Kabinet-Drees IV (1956-1958)

Met dank overgenomen van Parlement.com.
Kabinet-Drees IV - Staand v.l.n.r.: Hofstra, Witte, Staf, Mansholt, Algera, Suurhoff en Middelburg (secretaris). Zittend v.l.n.r.: Zijlstra, Klompe, Luns, Struycken, Drees, Samkalden en Cals.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Hofstra, Witte, Staf, Mansholt, Algera, Suurhoff en Middelburg (secretaris). Zittend v.l.n.r.: Zijlstra, Klompe, Luns, Struycken, Drees, Samkalden en Cals.

Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA1, KVP2, ARP3 en CHU4. Na de verkiezingen van 19565 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III6 hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees7. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.

De kabinetsperiode kenmerkte zich door voortdurend oplopende spanningen tussen KVP en PvdA. De bom barstte tenslotte in december 19588, toen de Tweede Kamer een door de KVP'er Lucas ingediend amendement aannam dat door minister Hofstra onaanvaardbaar verklaard was.

Vanaf 11 december 1958 werd het kabinet demissionair. Op 22 december werd het opgevolgd door het interimkabinet-Beel II9.

Inhoudsopgave

  1. Formatie en regeringsverklaring
  2. Data en zittingsduur
  3. Samenstelling kabinet
  4. Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet
  5. Zetelverdeling in parlement en kabinet
  6. Financieel-economisch beleid
  7. Wetgeving
  8. Beleid per departement
  9. Troonredes
  10. Einde van het kabinet

1.

Formatie en regeringsverklaring

Formatie

De verkiezingen van 1956 wezen op een voortzetting van de op dat moment zittende coalitie, plus de VVD10. Perikelen rond de zetelverdeling en een aantal inhoudelijke kwesties zorgden ervoor dat deze formatie te boek kwam te staan als één van de langste uit de parlementaire geschiedenis.

  • meer informatie
 
Na een lange formatieperiode kwam er een nieuw kabinet. Nou ja, nieuw? De tekenaar meent dat er niet zoveel nieuw is. Slechts vier nieuwe ministers t.o.v. het vorige kabinet; de tekenaar lijkt te willen zeggen dat een zo lange formatie dan ook niet nodig was geweest.
© tekenaar: samson (Vrijheid en Democratie, 20-10-1956)
Na een lange formatieperiode kwam er een nieuw kabinet. Nou ja, nieuw? De tekenaar meent dat er niet zoveel nieuw is. Slechts vier nieuwe ministers t.o.v. het vorige kabinet; de tekenaar lijkt te willen zeggen dat een zo lange formatie dan ook niet nodig was geweest. zichtbare personen: Dr. W. Drees , Mw. Dr. M.A.M. Klompé, Dr. I. Samkalden, Mr. A.A.M. Struycken

Regeerprogramma en regeringsverklaring

Eind september 1956 bereikten de KVP en PvdA een compromis over een regeerprogramma11. Op 23 oktober legde premier Drees de regeringsverklaring af.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

13 oktober 1956

Beëdiging12 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet

10 december 1958

789

11 december 1958

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair13

21 december 1958

11

 

Totale zittingsduur14 kabinet

 

800

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Dr. W. Drees (PvdA)

Viceminister-president
Mr. A.A.M. Struycken (KVP) (29 oktober 1956 - 22 december 1958)

Algemene Zaken
minister: Dr. W. Drees (PvdA)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
staatssecretaris: E.H. van der Beugel (PvdA) (8 januari 1957 - 22 december 1958)

Justitie
minister: Dr. I. Samkalden (PvdA)

Binnenlandse Zaken
minister a.i.: J.G. Suurhoff (PvdA) (13 oktober 1956 - 29 oktober 1956)

Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
minister: Mr. A.A.M. Struycken (KVP) (29 oktober 1956 - 22 december 1958)
staatssecretaris: Drs. W.K.N. Schmelzer (KVP) (29 oktober 1956 - 22 december 1958)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)
staatssecretaris: Dr. A. de Waal (KVP) (13 oktober 1956 - 16 maart 1957)
staatssecretaris: Mr. R.G.A. Höppener (KVP) (12 november 1956 - 22 december 1958)

Financiën
minister: H.J. Hofstra (PvdA)

Oorlog
minister: Ir. C. Staf (CHU)
staatssecretaris: Mr. F.J. Kranenburg (PvdA) (13 oktober 1956 - 1 juni 1958)
staatssecretaris: M. van Veen (PvdA) (25 oktober 1958 - 22 december 1958)

Marine
minister: Ir. C. Staf (CHU)
staatssecretaris: H.C.W. Moorman (KVP)

Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
minister: Ir. H.B.J. Witte (KVP)

Verkeer en Waterstaat
minister: Mr. J. Algera (ARP) (13 oktober 1956 - 10 oktober 1958)
minister a.i.: Ir. H.B.J. Witte (KVP) (10 oktober 1958 - 1 november 1958)
minister: Mr. J. van Aartsen (ARP) (1 november 1958 - 22 december 1958)

Economische Zaken
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
staatssecretaris: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP)

Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister: Dr. S.L. Mansholt (PvdA) (13 oktober 1956 - 1 januari 1958)
minister a.i.: Ir. C. Staf (CHU) (1 januari 1958 - 21 januari 1958)
minister: Dr. A. Vondeling (PvdA) (31 januari 1958 - 22 december 1958)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: J.G. Suurhoff (PvdA)
staatssecretaris: Mr.dr. A.A. van Rhijn (PvdA)

Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (KVP)

Overzeese Rijksdelen
minister a.i.: Ir. C. Staf (CHU) (13 oktober 1956 - 16 februari 1957)

Zaken Overzee
minister: Mr. G.Ph. Helders (CHU) (16 februari 1957 - 22 december 1958)

4.

Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet

De samenstelling van Drees IV veranderde vier keer. Twee keer vertrok een minister en twee keer een staatssecretaris.

  • - 
    De Waal vertrok als staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

    Op 16 maart 1957 stapte staatssecretaris De Waal van onderwijs op. Zij vertrok nadat minister Cals zich volledig met de onderwijspolitiek ging bezighouden en er, met de benoeming van staatssecretaris Höppener, een staatssectretaris voor kunsten en jeugdvorming was gekomen. Voor haar portefeuille werd geen opvolger benoemd.

  • - 
    Mansholt werd opgevolgd door Vondeling als minister van Landbouw

    In januari 1958 stapte minister Mansholt over naar de Europese Commissie. Zijn partijgenoot, het Tweede Kamerlid Vondeling, volgde hem op.

  • - 
    Algera werd opgevolgd door Van Aartsen als minister van Verkeer en Waterstaat

    Minister Algera trad in oktober 1958 vanwege gezondheidsredenen af. Hij werd opgevolgd door de Haagse wethouder Van Aartsen.

  • - 
    Kranenburg werd opgevolgd door Van Veen als staatssecretaris van Oorlog

    De enige bewindspersoon die om politieke redenen aftrad, was staatssecretaris Kranenburg (PvdA) van Oorlog. Er was in beide Kamers ernstige kritiek op zijn aanschaffingsbeleid, omdat de Landmacht ondeugdelijke helmen had gekocht. Nadat een meerderheid van de Eerste Kamer hem vroeg zich op zijn positie te beraden, trad hij in juni 1958 af. De oud-burgemeester van Enschede, Van Veen, volgde hem op.

    Meer over het aftreden van Kranenburg (column, 30 mei 2008)

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

Bij het aantreden van het kabinet bestonden de Eerste en Tweede Kamer nog uit respectievelijk 50 en 100 zetels. Per 6 november 1956 werd het aantal zetels uitgebreid naar 75 in de Eerste Kamer en 150 in de Tweede Kamer. De hiervoor vereiste grondwetswijziging15 was in augustus 1956 aangenomen

Buiten de uitbreiding van beide Kamers vonden er geen wijzigingen plaats in de zetelverdeling in het parlement. Ook waren er tijdens deze kabinetsperiode geen verkiezingen voor de Eerste Kamer.

 
 

PvdA

KVP

ARP

CHU

totaal

Kabinet: Ministers / (Staatssecretarissen)

5/(3)

5/(4)

2/(0)

2/(0)

14/(7)

Zetelverdeling voor uitbreiding: Tweede Kamer (100) en Eerste Kamer (50)

Tweede Kamer op 13 oktober 1956

34

33

10

8

85 (85%)

Eerste Kamer op 13 oktober 1956

15

17

7

6

45 (90%)

Zetelverdeling na uitbreiding: Tweede Kamer (150) en Eerste Kamer (75)

Tweede Kamer vanaf 6 november 1956

50

49

15

13

127 (84,7%)

Eerste Kamer vanaf 6 november 1956

22

25

8

8

63 (84%)

6.

Financieel-economisch beleid

Toen het kabinet-Drees IV aantrad, draaide de economie nog goed, maar daar kwam gaandeweg verandering in. In 1958 kromp de economie met 1%. Dat was bijzonder, want 1958 zou het enige jaar in de jaren ´50, ´60 en ´70 worden met economische krimp. Pas in 1981 zou er voor het eerst weer sprake van een jaar met een negatieve groei. Het kabinet-Drees IV was in meer opzichten bijzonder. In 1957 trad de AOW in werking en ondertekende minister Luns16 het Verdrag van Rome17. Het kabinet viel in 1958 over het begrotingsbeleid.

  • meer informatie

7.

Wetgeving

  • Overzicht belangrijkste wetgeving kabinet-Drees IV (1956-1958)18

8.

Beleid per departement

Buitenlandse Zaken19

  • - 
    Suezcrisis

    Internationale spanningen speelden een belangrijke rol in deze kabinetsperiode. Eind 1956 leidde een crisis rond het Suezkanaal tot internationale monetaire en economische problemen. De Suezcrisis deed de regering besluiten tot het instellen van autoloze zondagen, omdat benzineschaarste dreigde.

  • - 
    Hongaarse opstand

    De onderdrukking van de Hongaarse opstand door Sovjet-troepen riep in ons land heftige reacties op en leidde tot plundering van kantoren van de CPN20 en aan haar gelieerde instellingen. Er werden enkele duizenden Hongaarse vluchtelingen opgenomen.

  • - 
    Relatie met Indonesië

    Vooral de positie van Nieuw-Guinea leidde tot spanningen met Indonesië. Dat land maakte aanspraak op dit gebied, dat in 1949 buiten de soevereiniteitsoverdracht was gehouden. Indonesië staakte in 1957 de aflossingen van de schulden aan Nederland en nationaliseerde Nederlands bezit. 50.000 (Indische) Nederlanders moesten Indonesië verlaten.

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen21

  • - 
    TV-zendtijdverdeling

    In 1958 kwam het Televisiebesluit over de zendtijdverdeling tot stand, waarin werd bepaald dat de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) ten minste een kwart en ten hoogste de helft van de zendtijd kreeg toegewezen; ook kerkgenootschappen kregen enige zendtijd.

Financiën22

  • - 
    Bestedingsbeperking

    Als gevolg van belangrijke loonstijgingen en belastingverlagingen was er overbesteding ontstaan en dreigde de export in gevaar te komen. Door een 'bestedingsbeperking' vanaf 1957 moest de 'tering naar de nering' worden gezet. Op 17 februari 1957 bracht het kabinet daarover een nota uit. Zowel de inkomens van de burgers als de uitgaven en investeringen van de overheid werden gematigd. Bij het rijk ging het om een bezuiniging van f 200 miljoen.

Sociale Zaken en Volksgezondheid23

  • - 
    Invoering AOW

    Per 1 januari 1957 werd de AOW ingevoerd, ter vervanging van de Noodwet-Drees uit 1947. De nieuwe wet gaf iedereen vanaf 65 jaar een pensioen.

Bijzonderheden

Benelux en Europese Economische Gemeenschap

Op 25 maart 1957 ondertekende minister Luns namens de regering de Verdragen van Rome17, waarmee onder meer de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht. Hiermee werd een verdere stap gezet naar economische integratie in West-Europa. In 1958 werd in Den Haag een verdrag ondertekend over instelling van de Benelux-economische unie, waardoor de grenzen tussen Nederland, België en Luxemburg geleidelijk zouden verdwijnen.

9.

Troonredes

In de twee troonredes van dit kabinet was er vooral aandacht voor de overheidsfinanciën. In die van 1957 stonden de bezuinigingsmaatregelen centraal, terwijl de troonrede van 1958 inging op het economisch herstel.

17 september 1957

16 september 1958

10.

Einde van het kabinet

Kabinetscrisis 1958: einde van de rooms-rode samenwerking

Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees7. De Tweede Kamer nam een door de KVP2'er Lucas24 ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra25 (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.

  • meer informatie
 

Meer over

  • Polygoonjournaal over aantreden kabinet
  • Kabinetten 1945-1958 / Tijdvak 'rooms-rood'26
  • Kabinetten 1945-heden27
 

  • 1. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 2. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 3. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 4. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 5. 
    De Tweede Kamerverkiezingen van 1956 waren op 13 juni van dat jaar. Het was een nek-aan-nek-race tussen KVP en PvdA, die werd gewonnen door laatstgenoemde partij. Het waren reguliere verkiezingen na afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer. Er waren verder slechts kleine verschuivingen in de zeteltallen.
     
  • 6. 
    Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
     
  • 7. 
    'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
     
  • 8. 
    Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees. De Tweede Kamer nam een door de KVP'er Lucas ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.
     
  • 9. 
    Het kabinet Beel II was een overgangskabinet met als voornaamste taak de Tweede Kamer te ontbinden en Tweede Kamerverkiezingen uit te schrijven voor 1959. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Drees IV en bestond uit ministers van de KVP, ARP en CHU.
     
  • 10. 
    De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
     
  • 11. 
    Het regeringsprogramma van 1959 omvatte de afspraken gemaakt tussen regeringspartijen KVP, PvdA, ARP en CHU en vormde de basis voor het kabinet-Drees IV. Centraal stond het handhaven van het begrotingsevenwicht en het op peil houden van de werkgelegenheid.
     
  • 12. 
    Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij koninklijk besluit geregeld.
     
  • 13. 
    Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
     
  • 14. 
    De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
     
  • 15. 
    In 1956 werd de Grondwet herzien ten aanzien van de ledenaantallen van Eerste en Tweede Kamer, de schadeloosstelling, kosten en pensioen van leden van de Tweede Kamer, kostenvergoeding voor leden van de Eerste Kamer, de krijgsmacht, de buitenlandse betrekkingen en aanpassing aan de nieuwe rechtsorde van het Koninkrijk.
     
  • 16. 
    Bijna twintig jaar, mede door zijn lange gestalte, een markante minister van Buitenlandse Zaken. Actief bij de marine, waarvoor hij altijd belangstelling behield, en daarna werkzaam in de diplomatieke dienst. Vormde in 1952 (als minister zonder portefeuille) met Beyen een ministersduo, maar vanaf 1956 was hij de enige minister op dat departement. Genoot in brede kring grote populariteit door zijn humor en de wijze waarop hij opkwam voor het Nederlandse belang, maar werd door anderen bekritiseerd vanwege onder meer zijn Nieuw-Guineapolitiek en pro-Amerikaanse opstelling. Steunde de pogingen van Groot-Brittannië om toe te treden tot de Europese Gemeenschappen en was tegenspeler van president De Gaulle. Had weinig genoegen in het politieke debat. Na zijn ministerschap secretaris-generaal van de NAVO. Stond rechts in de KVP en brak in 1972 met die partij. Conservatief, streng katholiek, autoritair, charmant en op-en-top diplomaat. Had een uitstekend gevoel voor p.r.
     
  • 17. 
    Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is een gewijzigde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG). De gewijzigde versie is in 2009 van kracht geworden. In het VwEU staat wat de bevoegdheden zijn van de Europese Unie, en op welke manier de Europese Unie die bevoegdheden kan uitoefenen. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de Europese Unie de basis van de Europese Unie.
     
  • 18. 
    1957
    Totstandkoming van de Verdragen van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en Euratoom (25 maart 1957). Dit verdrag treedt op 1 januari 1958 in werking.
     
  • 19. 
    Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
     
  • 20. 
    De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
     
  • 21. 
    Dit ministerie werd in 1918 door het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I ingesteld. Het kreeg de zorg voor het gehele onderwijs, voor het wetenschapsbeleid en voor cultuur (inclusief archieven en monumenten). Daartoe behoorde na 1946 ook de zorg voor de omroep (radio en televisie) en pers alsmede voor culturele vorming, jeugdwerk, natuurbescherming en sport, lichamelijke opvoeding en recreatie.
     
  • 22. 
    Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
     
  • 23. 
    Sociale Zaken en Volksgezondheiid was sinds 1951 de naam van het in 1933 ingestelde ministerie van Sociale Zaken. Het ministerie had de zorg voor de sociale zekerheid, sociale bijstand, arbeidsverhoudingen, arbeidsbescherming, arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid, arbeidsvoorziening, emigratie en de volksgezondheid. In 1971 ging Volksgezondheid over naar een nieuw ministerie en werd de naam opnieuw Sociale Zaken.
     
  • 24. 
    Belangrijkste financiële en fiscale specialist van de KVP-fractie onder Romme. Onderwijzer en later leraar economie en boekhouden in Rotterdam en lid van diverse examencommissies. Stond bekend als rekenmeester van de KVP-fractie. Zijn (droge) bijdragen in debatten waren vaak voor slechts een paar fiscale specialisten in de Kamer te volgen. Als lid van regeringsfractie KVP een kritisch volger van de socialistische ministers van financiën in de kabinetten-Drees. Een door hem ingediend amendement op belastingvoorstellen van minister Hofstra leidde in 1958 tot de val van het vierde kabinet-Drees. Kleine, vasthoudende en wellevende afgevaardigde.
     
  • 25. 
    Autoriteit op fiscaal gebied ('de Hercules onder de Nederlandse fiscalisten') en woordvoerder financiën van de PvdA-Tweede Kamerfractie in de jaren 1945-1956. Werd daarna minister van Financiën in het vierde kabinet-Drees. Mede dankzij de door hem doorgevoerde bestedingsbeperking herstelde de economie zich begin jaren zestig snel. Had het voortdurend aan de stok met de KVP-woordvoerder financiën, de leraar boekhoudkunde Lucas, en was met hem hoofdrolspeler bij de kabinetscrisis van 1958. Keerde korte tijd terug als Kamerlid en werd daarna vicepresident van scheepswerf Verolme. Lid en voorzitter van diverse commissies over belastingwetgeving. Deed in 1966 doctoraal rechten en werd meteen benoemd tot hoogleraar belastingrecht. Was toen bijna 62 jaar. Stond bekend als 'de best geklede man van het Binnenhof'.
     
  • 26. 
    Deze periode wordt gekenmerkt door de samenwerking van KVP en PvdA ('Rooms-Rood'), die de kern vormen van kabinetten waaraan ook andere partijen deelnemen. We spreken ook wel van kabinetten-op-brede-basis. Die brede basis is wenselijk vanwege de wederopbouw na de Duitse bezetting, die tot enorme economische schade heeft geleid. Verder krijgt Nederland te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. In 1948 moet Grondwetsherziening, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is, verandering van het staatsbestel mogelijk maken. In 1949 eindigt de strijd met losmaking van Nederlands-Indië uit het koninkrijk.
     
  • 27. 
    Nederland heeft sinds 1945 tientallen verschillende kabinetten gehad. Drees en Balkenende leidden vier kabinetten, terwijl Lubbers twaalf jaar minister-president was. Mark Rutte was dat van 2010 tot en met 2024 en ook hij leidde vier kabinetten.