Kabinet-Gerbrandy III (1945)

Met dank overgenomen van Parlement.com.
Kabinet-Gerbrandy III - Staand v.l.n.r.: Van Kleffens, Beel, Tromp, De Quay, Huysmans, De Booy, Gispen en officier MG. Zittend: Gen. kruls (MG), Schmutzer, Gerbrandy, Bolkestein en Wijffels.
© Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Van Kleffens, Beel, Tromp, De Quay, Huysmans, De Booy, Gispen en officier MG. Zittend: Gen. kruls (MG), Schmutzer, Gerbrandy, Bolkestein en Wijffels.

Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.

Het derde kabinet-Gerbrandy kwam er nadat koningin Wilhelmina het vertrouwen in het merendeel van de ministers van het kabinet-Gerbrandy II had verloren. Dat kabinet bood 23 januari ontslag aan. Na een conflict waren eerder de sociaaldemocratische ministers opgestapt (Burger was aanvankelijk zelfs ontslagen). Gerbrandy kreeg 8 februari een opdracht tot reconstructie, nadat Van Kleffens een verzoek daartoe had geweigerd.

Na de bevrijding bood het kabinet (op 12 mei 1945) zijn ontslag aan, om de weg vrij te maken voor een nieuw kabinet. Dat kabinet, het kabinet-Schermerhorn-Drees1, trad aan op 25 juni 1945.

Inhoudsopgave

  1. Data en feiten formatie
  2. Samenstelling
  3. Bijzonderheden

1.

Data en feiten formatie

datum

wat

wie

tot en met

dagen

8 februari 1945

benoeming formateur

P.S. Gerbrandy2

22 februari 1945

15

23 februari 1945

beëdiging (nieuwe) ministers

koningin Wilhelmina3

11 mei 1945

77

12 mei 1945

kabinet demissionair

 

24 juni 1945

44

25 juni 1945

ontslag verleend

koningin Wilhelmina

   

2.

Samenstelling

Algemene Oorlogsvoering
minister: Mr. P.S. Gerbrandy (ARP)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. E.N. van Kleffens (Partijloos)

minister voor Buitenlandse Zaken
minister: Mr. E.F.M.J. baron Michiels van Verduynen (Liberaal, maar partijloos)

Justitie
minister a.i.: Mr. P.S. Gerbrandy (ARP)

Binnenlandse Zaken
minister: Dr. L.J.M. Beel (RKSP)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: G. Bolkestein (VDB)

Financiën
minister: Dr. G.W.M. Huysmans (RKSP)

Oorlog
minister a.i.: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos) (23 februari 1945 - 4 april 1945)
minister: Dr. J.E. de Quay (RKSP) (4 april 1945 - 25 juni 1945)

Marine
minister: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)

Waterstaat
minister a.i.: Ir. F.C.M. Wijffels (RKSP) (23 februari 1945 - 4 april 1945)
minister: Ir. Th.Ph. Tromp (Liberaal, maar partijloos) (4 april 1945 - 25 juni 1945)

Handel, Nijverheid en Landbouw
minister: J.H. Gispen (ARP)

Scheepvaart en Visserij
minister: J.M. de Booy (Liberaal, maar partijloos)

Sociale Zaken
minister: Ir. F.C.M. Wijffels (RKSP)

Overzeese Gebiedsdelen
minister: Dr. J.I.J.M. Schmutzer (RKSP)

3.

Bijzonderheden

Het kabinet regeerde aanvankelijk nog vanuit Londen, maar enkele ministers, onder wie Beel, verbleven al enige tijd in het bevrijde Nederland (in Oisterwijk). Een belangrijk deel van de bestuurstaken in het bevrijde deel van Nederland werd onder verantwoordelijkheid van de minister van Oorlog uitgeoefend door het Militair Gezag, onder leiding van generaal Kruls4.

Minister Beel kwam met een Tijdelijke regeling voor de gemeentelijke en provinciale besturen na de oorlog. Er kwamen nood-gemeenteraden, die door een apart plaatselijk kiescollege moesten worden benoemd.

Op 5 mei 1945 was geheel Nederland bevrijd. Het kabinet beschouwde daarmee zijn taak als beëindigd. Het diende, een week daarna, zijn ontslag in.

 

  • 1. 
    Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
     
  • 2. 
    Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
     
  • 3. 
    Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
     
  • 4. 
    Officier die chef staf van het Militair Gezag was. Na een officiersopleiding en rechtenstudie gedetacheerd bij het ministerie van Defensie. Vergezelde in 1940 als adjudant zijn minister naar Londen en werd daar belast met de opbouw van het Militair Gezag dat na de bevrijding het dagelijks bestuur moest overnemen. Ondanks aanvankelijke bezwaren van de koningin werd hij als chef staf zelf belast met de leiding van het Militair Gezag. Goed organisator, maar ook autoritaire man die vaak niet al te diplomatiek optrad. Dat leidde tot de nodige conflicten. Na de oorlog chef van de Generale Staf en ook in die functie vaak in conflict met de minister. Een geschil over de visie op het toekomstige defensiebeleid leidde in 1951 tot zijn gedwongen vertrek.