Europese grondstoffenpolitiek gaat mank aan economisme

Met dank overgenomen van B. (Bas) Eickhout i, gepubliceerd op vrijdag 6 oktober 2017.

De Europese Commissie houdt een lijst bij van ‘kritieke’ grondstoffen: grondstoffen waarvan de aanvoer onzeker is omdat de leverancierslanden onbetrouwbaar zijn. Daarmee wordt van schaarste een louter geopolitiek probleem gemaakt. Het feit dat onze grondstoffen ook gewoon opraken, blijft buiten beeld.

Veel grondstoffen zijn schaars, maar op welke moeten we het meest zuinig zijn? Onlangs publiceerde de Europese Commissie een nieuwe lijst van ‘kritieke grondstoffen’. Die lijst zou een nuttige leidraad kunnen zijn voor overheden en bedrijven. Maar dan moet de Commissie voorbij het kortetermijnbelang van de industrie kijken.

De Europese Unie is sterk afhankelijk van de import van grondstoffen. Als de aanvoer van bijvoorbeeld kobalt of magnesium hapert, kunnen delen van de industrie ontwricht raken. Daarom stelt de Europese Commissie elke drie jaar een lijst van kritieke grondstoffen op. Dit zijn grondstoffen - op dit moment 27 - die van groot belang zijn voor de Europese economie, maar waarvan een ongestoorde aanvoer niet zeker is. Dat is het geval, volgens de Commissie, wanneer de winning geconcentreerd is in een klein aantal landen waar geen sprake is van goed bestuur. Kobalt, bijvoorbeeld, wordt vooral gedolven in de door geweld geteisterde Democratische Republiek Congo. Magnesium komt voornamelijk uit het autocratisch geleide China. Dat land heeft de export van metalen al meermaals aan banden gelegd.

Oprakende voorraden

De Commissie raadt bedrijven aan om kritieke grondstoffen beter te recyclen en - waar mogelijk - te vervangen door andere materialen. Een nieuwe afvalwet, waaraan het Europees Parlement en de Raad van Ministers momenteel de laatste hand leggen, geeft de EU-landen mogelijk de opdracht om te voorkomen dat kritieke grondstoffen verloren gaan in de verbrandingsoven of op de afvalstort. Dit beleid kan een welkome impuls geven aan de circulaire economie, waarbij we grondstoffen besparen en in de kringloop houden ten behoeve van toekomstige generaties. Maar dat veronderstelt wel dat Commissievoorzitter Juncker en zijn collega’s ook aan de toekomst denken bij het bepalen welke grondstoffen ‘kritiek’ zijn.

Daar wringt de schoen. De methode die de Commissie hanteert, erkent louter geopolitieke schaarste, waarbij afhankelijkheid van slecht bestuurde, onbetrouwbare leverancierslanden leidt tot het risico van een grondstoffentekort. Deze methode miskent dat er ook sprake is van geologische schaarste: de mensheid delft sommige grondstoffen in zo’n hoog tempo, dat de winbare voorraad opraakt.

Mineralogische barrière

Mijnbouwers azen op de rijkste ertsen. Als die opraken, zijn ze aangewezen op gesteenten met een lagere concentratie van de gezochte grondstof. De metaalertsen die tegenwoordig worden gedolven, bevatten gemiddeld drie maal minder metaal dan een eeuw geleden. Er moet dus drie maal zoveel grond voor worden afgegraven. Maar aan de winning van steeds lagere concentraties grondstoffen zit een grens. Voorbij deze ‘mineralogische barrière’ kost de winning van een grondstof teveel energie, water, materialen en land, en brengt zij teveel schade toe aan natuur en milieu.

Het beperken van de winning van grondstoffen is in het Salvadoraanse geval een gevolg van goed bestuur

We zien dit al in de praktijk: dit voorjaar verbood El Salvador als eerste land ter wereld de winning van metaalertsen, omdat de zoetwatervoorraden werden vervuild door de mijnbouw. Een verstandig besluit, dat illustreert hoe kortzichtig de methode van de Commissie is. Waar de Commissie het beperken van de winning en export van grondstoffen aan ‘slecht bestuur’ wijt, is dit in het Salvadoraanse geval juist een gevolg van goed bestuur. Het parlement van El Salvador gaf gehoor aan de roep vanuit de bevolking om onmisbare natuurlijke hulpbronnen te beschermen.

Averechts

El Salvador is op de mineralogische barrière gestuit. Die bestaat ook op wereldschaal. Een groep geologen van de Verenigde Naties heeft in 2011 de vuistregel geformuleerd dat maximaal 0,01 procent van de metalen in de bovenste kilometer van de continentale aardkorst daadwerkelijk te winnen valt. Daaruit valt af te leiden, zo becijferde de Nederlandse metaalexpert Theo Henckens vorig jaar in zijn proefschrift, dat de winbare voorraad van vier metalen - antimoon, goud, zink en molybdeen - binnen een eeuw zal zijn uitgeput.

Van deze vier metalen staat alleen antimoon op de lijst van kritieke grondstoffen van de Europese Commissie. Haar methode doet dus geen recht aan geologische schaarste. Dat kan averechtse gevolgen hebben. Volgens de benadering van de Commissie zou de metaalindustrie er goed aan doen om het ‘kritieke’ magnesium zoveel mogelijk te vervangen door niet-kritieke metalen. Zink komt daarvoor in aanmerking. Maar zink is in geologisch opzicht veel schaarser. Als we op de huidige voet doorgaan, bevatten de zinkmijnen tegen 2100 geen erts meer, terwijl de voorraad magnesium in de aardkorst nog duizenden jaren meegaat. Zo wordt dus een schaarse grondstof uitgeput om een minder schaarse grondstof te vervangen. We vergroten de toeleveringszekerheid van de industrie, maar niet voor lang. Onze nakomelingen vissen achter het net.

Het is tijd om te breken met het economisme dat alleen kijkt naar het industriële belang op korte termijn. Naast geopolitiek moet duurzaamheid een plaats krijgen in de Europese grondstoffenpolitiek.

Dit opiniestuk verscheen eerder op Down to Earth.

Bas Eickhout

Delegatieleider van GroenLinks in het Europees Parlement.

Alle artikelen

Richard Wouters

Medewerker van Bureau de Helling.

Alle artikelen