Verdrag van Nice

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Dit Europese verdrag1 heeft institutionele hervormingen mogelijk gemaakt die met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie met de tien landen in het oosten en zuiden van Europa noodzakelijk waren. Het Verdrag van Nice is op 1 februari 2003 in werking getreden.

Het Verdrag van Nice was het resultaat van de zevende Intergouvernementele Conferentie (IGC), die was begonnen in februari 2000. De Europese Raad bereikte in december 2000 overeenstemming over een aantal in het Verdrag van Amsterdam2 opengebleven institutionele vraagstukken die vóór de uitbreiding van de Unie zouden moeten zijn geregeld.

Een aantal van de bepalingen van het Verdrag werden aangepast door het Toetredingsverdrag, dat in april 2003 in Athene werd ondertekend en op 1 mei 2004, de dag van de uitbreiding, in werking is getreden.

1.

Inhoudelijke veranderingen

Europese Raad

Het Verdrag van Nice bepaalde dat vanaf 2002 per voorzitterschap (elk halfjaar) één bijeenkomst van de Europese Raad3 in Brussel werd gehouden, en de rest in het land dat op dat moment voorzitter4 is. Zodra de Unie achttien leden telde, zo stelt het verdrag, moesten alle bijeenkomsten in Brussel plaatsvinden. Deze regeling had alleen betrekking op formele bijeenkomsten van de Europese Raad. Informele bijeenkomsten worden geregeld gehouden in het land dat dat halfjaar voorzitter is.

Raad van Ministers

Na toetreding van twaalf nieuwe kandidaat-lidstaten werd het totale aantal stemmen in de Raad uitgebreid tot 345. Het aantal terreinen waarop de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen5 kon beslissen werd uitgebreid. Voor belangrijke beleidsterreinen als buitenlands beleid en belastingen bleef unanimiteit echter voorgeschreven.

De definitie van gekwalificeerde meerderheid werd aangepast via een ingewikkeld compromis, waarover pas in de laatste uren van de IGC overeenstemming werd bereikt. Afhankelijk van het aantal lidstaten bewoog de drempel zich binnen een 'bandbreedte' van 71,26 procent en 73,91 procent van het aantal stemmen. Vanaf 2005 gold als extra voorwaarde dat een besluit moest worden goedgekeurd door een meerderheid van de lidstaten. Bovendien kon elke lidstaat eisen dat een besluit werd genomen door een meerderheid die ten minste 62 procent van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigde.

Europese Commissie

Tot aan de uitbreiding in 2004 had de Commissie6 twintig leden (twee leden uit Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en Italië; één lid voor elk van de andere lidstaten). Vanaf het moment dat de nieuwe Commissie aantrad (november 2004) mag iedere lidstaat één commissaris leveren.

Vastgelegd werd dat na toetreding van Roemenië en Bulgarije, de Commissie kleiner zou worden. Dat is later geschrapt. De voorzitter van de Commissie wordt sinds het Verdrag van Nice met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Europese Raad aangewezen; deze aanwijzing moet worden goedgekeurd door het Parlement.

De bevoegdheden van de voorzitter werden versterkt: hij kreeg meer grip op de interne organisatie van de Commissie en kan de verantwoordelijkheden van leden van de Commissie tussentijds wijzigen.

Europees Parlement

Vanwege de uitbreiding van de Unie in mei 2004 werd in het Verdrag van Nice een nieuwe samenstelling van het Europees Parlement7 overeengekomen, waarbij het maximumaantal leden was vastgesteld op 732. De `oude' lidstaten bezetten dan 535 zetels in plaats van de huidige 626 (gezamenlijk leverden zij er 91 in; Nederland leverde 6 van de 31 zetels in).

De invloed van het Europees Parlement nam dankzij het Verdrag van Nice toe: de codecisieprocedure8 werd uitgebreid naar zeven nieuwe beleidsterreinen.

Hof van Justitie

Het Verdrag van Nice nam belangrijke bepalingen in het EG-Verdrag op over het Gerecht9. Deze bepalingen gingen met name over de verdeling van de bevoegdheden tussen het Europese Hof van Justitie10 en het Gerecht. Het Gerecht van Eerste Aanleg werd in beginsel de rechter voor alle rechtstreekse beroepen. Het Hof van Justitie bleef de bevoegde instantie voor prejudiciële vragen, maar kon in specifieke aangelegenheden prejudiciële bevoegdheid verlenen aan het Gerecht.

Nauwere samenwerking/flexibiliteit

Het Verdrag van Nice voorzag in een gehele herziening van de bepalingen in het EG-Verdrag over nauwere samenwerking. Zo werd het minimumaantal lidstaten dat voor nauwere samenwerking vereist is, gesteld op acht (in plaats van een meerderheid van de lidstaten). Op deze wijze werd na achtereenvolgende uitbreidingen nauwere samenwerking mogelijk met niet meer dan een derde van het aantal lidstaten. Ook maakt `Nice' nauwere samenwerking mogelijk op het terrein van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.


  • 1. 
    De geschiedenis van de Europese verdragen begint bij de oprichting van de eerste "Gemeenschap", de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (de EGKS). Tussen 1952 (EGKS) en 2007 ("Lissabon") zijn negentien verdragen gesloten tussen een steeds toenemend aantal lidstaten.
     
  • 2. 
    Dit Europese verdrag, waarover de Europese Raad het in juni 1997 eens werd na twee jaar onderhandelen, maakte de weg vrij voor de start van het uitbreidingsproces van de Europese Unie.
     
  • 3. 
    De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders of staatshoofden van de 27 lidstaten van de Europese Unie, de vaste voorzitter en de voorzitter van de Europese Commissie. Alleen de regeringsleiders of staatshoofden hebben stemrecht tijdens de vergaderingen. De Europese Raad heeft geen wetgevingstaak, maar stelt wel de politieke richting van de EU vast.
     
  • 4. 
    Elk half jaar (van januari t/m juni en van juli t/m december) wordt de Europese Unie afwisselend voorgezeten door een lidstaat. Het land dat voorzitter is, leidt de vergaderingen van de Raad van de Europese Unie. Het Voorzitterschap van de Raad speelt een essentiële rol bij de sturing van het wetgevend en politiek besluitvormingsproces.
     
  • 5. 
    De Raad van Ministers kan met gekwalificeerde meerderheid een voorstel aannemen wanneer 55% van het aantal lidstaten, met een minimum van vijftien, vóór stemt. Ook moet in de lidstaten die voor zijn, ten minste 65% van de totale bevolking van de Europese Unie wonen. Met het huidige aantal lidstaten (27) betekent 55% dat minimaal vijftien lidstaten voor moeten stemmen.
     
  • 6. 
    Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
     
  • 7. 
    Het Europees Parlement (EP) vertegenwoordigt ruim 450 miljoen Europeanen en bestaat momenteel uit 720 afgevaardigden (inclusief voorzitter). Nederland heeft 31 zetels in het Europees Parlement. Het Europees Parlement wordt geacht een stem te geven aan de volkeren van de 27 landen die aan de Unie deelnemen, en vooral te letten op het belang van de Unie in zijn geheel.
     
  • 8. 
    Deze procedure is de wetgevingsprocedure die standaard van toepassing is op alle besluitvorming in de Europese Unie, tenzij in de verdragen specifiek staat dat er een andere, bijzondere wetgevingsprocedure geldt. De procedure stond vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon eind 2009 bekend als de medebeslissingsprocedure. Kern van de procedure is dat zowel de Raad van Ministers als het Europees Parlement een beslissende stem hebben in het wetgevingsproces, én dat allebei de instellingen de mogelijkheid hebben om een voorstel aan te passen.
     
  • 9. 
    Het Gerecht behandelt zaken tegen de instellingen en organen van de Europese Unie. Partijen kunnen onder andere een zaak bij het Gerecht starten wanneer zij vinden dat een Europese regel of besluit hun rechten schendt.
     
  • 10. 
    Het in 1952 opgerichte Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) moet ervoor zorgen dat de wetten en regels die in Europa gemaakt worden, goed worden toegepast. De Europese wetten - het gemeenschapsrecht - moeten in alle lidstaten hetzelfde worden uitgevoerd. Het Hof van Justitie ziet er verder op toe dat het EU-recht in alle lidstaten op dezelfde manier wordt toegepast.