Eindelijk medezeggenschap voor gepensioneerden? - Hoofdinhoud
Jan Nagel
Mogen ook wij vandaag beginnen met onze waardering uit te spreken voor de initiatiefnemers Koşer Kaya en Blok, die hopelijk vandaag bij de behandeling van hun voorstel en volgende week bij de eindstemming een ware parlementaire marathon over de medezeggenschap in de pensioenfondsen goed over de finishlijn zullen brengen.
De krachten, die de bestaande situatie zonder medezeggenschap wilden laten voortbestaan of in elk geval de veranderingen wilden uitstellen, waren sterk en hardnekkig. De beoogde invoering van dit initiatiefvoorstel in 2009 werd nog eens drie jaar vertraagd en als het aan sommige partijen zou hebben gelegen, zou de afhandeling opnieuw uitgesteld zijn. En dat juist in een periode dat veel fondsbesturen ingrijpende besluiten moeten nemen over het beleggingsbeleid, de noodzakelijke herstelplannen, indexeringen en in vele gevallen - naar te vrezen valt - het korten van de uit te keren pensioenbedragen. Zonder medezeggenschap van de overgrote meerderheid van de pensioengerechtigden: je moet maar durven.
Tien jaar geleden bracht de Raad van State advies uit over wat toen nog was het initiatief-wetsvoorstel Giskes. In 2002 stelde de Raad van State dat het moment gekomen was voor een wettelijke verplichting tot een vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur van hun pensioenfonds. Tien jaar geleden werd al door de onafhankelijke Raad van State geconcludeerd, dat er een einde moest komen aan het tijdperk ‘over U, maar zonder U’. Toch was de inspanning van de vakbeweging en daaraan gelieerde partijen zoals CDA en PvdA om werkelijke veranderingen tegen te gaan opmerkelijk. Als deze partijen zich afvragen wat toch de oorzaak is, dat ze in de opiniepeilingen op een historisch dieptepunt staan en dat hun traditionele kiezers - met name de ouderen - zich vervreemd voelen, dan moet de vraag gesteld worden of deze partijen de eigentijdse signalen en de noodroepen van de pensioen-gerechtigden nog wel verstaan. We hopen, dat ook deze partijen hun standpunt willen heroverwegen en kijken hoopvol naar het CDA.
De initiatiefnemers hebben het nog eens duidelijk geformuleerd in hun nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer van 5 juni 2009. Ik citeer: ‘De sociale partners moeten door het voorstel meer macht en invloed gaan delen met de pensioen¬gerechtigden. Dit verzet kan natuurlijk niet beslissend zijn. Het is onaanvaardbaar, dat de ene groep staatsburgers verhindert, dat de andere groep staatsburgers gelijke rechten krijgt’.
Wie alle stukken ter voorbereiding van de behandeling in deze Kamer nog eens doorleest, komt zeker onder de indruk van de benadeelde positie van de pensioengerechtigde met name in de actuele situatie. Een paar voorbeelden:
In hun nota aan de Tweede Kamer stellen de initiatiefnemers, dat de fondsbesturen bestaande uit werkgevers en werknemers (dus zonder pensioengerechtigden) in de negentiger jaren en in het begin van deze eeuw de premies langdurig ver beneden kostprijs hebben vastgesteld. Daar worden nu nog de wrange vruchten van geplukt, aldus de initiatiefnemers. Ik voeg hieraan toe: werkgevers hadden natuurlijk een direct financieel belang bij lage premies. En de bonden zagen op deze manier meer ruimte voor hun looneisen. De pensioengerechtigden van nu zijn meer dan de dupe van dit wanbeleid.
Ook stellen de initiatiefnemers in dezelfde nota terecht, dat de pensioengerechtigden een beperking in de indexering direct in de uitkering merken, terwijl voor de deelnemers een beperking in de pensioenopbouw bij een latere inhaal mogelijk is, zodat zij er uiteindelijk niets meer van merken.
In de Memorie van Toelichting signaleren de initiatiefnemers scherp, dat er een onmiskenbare trend is ontstaan, waardoor de werkgevers minder of geen financiële risico’s meer dragen voor de pensioenregelingen. Die constatering deden ze vier jaar geleden.
Maar ook recent hebben de initiatiefnemers gewezen op de extra risico’s die de pensioengerechtigden lopen.
In de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer gaan zij in op het pensioen¬akkoord van afgelopen zomer en stellen zij dat vele deskundigen op het pensioenterrein tot de conclusie komen, dat de zeggenschap binnen de pensioenfondsen moet komen te liggen bij degenen die het risico dragen, waaronder de pensioengerechtigden. In dit verband wordt de commissie Frijns geciteerd, die constateert dat de pensioengerechtigden evenveel of zelfs meer risico’s dragen dan de actieve deelnemers.
Dit laatste brengt de 50PLUS-fractie nog tot enkele vragen aan de initiatiefnemers en zeker tot die helft die mederegeringsverantwoordelijkheid draagt.
Als er nu zo scherp en bij voortduring geanalyseerd wordt, hoe zeer de risico’s bij de pensioengerechtigden worden gelegd en we constateren dat bij het pensioenakkoord dit opnieuw gebeurt, terwijl alle risico’s bij de werkgevers worden weggehaald, zou de consequentie dan niet moeten zijn, dat het pensioenakkoord op dit belangrijke onderdeel wordt bijgesteld?
Het nu voorliggende wetsvoorstel is in de ogen van 50PLUS een belangrijke verbetering en daarom zullen we zonder voorbehoud voorstemmen. Maar het is in onze ogen een tussenstation. Delen de initiatiefnemers deze opvatting?
Nu de werkgevers alle risico’s bij de actieve deelnemers en vooral de pensioen-gerechtigden leggen, ligt het dan wel voor de hand ook in de toekomst de helft van de zeggenschap bij de werkgevers te leggen. Wij vinden van niet en horen graag de opvatting van de initiatiefnemers.
En tot slot een vraag aan de minister van Sociale Zaken. Mogen wij aannemen dat dit initiatief van o.a. zijn partijgenoot-fractieleider in de Tweede Kamer niet doorgezet zou zijn als hij en het kabinet overwegende bezwaren hadden gehad? Graag een duidelijk antwoord. Want, als dat wel zo is zou hij de Eerste Kamer met klem moeten ontraden dit initiatiefvoorstel aan te nemen.
Onze 50PLUS-fractie is blij met de belangrijke tussenstap voor pensioengerechtigden. Wij hopen dat dit voorstel door een ruime meerderheid in deze Kamer gesteund zal worden.