Artikel III-76: Overheidstekorten van lidstaten

III-75
Artikel III-76
III-77
  • 1. 
    De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
  • 2. 
    De Europese Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde kennelijke fouten vast te stellen. Met name gaat de Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
    • a) 
      of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij:
      • i) 
        hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert;
      • ii) 
        hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft;
    • b) 
      of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    De referentiewaarden worden nader omschreven in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • 3. 
    Indien een lidstaat niet voldoet aan een of meer van deze criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de Commissie wordt tevens rekening gehouden met de vraag, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn.

    Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.

  • 4. 
    Het overeenkomstig artikel III-86 i ingestelde Economisch en Financieel Comité brengt advies uit over het verslag van de Commissie.
  • 5. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat en brengt zij de Raad daarvan op de hoogte.
  • 6. 
    Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt. [*]

    In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [**]

    Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die andere leden van de Raad dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid, in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [**]

  • 7. 
    De in de leden 8 tot en met 11 bedoelde besluiten en aanbevelingen worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie vastgesteld.

    De Raad besluit zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [**]

    Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die andere leden van de Raad dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid, in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [**]

  • 8. 
    Indien de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven termijn geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken.
  • 9. 
    Indien een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Raad, kan de Raad een besluit vaststellen waarin de betrokken lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

    In dat geval kan de Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde te kunnen nagaan welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.

  • 10. 
    Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9 vastgesteld besluit, kan de Raad een of meer van de volgende maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
    • a) 
      eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere waardepapieren uitgeeft;
    • b) 
      de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te bezien;
    • c) 
      eisen dat de betrokken lidstaat bij de Unie een niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd;
    • d) 
      boeten van een passende omvang opleggen.

    De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement in kennis van de vastgestelde maatregelen.

  • 11. 
    De Raad trekt de in de leden 6 en 8 tot en met 10 bedoelde maatregelen of sommige daarvan in, voorzover hij van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien de Raad van Ministers voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt hij, zodra het in lid 9 bedoelde besluit is ingetrokken, in het openbaar een verklaring af dat er niet langer een buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
  • 12. 
    Het in de artikelen III-265 i en III-266 i bedoelde recht om een klacht in te dienen kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing van de leden 1 tot en met 6, 8 en 9 van dit artikel. [***]
  • 13. 
    Verdere bepalingen betreffende de toepassing van de in dit artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

    De Raad stelt bij Europese wet maatregelen vast ter vervanging van voornoemd protocol. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

    Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of besluit de nadere bepalingen en definities voor de toepassing van dit protocol vast. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

Verklaring

 

Noot [*] bij lid 6

Dit lid is gewijzigd tijdens de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004. De aanvankelijke tekst van de eerste paragraaf van dit lid luidde:

Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.

Voetnoot [**] bij lid 6 en 7

Het afsluitende document CIG 85/04 geeft als voetnoot bij lid 6:

De formulering van deze zin zal worden aangepast aan de definitieve tekst van artikel I-24 over de definitie van gekwalificeerde meerderheid.

Dit is gebeurd in document CIG 86/04. De aanvankelijke tekst van de gemarkeerde alinea's bij de leden 6 en 7 (document CIG 50/03) luidde:

Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, de meerderheid van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten.

De Groep juridische deskundigen van de IGC (document CIG 50/03) oordeelde al in november 2003 dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen i" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).

In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie i vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.

Voetnoot [***] bij lid 12

De wijziging is voorgesteld tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1).

Toelichting bij de Verklaring

De eerste ontwerp-verklaring is toegevoegd in document CIG 80/04, ter voorbereiding op de IGC-Raad van 14 juni 2004. De slotversie staat in document CIG 85/04.

1.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
  • 2. 
    De Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, om eventuele aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen. Met name gaat de Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
    • a) 
      of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij:
      • i) 
        hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert;
      • ii) 
        hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft;
    • b) 
      of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    De referentiewaarden worden nader omschreven in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • 3. 
    Indien een lidstaat niet voldoet aan een of meer van deze criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de Commissie wordt er tevens rekening mee gehouden of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn.

    Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.

  • 4. 
    Het Economisch en Financieel Comité brengt advies uit over het verslag van de Commissie.
  • 5. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat.
  • 6. 
    Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Wanneer de Raad besluit dat er inderdaad een buitensporig tekort bestaat, stelt hij volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.

    In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van de betrokken lidstaat, en wordt onder gekwalificeerde meerderheid verstaan de meerderheid van de andere lidstaten welke tenminste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt.

  • 7. 
    De in de leden 8 tot en met 11 bedoelde Europese besluiten en aanbevelingen worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld. De Raad besluit zonder rekening te houden met de stem van de betrokken lidstaat, en onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan de meerderheid van de andere lidstaten welke ten minste drievijfde van hun bevolking vertegenwoordigt.
  • 8. 
    Wanneer de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven periode geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken.
  • 9. 
    Wanneer een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Raad, kan de Raad een Europees besluit vaststellen waarin de betrokken lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn het nodige te doen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

    In dat geval kan de Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde na te gaan welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.

  • 10. 
    Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9 vastgesteld Europees besluit, kan de Raad één of meer van de volgende maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
    • a) 
      eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere waardepapieren uitgeeft;
    • b) 
      de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te bezien;
    • c) 
      eisen dat de betrokken lidstaat bij de Unie een niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd;
    • d) 
      boeten van een passende omvang opleggen.

    De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement van de vastgestelde maatregelen in kennis.

  • 11. 
    De Raad trekt de in de leden 6 en 8 tot en met 10 bedoelde maatregelen of sommige daarvan in, indien hij van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien de Raad voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, verklaart hij, zodra het in lid 9 bedoelde besluit is ingetrokken, in het openbaar dat er niet langer een buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
  • 12. 
    Het recht om een klacht in te dienen, bedoeld in de [artikelen III-261 en III-262], kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing van de leden 1 tot en met 6, 8 en 9 van dit artikel.
  • 13. 
    Verdere bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de in dit artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

    Bij Europese wet van de Raad worden passende maatregelen vastgesteld die in de plaats van voornoemd protocol komen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank.

    Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie de Europese verordeningen of besluiten vast met de nadere bepalingen en definities voor de toepassing van dit protocol. Hij besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

2003
  • 1. 
    De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
  • 2. 
    De Europese Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde eventuele aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen. Met name gaat de Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
    • a) 
      of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij:
      • i) 
        hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert;
      • ii) 
        hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft;
    • b) 
      of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    De referentiewaarden worden nader omschreven in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • 3. 
    Indien een lidstaat niet voldoet aan een of meer van deze criteria, stelt de Europese Commissie een verslag op. In het verslag van de Commissie wordt tevens rekening gehouden met de vraag, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn.

    Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.

  • 4. 
    Het Economisch en Financieel Comité brengt advies uit over het verslag van de Commissie.
  • 5. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat.
  • 6. 
    Op voorstel van de Europese Commissie besluit de Raad van Ministers, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.

    In het kader van dit lid besluit de Raad van Ministers zonder rekening te houden met de stem van de betrokken lidstaat, en wordt onder gekwalificeerde meerderheid verstaan de meerderheid van de andere lidstaten welke tenminste drievijfde van de bevolking van deze lidstaten vertegenwoordigt.

  • 7. 
    De in de leden 8 tot en met 11 bedoelde Europese besluiten en aanbevelingen worden door de Raad van Ministers op aanbeveling van de Commissie vastgesteld. De Raad van Ministers besluit zonder rekening te houden met de stem van de betrokken lidstaat, en onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan de meerderheid van de andere lidstaten welke ten minste drievijfde van de bevolking van deze lidstaten vertegenwoordigt.
  • 8. 
    Indien de Raad van Ministers vaststelt dat binnen de voorgeschreven termijn geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken.
  • 9. 
    Indien een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Raad van Ministers, kan de Raad een Europees besluit vaststellen waarin de betrokken lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn op te treden om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

    In dat geval kan de Raad van Ministers de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde te kunnen nagaan welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.

  • 10. 
    Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9 vastgesteld Europees besluit, kan de Raad van Ministers een of meer van de volgende maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
    • a) 
      eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad van Ministers te bepalen aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere waardepapieren uitgeeft;
    • b) 
      de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te bezien;
    • c) 
      eisen dat de betrokken lidstaat bij de Unie een niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat de Raad van Ministers van oordeel is dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd;
    • d) 
      boeten van een passende omvang opleggen.

    De voorzitter van de Raad van Ministers stelt het Europees Parlement in kennis van de vastgestelde maatregelen.

  • 11. 
    De Raad van Ministers trekt de in de leden 6 en 8 tot en met 10 bedoelde maatregelen of sommige daarvan in, voorzover hij van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien de Raad voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt hij, zodra het in lid 9 bedoelde besluit is ingetrokken, in het openbaar een verklaring af dat er niet langer een buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
  • 12. 
    Het in de artikelen III-265 i en III-266 i bedoelde recht om een klacht in te dienen kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing van de leden 1 tot en met 6, 8 en 9 van dit artikel.
  • 13. 
    Verdere bepalingen betreffende de toepassing van de in dit artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

    De Raad van Ministers stelt bij Europese wet maatregelen vast ter vervanging van voornoemd protocol. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

    Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad van Ministers op voorstel van de Europese Commissie bij Europese verordening of besluit de nadere bepalingen en definities voor de toepassing van dit protocol vast. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

2003
  • 1. 
    De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
  • 2. 
    De Europese Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde kennelijke fouten vast te stellen. Met name gaat de Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
    • a) 
      of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij:
      • i) 
        hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert;
      • ii) 
        hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft;
    • b) 
      of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    De referentiewaarden worden nader omschreven in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • 3. 
    Indien een lidstaat niet voldoet aan een of meer van deze criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de Commissie wordt tevens rekening gehouden met de vraag, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn.

    Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.

  • 4. 
    Het overeenkomstig artikel III-86 i ingestelde Economisch en Financieel Comité brengt advies uit over het verslag van de Commissie.
  • 5. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat en brengt zij de Raad daarvan op de hoogte.
  • 6. 
    Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt. [*]

    In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [**]

    Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die andere leden van de Raad dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid, in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [**]

  • 7. 
    De in de leden 8 tot en met 11 bedoelde besluiten en aanbevelingen worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie vastgesteld.

    De Raad besluit zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, ten minste 55% van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten. [**]

    Een blokkerende minderheid dient ten minste te bestaan uit het minimumaantal van die andere leden van de Raad dat meer dan 35% van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid, in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen. [**]

  • 8. 
    Indien de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven termijn geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken.
  • 9. 
    Indien een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Raad, kan de Raad een besluit vaststellen waarin de betrokken lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

    In dat geval kan de Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde te kunnen nagaan welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.

  • 10. 
    Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9 vastgesteld besluit, kan de Raad een of meer van de volgende maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
    • a) 
      eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere waardepapieren uitgeeft;
    • b) 
      de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te bezien;
    • c) 
      eisen dat de betrokken lidstaat bij de Unie een niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd;
    • d) 
      boeten van een passende omvang opleggen.

    De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement in kennis van de vastgestelde maatregelen.

  • 11. 
    De Raad trekt de in de leden 6 en 8 tot en met 10 bedoelde maatregelen of sommige daarvan in, voorzover hij van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien de Raad van Ministers voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt hij, zodra het in lid 9 bedoelde besluit is ingetrokken, in het openbaar een verklaring af dat er niet langer een buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
  • 12. 
    Het in de artikelen III-265 i en III-266 i bedoelde recht om een klacht in te dienen kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing van de leden 1 tot en met 6, 8 en 9 van dit artikel. [***]
  • 13. 
    Verdere bepalingen betreffende de toepassing van de in dit artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

    De Raad stelt bij Europese wet maatregelen vast ter vervanging van voornoemd protocol. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

    Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of besluit de nadere bepalingen en definities voor de toepassing van dit protocol vast. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.

Verklaring

 

Noot [*] bij lid 6

Dit lid is gewijzigd tijdens de afsluitende Europese Raad van 17-18 juni 2004. De aanvankelijke tekst van de eerste paragraaf van dit lid luidde:

Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad volgens dezelfde procedures de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.

Voetnoot [**] bij lid 6 en 7

Het afsluitende document CIG 85/04 geeft als voetnoot bij lid 6:

De formulering van deze zin zal worden aangepast aan de definitieve tekst van artikel I-24 over de definitie van gekwalificeerde meerderheid.

Dit is gebeurd in document CIG 86/04. De aanvankelijke tekst van de gemarkeerde alinea's bij de leden 6 en 7 (document CIG 50/03) luidde:

Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan, de meerderheid van de andere leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de deelnemende lidstaten.

De Groep juridische deskundigen van de IGC (document CIG 50/03) oordeelde al in november 2003 dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen i" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).

In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie i vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.

Voetnoot [***] bij lid 12

De wijziging is voorgesteld tijdens het ministerieel conclaaf van 28 november 2003 (document CIG 60/03 ADD 1).

Toelichting bij de Verklaring

De eerste ontwerp-verklaring is toegevoegd in document CIG 80/04, ter voorbereiding op de IGC-Raad van 14 juni 2004. De slotversie staat in document CIG 85/04.

2004
  • 1. 
    De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
  • 2. 
    De Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde kennelijke fouten te constateren. Met name gaat de Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
    • a) 
      of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij:
      • i) 
        de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert, of
      • ii) 
        de overschrijding van de referentiewaarde slechts van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de referentiewaarde blijft;
    • b) 
      of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.

    De referentiewaarden worden nader omschreven in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

  • 3. 
    Indien een lidstaat niet voldoet aan een of meer van deze criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de Commissie wordt tevens rekening gehouden met de vraag, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn.

    Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.

  • 4. 
    Het overeenkomstig artikel III-192 i ingestelde Economisch en Financieel Comité brengt advies uit over het verslag van de Commissie.
  • 5. 
    Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat en brengt zij de Raad daarvan op de hoogte.
  • 6. 
    Op voorstel van de Commissie besluit de Raad, rekening houdend met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat en na een algehele evaluatie, of er een buitensporig tekort bestaat. Als dat het geval is, stelt de Raad, op aanbeveling van de Commissie, onverwijld de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort. Behoudens lid 8, worden deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.

    In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste 55% van de andere leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de deelnemende lidstaten.

    Een blokkerende minderheid moet uit ten minste het minimumaantal van die andere leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.

  • 7. 
    De in de leden 8 tot en met 11 bedoelde Europese besluiten en aanbevelingen worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie vastgesteld.

    De Raad besluit zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

    Onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt verstaan ten minste 55% van de andere leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de deelnemende lidstaten.

    Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimumaantal van die andere leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.

  • 8. 
    Indien de Raad een Europees besluit vaststelt waarin wordt geconstateerd dat binnen de voorgeschreven termijn geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken.
  • 9. 
    Indien een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de Raad, kan de Raad een Europees besluit vaststellen waarin de betrokken lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

    In dat geval kan de Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde te kunnen nagaan welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.

  • 10. 
    Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9 vastgesteld Europees besluit, kan de Raad een of meer van de volgende maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
    • a) 
      eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere waardepapieren uitgeeft;
    • b) 
      de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te bezien;
    • c) 
      eisen dat de betrokken lidstaat bij de Unie een niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort is gecorrigeerd;
    • d) 
      boeten van een passende omvang opleggen.

    De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement in kennis van de vastgestelde maatregelen.

  • 11. 
    De Raad trekt de in de leden 6, 8, 9 en 10 bedoelde maatregelen of sommige daarvan in, voorzover hij van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien de Raad voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt hij, zodra het in lid 8 bedoelde Europees besluit is ingetrokken, in het openbaar een verklaring af dat er niet langer een buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
  • 12. 
    Het in de artikelen III-360 i en III-361 i bedoelde recht om een klacht in te dienen kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing van de leden 1 tot en met 6, 8 en 9.
  • 13. 
    Nadere bepalingen betreffende de toepassing van de in dit artikel bedoelde procedure zijn opgenomen in het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

    De Raad stelt bij Europese wet maatregelen vast ter vervanging van voornoemd protocol. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank.

    Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of Europees besluit de nadere bepalingen en definities voor de toepassing van dit protocol vast. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.