie zetels. D66 won er daarentegen drie.

In de lijn der verwachting werd een kabinet gevormd van CDA en PvdA, met Lubbers voor de derde maal als minister-president. De VVD ging, met D66, in de oppositie

Voorhoeve bleef vooralsnog fractieleider, maar hij zou een jaar na de crisis, op 30 april 1990, tijdens een buitengewone fractievergadering in Garderen door Frits Bolkestein worden vervangen. Nijpels had op 1 april 1990 de Tweede Kamer verruild voor het burgemeesterschap van Breda.

De positie van Voorhoeve was onder andere aangetast, omdat achteraf bleek dat financieel woordvoerder Frank de Grave16 tijdens het Kamerdebat in feite de regie had bepaald. De Grave had erin toegestemd ten behoeve van een tv-programma een microfoontje op te doen. Daardoor bleek dat iedere interruptie die Voorhoeve had geplaatst, eerst was ingefluisterd door De Grave.

 

Meer over

  • kabinetscrisis17
  • Andere Tijden over de kabinetscrisis

  • 1. 
    Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
     
  • 2. 
    Hoogleraar en wetenschapper, die in 1986 Ed Nijpels opvolgde als fractieleider van de VVD. Was directeur van de Telders-stichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, en daarna hoogleraar internationale betrekkingen. Werd in 1982 Tweede Kamerlid en was aanvankelijk buitenland-woordvoerder. Lijsttrekker in 1989. Op hem bleef het stempel staan van een in de politiek verdwaalde professor. Deelde de politieke leiding van de VVD met vicepremier De Korte, wat onduidelijk was. Trad af op Koninginnedag 1990 en werd opgevolgd door Frits Bolkestein. Stapte over naar de wetenschap, als directeur van Instituut Clingendael. Keerde in 1994 terug als minister van Defensie en kreeg daar te maken met het Srebenica-drama. Na zijn ministerschap Tweede Kamerlid, hoogleraar en lid van de Raad van State. Stapte in 2010 over van de VVD naar D66.
     
  • 3. 
    Dit kabinet was qua politieke samenstelling een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers. De coalitiepartijen CDA en VVD hadden bij de verkiezingen van 1986 hun gezamenlijke meerderheid in de Tweede Kamer behouden.
     
  • 4. 
    VVD-politicus uit Bergen op Zoom, die een turbulente politieke loopbaan kende. Werd in 1982 door Wiegel als 32-jarige naar voren geschoven als zijn opvolger na nog slechts vijf jaar Kamerlid te zijn geweest. Behaalde vervolgens in 1982 een uitstekend verkiezingsresultaat, hetgeen resulteerde in de vorming van het kabinet-Lubbers/Van Aardenne. Bedenker van het strategisch monisme, waarbij de band tussen fractie en ministers heel hecht was. Kreeg tijdens die kabinetsperiode te maken met diverse affaires en werd na de nederlaag van 1986 als leider vervangen. Werd in het tweede kabinet-Lubbers wel minister van VROM en kreeg in die functie waardering voor zijn milieubeleid. Nadien bleef hij bestuurlijk actief onder meer als burgemeester van Breda, Commissaris van de Koningin in Friesland en bestuursvoorzitter van het ABP. Is als SER-lid hoofd uitvoering energieakkoord.
     
  • 5. 
    Ambitieuze VVD-politicus, die carrière maakte in het bedrijfsleven en in 1977 de succesvolle verkiezingscampagne leidde. Werd daarna woordvoerder sociale zaken (arbeidsvoorwaarden, inkomensbeleid) en financieel-economische zaken van zijn fractie. Behoorde met o.a. Hermans en Evenhuis tot de vertrouwelingen van VVD-leider Ed Nijpels. Volgde begin 1986 de overleden minister Rietkerk op als minister van Binnenlandse Zaken. Vicepremier en minister van Economische Zaken in het tweede kabinet-Lubbers en korte tijd politiek leider van de VVD. Maakte een einde aan de investeringssubsidie via de WIR. Stapte na een tweede periode als Kamerlid (1989-1995) over naar een internationale functie. Intelligent, maar als minister niet altijd even tactisch opererend.
     
  • 6. 
    Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
     
  • 7. 
    Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
     
  • 8. 
    Wat streng ogende, bedachtzame, maar tevens voorkomende en bescheiden scheikundige, die na een loopbaan bij TNO VVD-minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in het kabinet-Van Agt I werd. Bracht als minister diverse milieuwetten tot stand, zoals de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne en de Wet geluidhinder. Daarnaast breidde hij wettelijke regelingen voor over de milieu-effectrapportage en bodembescherming. Regelde samen met minister De Ruiter de abortuskwestie. Nadien Eerste Kamerlid, fractievoorzitter van de VVD-senaatsfractie en VVD-voorzitter. Bekleedde die laatste functie ten tijde van het tweede kabinet-Lubbers en stuurde in 1989 aan op de val van dat kabinet. Speelde tevens een belangrijke rol bij de wisseling van het leiderschap van de VVD tussen Voorhoeve en Bolkestein. Zijn echtgenote was Tweede Kamerlid en staatssecretaris.
     
  • 9. 
    Zeeuwse herenboer en landbouwvoorman. Nuchtere, zakelijke bestuurder uit Zeeuws-Vlaanderen. Actief in vele maatschappelijke functies, met name op het gebied van de landbouw. Landbouw-specialist en fiscaal woordvoerder, die in 1987 Zoutendijk opvolgde als fractievoorzitter. Speelde een voorname rol bij de breuk van de VVD met het tweede kabinet-Lubbers. Was na zijn politieke loopbaan enige tijd waarnemend Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland toen Commissaris Leemhuis-Stout was afgetreden vanwege de Ceteco-affaire.
     
  • 10. 
    Vooraanstaand Rotterdams advocaat, die achtereenvolgens partijvoorzitter, Kamerlid, minister, Eerste Kamervoorzitter en minister van staat was en die een grote staat van dienst in de VVD had. Was onder meer geruime tijd secretaris en voorzitter van zijn partij. Drong er als partijvoorzitter, met anderen, bij vicepremier Wiegel op aan steun te geven aan de lijn dat verdergaande bezuinigingen nodig waren, onder meer bij het aftreden van minister Andriessen. Minister van Justitie in eerste kabinet-Lubbers en tweede kabinet-Lubbers. Vond bij zijn aantreden, dat "oerstaatszaken" niet in gevaar mochten komen. Vergde daarom het uiterste van de rechterlijke macht en de politie, maar verwierf brede steun in het parlement. In 1997 de eerste liberale voorzitter van de Eerste Kamer sinds 1900. Kleine welsprekende heer; volbloed jurist. Toegewijd en krachtdadig bestuurder, die van zijn medewerkers een zelfde houding en loyaliteit verlangde. Was sinds 2001 minister van staat.
     
  • 11. 
    Neelie Kroes, dochter van een Rotterdamse vervoersondernemer, was tussen 1971 en 2014 als VVD-politica in vele functies actief. Zij werd in 1971 Tweede Kamerlid en was toen woordvoerster vervoer en onderwijs. In het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) was zij staatssecretaris van vervoerszaken en PTT-zaken. Daarna was mevrouw Kroes minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Lubbers I (1982-1986) en kabinet-Lubbers II (1986-1989). In die functie was zij onder meer verantwoordelijk voor de spreiding van de PTT (hoofddirectie naar Groningen) en voor de verzelfstandiging van de PTT. Na haar ministerschap werd zij onder meer president van Universiteit Nijenrode en had zij vele functies in het bedrijfsleven. In 2004-2010 was mevrouw Kroes als Europees commissaris belast met mededinging. In de Commissie-Barroso II (2010-2014) had zij de portefeuille digitale agenda en was zij tevens vicevoorzitter van de Europese Commissie.
     
  • 12. 
    Succesvolle en erudiete VVD-politicus, die zijn partij in 1994 en 1998 naar verkiezingsoverwinningen leidde. Afkomstig uit het bedrijfsleven (Shell) en uit hoofde van zijn functies lange tijd in het buitenland verblijvend. Was staatssecretaris van buitenlandse handel in het eerste kabinet-Lubbers en daarna een vooraanstaand VVD-Kamerlid. Volgde in 1988 Van Eekelen op als minister van Defensie en werd in 1990 politiek leider van de VVD, als tussentijdse opvolger van Voorhoeve. Bleef daarna, net als Romme (KVP) in de jaren vijftig, buiten het kabinet. Wist als geen ander het publieke debat te stimuleren door pittige uitspraken en plaatste het thema 'integratie' blijvend op de politieke agenda. In 1999-2004 Europees Commissaris voor de interne markt. Was daarna bijzonder hoogleraar in Delft en Leiden.
     
  • 13. 
    Groningse antirevolutionair die al na vier jaar Tweede Kamerlidmaatschap voorzitter werd van de toen grootste regeringsfractie, het CDA. Werkte voor hij in 1978 sociaal-economisch fractiewoordvoerder werd bij Philips en de Erasmus Universiteit. Wist als fractieleider tijdens de kabinetten-Lubbers I en II zijn grote fractie bijeen te houden onder meer door dissidenten geen ruimte te geven. Speelde in het derde kabinet-Lubbers als minister van Sociale Zaken een belangrijke rol bij het voorkomen van conflicten over onder andere de WAO-problematiek. Nadien parttime hoogleraar en voorzitter van de Sociale Verzekeringsbank en het ABP. Ook enige tijd waarnemend partijvoorzitter. In zijn partij typisch een man van het midden. Had vanwege zijn saaie imago als bijnaam 'de Stofjas'.
     
  • 14. 
    Strijdbaar en actief Tweede Kamerlid voor de PSP en GroenLinks. Was al op jonge leeftijd Tweede Kamerlid voor de PSP, na eerst fractiemedewerker te zijn geweest. Zette zich in voor rechten van minderjarigen, minderheden en vrouwen en voerde in vele debatten het woord. Kwam in 1986 in conflict met fractieleider Van der Spek over de koers van de partij, omdat zij voorstander was van samenwerking met CPN en PPR. Onderbrak, hoewel zij toen het enige PSP-Kamerlid was, haar Kamerlidmaatschap vanwege zwangerschap. Na haar vertrek uit de politiek onder meer werkzaam bij de omroep, directeur van 'De Balie', voorzitter van GGZ Nederland en directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties. In 2010-2014 was zij wethouder van Amsterdam.
     
  • 15. 
    De Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), opgericht in 1957, was een pacifistische partij, die tevens streefde naar hervorming van de maatschappij in socialistische zin. In 1990 fuseerde de partij met PPR, CPN en EVP tot GroenLinks.
     
  • 16. 
    Frank de Grave (1955) was van 7 juni 2011 tot 3 september 2018 Eerste Kamerlid voor de VVD. Sindsdien is hij staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Na werkzaamheden in het bankwezen en het voorzitterschap van de JOVD werd hij in 1982 financieel woordvoerder van de VVD in de Tweede Kamer. In 1990-1996 was de heer De Grave wethouder van financiën in Amsterdam en vervolgens staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Kok I en minister van Defensie in het kabinet-Kok II. Keerde in 2002 terug naar de Kamer als mediawoordvoerder. Kreeg vanaf 2004 leiding over organen in de gezondheidszorg, zoals de Zorgautoriteit. Was daarna voorziter van het bestuur van pensioenfonds PGGM en voorzitter van de Federatie van Medisch Specialisten.
     
  • 17. 
    Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.