Kabinet-Biesheuvel I en II (1971-1973)
Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 19711. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong2 hadden gevormd (KVP3, CHU4, ARP5 en VVD6) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'707 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel8 was afkomstig uit de ARP.
Financieel-economische problemen stonden centraal in het kabinetsbeleid, waarbij de toenemende inflatie het grootste probleem was. Na onenigheid over de begroting 1973 kwam het in juli 1972 tot een breuk in het kabinet9. DS'70 maakte vanaf 21 juli 1972 geen deel meer uit van het kabinet. De overgebleven partijen vormden daarop een overgangskabinet.
De voornaamste taken van dit rompkabinet waren het uitschrijven van vervroegde Tweede Kamerverkiezingen en het opstellen van de begroting voor 1973. Hoewel het een minderheidskabinet was, beschouwde dit tweede kabinet zich als een volwaardig kabinet-Biesheuvel II. Het werd na de verkiezingen van 197210 opgevolgd door het kabinet-Den Uyl11.
Inhoudsopgave
- Formatie 1971, regeerakkoord en regeringsverklaring
- Data en zittingsduur
- Samenstelling kabinet-Biesheuvel I
- Kabinetscrisis en formatie 1972
- Samenstelling kabinet-Biesheuvel II
- Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet
- Zetelverdeling in parlement en kabinet
- Financieel-economisch beleid
- Wetgeving
- Beleid per departement
- Troonredes
- Einde van het kabinet
Formatie 1971
Hoewel de verkiezingsuitslag van 1971 anders deed vermoeden (het zeteltal van de coalitie liep terug van 86 naar 74 zetels), stevende de kabinetsformatie van dat jaar direct af op de voortzetting van de zittende coalitie van KVP3, VVD6, ARP5 en CHU4. Wel was DS'707 nodig was om aan een parlementaire meerderheid te komen. Deze formatie werd gekenmerkt door verschillende nieuwigheden, waaronder een (mislukte) poging over een voordracht van de formateur door de Tweede Kamer12 en een grotere openbaarheid in het formatieproces.
Regeerakkoord en regeringsverklaring
Onder leiding van informateur Piet Steenkamp13 kwamen de onderhandelende partijen al spoedig tot een regeerakkoord14. Premier Biesheuvel legde op 3 augustus 1971 de regeringsverklaring af.
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
6 juli 1971 |
Beëdiging15 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
21 juli 1972 |
382 |
22 juli 1972 |
Kabinetscrisis, ontslag gevraagd, tussentijdse formatie16 |
8 augustus 1972 |
18 |
9 augustus 1972 |
Overgangskabinet17 / formeel 'missionair'minderheidskabinet 'Biesheuvel II' |
28 november 1972 |
112 |
29 november 1972 |
demissionair tijdens formatieperiode 1972-1973 |
11 mei 1973 |
162 |
Totale zittingsduur18 kabinet |
674 |
Mr. B.W. Biesheuvel (ARP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Viceminister-president
Mr. W.J. Geertsema (VVD) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Mr. R.J. Nelissen (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Algemene Zaken
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Buitenlandse Zaken
minister: Drs. W.K.N. Schmelzer (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Drs. Th.E. Westerterp (KVP) (17 augustus 1971 - 9 augustus 1972)
minister voor Ontwikkelingssamenwerking
minister: Dr. C. Boertien (ARP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Justitie
minister: Mr. A.A.M. van Agt (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (ARP) (28 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. W.J. Geertsema (VVD) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Drs. A. van Stuijvenberg (DS'70) (17 juli 1971 - 21 juli 1972)
Onderwijs en Wetenschappen
minister: Mr. Ch. van Veen (CHU) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Mr. C.E. Schelfhout (KVP) (28 juli 1971 - 9 augustus 1972)
minister voor Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk Onderwijs
minister: Jhr.Mr. M.L. de Brauw (DS'70) (6 juli 1971 - 21 juli 1972)
Financiën
minister: Mr. R.J. Nelissen (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Mr. W. Scholten (CHU) (14 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (KVP) (14 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Defensie
minister: H.J. de Koster (VVD) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: A. van Es (ARP) (14 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Drs. B.J. Udink (CHU) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Drs. K.W. Buck (KVP) (17 augustus 1971 - 9 augustus 1972)
Verkeer en Waterstaat
minister: Dr. W. Drees (DS'70) (6 juli 1971 - 21 juli 1972)
minister: Drs. B.J. Udink (CHU) (21 juli 1972 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Dr. R.J.H. Kruisinga (CHU) (28 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Economische Zaken
minister: Mr.Drs. H. Langman (VVD) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Drs. J.J.M. Oostenbrink (KVP) (17 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Landbouw en Visserij
minister: Ir. P.J. Lardinois (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Sociale Zaken
minister: Drs. J. Boersma (ARP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: Mr. J.G. Rietkerk (VVD) (28 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: P.J. Engels (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
staatssecretaris: S. van Veenendaal-van Meggelen (DS'70) (28 juli 1971 - 21 juli 1972)
staatssecretaris: H.J.L. Vonhoff (VVD) (28 juli 1971 - 9 augustus 1972)
Volksgezondheid en Milieuhygiëne
minister: Dr. L.B.J. Stuijt (KVP) (6 juli 1971 - 9 augustus 1972)
'de West'
minister: Mr. R.J. Nelissen (KVP) (6 juli 1971 - 28 januari 1972)
minister: Ir. P.J. Lardinois (KVP) (28 januari 1972 - 9 augustus 1972)
Kabinetscrisis 1972
Op 20 juli 1972 viel nogal onverwacht - althans voor de buitenwereld - het een jaar eerder gevormde kabinet-Biesheuvel. De ministers van DS'707 (Drees jr.19 en De Brauw20) konden zich niet verenigen met het voorgestelde financieel-economische beleid.
Kabinetsformatie 1972
Na de val van het kabinet-Biesheuvel werd gepoogd om de breuk met DS'707 alsnog te lijmen. Na een financiële meevaller riep premier Biesheuvel zelfs nog de hulp in van Ynso Scholten21 om DS'70 aan boord te houden. Toen dit niet bleek te lukken, ging het kabinet-Biesheuvel officieel door als demissionair kabinet, met als belangrijkste taak verkiezingen uit te schrijven. In de praktijk gedroeg het zich echter als missionair kabinet. Vandaar dat het soms kabinet-Biesheuvel II22 wordt genoemd.
Minister-presidentMr. B.W. Biesheuvel (ARP)
Viceminister-president
Mr. W.J. Geertsema (VVD)
Mr. R.J. Nelissen (KVP)
Algemene Zaken
minister: Mr. B.W. Biesheuvel (ARP)
Buitenlandse Zaken
minister: Drs. W.K.N. Schmelzer (KVP)
staatssecretaris: Drs. Th.E. Westerterp (KVP) (9 augustus 1972 - 7 maart 1973)
minister voor Ontwikkelingssamenwerking
minister: Dr. C. Boertien (ARP)
Justitie
minister: Mr. A.A.M. van Agt (KVP)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (ARP)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. W.J. Geertsema (VVD)
Onderwijs en Wetenschappen
minister: Mr. Ch. van Veen (CHU)
staatssecretaris: Mr. C.E. Schelfhout (KVP)
Financiën
minister: Mr. R.J. Nelissen (KVP)
staatssecretaris: Mr. W. Scholten (CHU) (9 augustus 1972 - 19 maart 1973)
staatssecretaris: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (KVP) (9 augustus 1972 - 12 maart 1973)
Defensie
minister: H.J. de Koster (VVD)
staatssecretaris: A. van Es (ARP) (9 augustus 1972 - 16 september 1972)
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Drs. B.J. Udink (CHU)
staatssecretaris: Drs. K.W. Buck (KVP)
Verkeer en Waterstaat
minister: Drs. B.J. Udink (CHU)
staatssecretaris: Dr. R.J.H. Kruisinga (CHU) (9 augustus 1972 - 20 maart 1973)
Economische Zaken
minister: Mr.Drs. H. Langman (VVD)
staatssecretaris: Drs. J.J.M. Oostenbrink (KVP)
Landbouw en Visserij
minister: Ir. P.J. Lardinois (KVP) (9 augustus 1972 - 1 januari 1973)
minister: Drs. J. Boersma (ARP) (1 januari 1973 - 11 mei 1973)
Sociale Zaken
minister: Drs. J. Boersma (ARP)
staatssecretaris: Mr. J.G. Rietkerk (VVD) (9 augustus 1972 - 23 april 1973)
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: P.J. Engels (KVP)
staatssecretaris: H.J.L. Vonhoff (VVD) (9 augustus 1972 - 23 april 1973)
Volksgezondheid en Milieuhygiëne
minister: Dr. L.B.J. Stuijt (KVP)
'de West'
minister: Ir. P.J. Lardinois (KVP) (9 augustus 1972 - 1 januari 1973)
minister: Mr. W.J. Geertsema (VVD) (1 januari 1973 - 11 mei 1973)
Buiten het vertrek van de DS'70-bewindslieden wijzigde de samenstelling van het kabinet slechts twee maal. Tijdens de demissionaire fase van het kabinet traden een staatssecretaris en een minister af.
-
-Portefeuilles DS'70 bewindslieden overgenomen
Na het ontslag van de DS'70-bewindslieden werden de ministers Udink en Van Veen belast met respectievelijk wetenschapsbeleid en wetenschappelijk onderwijs, en Verkeer en Waterstaat. Formeel werd er echter geen nieuw kabinet gevormd, omdat de formatie daarvan mislukte. Niettemin werd het kabinet na die mislukte formatie veelal als Biesheuvel II aangeduid.
-
-Staatssecretaris Van Es van Defensie trad af
In september 1972 trad staatssecretaris van Defensie Van Es (ARP) af, omdat hij met minister De Koster van mening verschilde over de wijze waarop het ministerie moest worden georganiseerd. Van Es wilde dat er afzonderlijke onderdelen bleven voor land- en luchtmacht en marine; De Koster wilde een allesomvattende organisatie. Er werd geen opvolger benoemd.
-
-Lardinois opgevolgd door Boersma als minister van Landbouw en Visserij
In januari 1973 werd minister Lardinois als opvolger van Mansholt Europees Commissaris. Zijn post werd overgenomen door minister Boersma.
De vijf regeringspartijen konden rekenen op een kleine meerderheid in de Eerste en de Tweede Kamer. In de jaren 1971 en 1972 vonden er geen verkiezingen voor de Eerste Kamer plaats. De verhoudingen in de senaat bleven dan ook ongewijzigd. DS'70 was niet vertegenwoordigd in de Eerste Kamer. Verder waren er bij geen van de regeringsfracties in de Tweede Kamer afsplitsingen.
Vanaf de val van het kabinet in 1972 en de tussentijdse formatie van het kabinet-Biesheuvel II, beschikte de coalitie niet langer over een meerderheid in de Tweede Kamer.
Kabinet Biesheuvel I |
KVP |
VVD |
ARP |
CHU |
DS'70 |
totaal |
---|---|---|---|---|---|---|
ministers / (staatsecretarissen) |
6/(5) |
3/(2) |
3/(2) |
2/(2) |
2/(2) |
16/(13) |
Tweede Kamer vanaf 28 apr 1971 |
35 |
16 |
13 |
10 |
8 |
82 (54,7%) |
Eerste Kamer |
22 |
8 |
7 |
7 |
- |
44 (58,7%) |
Kabinet Biesheuvel II |
KVP |
VVD |
ARP |
CHU |
totaal |
---|---|---|---|---|---|
ministers / (staatsecretarissen) |
6/(5) |
3/(2) |
3/(2) |
2/(2) |
14/(11) |
Tweede Kamer vanaf 28 apr 1971 |
35 |
16 |
13 |
10 |
74 (49,3%) |
Eerste Kamer |
22 |
8 |
7 |
7 |
44 (58,7%) |
De hoge inflatie ten tijde van het kabinet-Biesheuvel leidde in 1972 tot een kabinetscrisis. De DS'70-bewindslieden wilden de inflatie bestrijden en minder bezuinigen. Ze stapten daarom uit het kabinet. Verder ging het op het eerste gezicht goed met de economie, maar de stijging van de prijzen, lonen en collectieve lasten tastte de arbeidsmarkt aan. De economie vertoonde al tekenen van ontsporing voordat de oliecrisis van 1973, kort na de regeerperiode van het kabinet, een zware wereldwijde economische dreun uitdeelde.
Buitenlandse Zaken24
-
-Erkenning DDR en Volksrepubliek China
Nederland ging over tot de volkenrechtelijke erkenning van de DDR en stemde in met de toelating van de Volksrepubliek China tot de Verenigde Naties ten koste van Taiwan.
Justitie25
-
-Abortuswetgeving
De ministers Van Agt (Justitie) en Stuijt (Volksgezondheid) dienden in juni 1972 een voorstel in over zwangerschapsonderbreking (abortus provocatus). Het beginsel daarbij was dat abortus strafbaar zou blijven, tenzij er gegronde redenen voor waren ('nee, tenzij'). Eerder (in 1970) hadden twee PvdA-leden, Lamberts26 en Roethof27, al een voorstel ingediend om abortus uit het strafrecht te halen ('ja, mits'). Beide voorstellen bleven nog onafgedaan.
-
-Drie van Breda
Het kabinet kreeg te maken kreeg met een felle discussie over de mogelijke verlening van gratie van de Drie van Breda (drie tot levenslang veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers). Uiteindelijk zag het kabinet hier vanaf, nadat de Tweede Kamer zich via een motie-Voogd in meerderheid tegen had verklaard.
Onderwijs en Wetenschappen28
-
-Onderwijshervormingen
De plannen van minister Van Veen om onder meer de groepsgrootte in het beroepsonderwijs te verhogen en het lesgeld te verhogen, zorgden voor veel onrust en stuitten op weerstand in het onderwijsveld. De linkse oppositie stemde tegen de begroting van Onderwijs voor 1972.
Financiën29
-
-Stagflatie
Op financieel-economisch gebied kreeg het kabinet te maken met wat wel 'stagflatie' genoemd wordt: een combinatie van stagnerende economie en toenemende inflatie (prijsstijgingen). Het financieringstekort liep op naar f. 3,9 miljard in 1971 en de werkloosheid steeg naar 150.000. De inflatie bedroeg in 1971 zeven procent.
Economische Zaken30
-
-Spreiding van rijksdiensten
Het kabinet kondigde plannen aan voor spreiding van rijksdiensten. Zo moest een deel van de directie van de PTT naar Groningen worden verplaatst.
Volksgezondheid en Milieuhygiëne31
-
-Urgentienota milieuproblemen
Minister Stuijt, de eerste minister die speciaal met het milieu was belast, bracht een Urgentienota over de milieuproblemen uit. Tijdens deze kabinetsperiode verscheen het Rapport van de Club van Rome, waaruit bleek dat het in de hele wereld slecht ging met het milieu en dat hulpbronnen op den duur zouden opraken.
In de twee troonredes tijdens deze kabinetsperiode werd met name ingegaan op de verslechterde economische omstandigheden en overheidsfinanciën.
Nadat DS'70 uit het kabinet gestapt was schreef het overgebleven rompkabinet Biesheuvel II de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 197210 uit. Het kabinet werd op de dag van de verkiezingen10, 29 november 1972, demissionair. Door de lange duur van de formatie in 1972-1973 nam het kabinet verdergaande beslissingen dan gebruikelijk voor een demissionair kabinet. Op 11 mei 1973 trad het opvolgende kabinet-Den Uyl11 aan.
Meer over
- 1.De Tweede Kamerverkiezingen van 1971 waren op 28 april. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Kamer, maar tevens waren het grondwetsverkiezingen. Grootste partij werd de PvdA, grote nieuwkomer was DS'70 (nieuw met acht zetels). De zittende coalitie haar meerderheid verloor haar meerderheid; alle vier regeringspartijen verloren. Winst was er behalve voor DS'70 en de PvdA ook voor D'66. De nieuwe NMP kreeg twee zetels. Bij deze verkiezingen was voor het eerst de opkomstplicht afgeschaft.
- 2.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 3.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 4.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 5.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 6.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 7.DS'70 was een centrumrechtse sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1970 als afsplitsing van de Partij van de Arbeid, door leden die ontevreden waren over de koers van die partij, zowel op financieel-economisch gebied als bij het buitenlands beleid. De partij was tot juli 1972 vertegenwoordigd in het kabinet-Biesheuvel I.
- 8.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 9.Op 20 juli 1972 viel nogal onverwacht - althans voor de buitenwereld - het een jaar eerder gevormde kabinet-Biesheuvel. De ministers van DS'70 (Drees jr. en De Brauw) konden zich niet verenigen met het voorgestelde financieel-economische beleid.
- 10.Het politieke beeld veranderde door de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 29 november 1972 drastisch. KVP en CHU verloren flink (elf zetels), waar PvdA en VVD wonnen. De PvdA bleef met Joop den Uyl als lijsttrekker de grootste. Hans Wiegel leidde de VVD naar zes zetels winst. Winnaar was ook de PPR, die vijf zetels won. Ter rechterzijde won de Boerenpartij twee zetels en behaalde de conservatief-katholieke RKPN één zetel.
- 11.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 12.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 13.Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP, ARP en CHU en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel. Politieke peetvader van Dries van Agt. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
- 14.Het regeerakkoord van 1971 omvat de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, CHU, ARP en VVD, en vormde de basis voor het kabinet-Biesheuvel I. Centraal stond een halt toeroepen aan de stijging van lonen de de inflatie.
- 15.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
- 16.Na de val van het kabinet-Biesheuvel werd gepoogd om de breuk met DS'70 alsnog te lijmen. Na een financiële meevaller riep premier Biesheuvel zelfs nog de hulp in van Ynso Scholten om DS'70 aan boord te houden. Toen dit niet bleek te lukken, ging het kabinet-Biesheuvel officieel door als demissionair kabinet, met als belangrijkste taak verkiezingen uit te schrijven. In de praktijk gedroeg het zich echter als missionair kabinet. Vandaar dat het soms kabinet-Biesheuvel II wordt genoemd.
- 17.Het uitbreken van een kabinetscrisis kan, afhankelijk van de oorzaak, verschillende gevolgen hebben. Enkele ministers (meestal van één partij) kunnen bijvoorbeeld ontslag nemen, ministers kunnen hun portefeuilles ter beschikking stellen, er kan een interim-kabinet komen of het zittende kabinet kan demissionair worden.
- 18.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 19.Voorman van DS'70 en Rekenkamerlid. Maakte carrière als ambtenaar op Financiën en hoogleraar openbare financiën. Stapte in 1971 de politiek in als aanvoerder van DS'70, een rechtse afsplitsing van de PvdA. Bekend als 'de jonge Drees' en als 'zoon van' verwierf hij een zekere populariteit. Zijn partij kwam de Kamer binnen met acht zetels en werd regeringspartij in het kabinet-Biesheuvel. Drees zelf werd minister van Verkeer en Waterstaat. Zette zich in voor bevordering van het openbaar vervoer. Was feitelijk meer ambtenaar en hoogleraar dan politicus. Beschikte over 'droge' humor, vriendelijk en overtuigd van eigen gelijk (wat hij overigens soms ook had). Vanaf 1973 fractieleider in de Tweede Kamer, die met veel interne verdeeldheid te maken kreeg. Besloot zijn bestuurlijke loopbaan als lid van de Algemene Rekenkamer, een functie waarvoor hij geknipt was.
- 20.DS'70-bewindsman en Tweede Kamerlid. Deftige jonkheer, oud-verzetsman en Irene-brigadier, die vanuit het verzekeringswezen minister werd in het kabinet-Biesheuvel. Wist als minister voor wetenschappelijk onderwijs slechts met moeite zijn wetsvoorstel tot verhoging van het college- en inschrijvingsgeld voor studenten door de Eerste Kamer te loodsen. Sprak in de ministerraad met trompetachtige stem en lag slecht bij sommige collegae (met name bij Boersma), die hem te star vonden. Werd na zijn vertrek als minister Tweede Kamerlid en kwam in 1975 in conflict met Drees jr. over de koers van de partij. Stapte later over naar D66. Begin jaren tachtig voorzitter van de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie.
- 21.Uit de advocatuur afkomstige CHU-politicus. Staatssecretaris van onder meer kunsten in het kabinet-De Quay die toen een Monumentenwet en een nieuwe Archiefwet tot stand bracht. Had toen ook bemoeienis met de mogelijke komst van commerciële omroep. Werd in 1963 minister van Justitie in het kabinet-Marijnen en zorgde voor een nieuwe wettelijke regelingen voor de kansspelen en voor het toelaten van vreemdelingen. Verbood in 1964 de tv-uitzendingen vanaf het REM-eiland in de Noordzee. Verliet in 1965 de politiek, maar trad in 1972 nog wel op als bemiddelaar na de val van het kabinet-Biesheuvel. Zoon van de hoogleraar Paul Scholten. Pragmatisch politicus en bekwame jurist.
- 22.Het tweede kabinet-Biesheuvel was op 9 augustus 1972 de voortzetting van het eerste kabinet-Biesheuvel, maar zonder DS'70. Het kabinet kon worden beschouwd als een overgangskabinet tot de verkiezingen in november 1972.
- 23.- 1972
Verhoging inschrijvings- en collegegeld voor studenten (duizendguldenwet-De Brauw)
- 24.Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
- 25.Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
- 26.Dokter Lamberts. Huisarts in Rotterdam-Zuid, die als Tweede Kamerlid voor de PvdA een autoriteit op volksgezondheidsgebied was. Kwam in zijn donkerblauwe pak nogal streng over, maar was zeer begaan met zijn patiënten. Als lid van de Rotterdamse gemeenteraad nam hij het initiatief tot het invoeren van schoolmelk. Zette zich als Kamerlid sterk in voor verbetering van de leefkwaliteit en voor legalisering van medisch verantwoorde zwangerschapsonderbreking (abortus provocatus). Het door hem en Hein Roethof verdedigde initiatiefwetsvoorstel hierover strandde echter in de Eerste Kamer. Van die Kamer maakte hijzelf later nog enige jaren deel uit.
- 27.Onafhankelijke progressieve liberaal in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Was parlementair journalist bij de NRC en voorzitter van de JOVD. Brak begin jaren'60 met de VVD en stapte over naar de PvdA. Goed jurist, deskundig op het gebied van het volkenrecht en verdediger van burgerlijke rechten. Keerde zich tegen beperkingen ten aanzien van politieke organisaties. Met Jan Lamberts mede-initiatiefnemer van een wetsvoorstel om zwangerschapsonderbreking te legaliseren. Het met een VVD-initiatief samengevoegde voorstel werd in 1976 echter door de Eerste Kamer verworpen. In 1981 niet herkozen, maar in 1986 teruggekeerd in de Kamer. In die periode tevens voorzitter van de commissie kleine criminaliteit en naamgever van een prijs voor initiatieven om criminaliteit tegen te gaan. Humanist en schaker.
- 28.Dit ministerie draagt de zorg voor het scheppen van een wettelijk kader voor het onderwijs, voor het uitvoeren van onderwijswetten en het verstrekken van financiële middelen daarvoor. Daarnaast heeft het ministerie de zorg voor de bevordering van wetenschappelijk onderwijs en wetenschapsbeleid en voor het cultuur- en mediabeleid. 'OCW' is sinds 2012 ook verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid en sinds 2017 voor het 'groen onderwijs'.
- 29.Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
- 30.Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
- 31.Dit ministerie draagt de zorg voor de volksgezondheid. Dit betreft onder andere het beleid met betrekking tot ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Ook het welzijnsbeleid zoals de ouderenzorg, het jeugdbeleid, de verslaafdenzorg en de maatschappelijke dienstverlening behoren tot het taakveld. Daarnaast is het ministerie verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de sport.
- 32.Deze periode wordt gekenmerkt door een scherpe tegenstelling tussen partijen. Met name de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) vinden eind jaren zestig dat kiezers een duidelijker keuze moeten kunnen maken. Zij benadrukken daarom de verschillen met andere partijen, bepleiten directe verkiezing van de minister-president en stellen voorwaarden aan regeringsdeelname.