Kabinet-Den Uyl (1973-1977)
Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve1 kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 19722 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II3. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA4, D'665, PPR6, KVP7 en ARP8 onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl9.
De betrokken partijen vormden geen coalitie, maar gingen slechts ieder in meerderheid akkoord met de toetreding van bewindslieden tot het kabinet. Alleen PvdA en D'66 zagen het kabinet als een parlementair kabinet, de overige partijen beschouwden het als een extraparlementair kabinet10. Doel van het kabinet was het eerlijk delen van kennis, macht en inkomen. Als gevolg van de oliecrisis in november 1973 werd het kabinet met grote economische problemen geconfronteerd.
Door de losse band in zowel het kabinet als de Tweede Kamer deden zich veelvuldig conflicten en 'bijna-crises' voor. Het kabinet leek niettemin de vier jaar vol te maken, totdat er in maart 1977, twee maanden voor de verkiezingen11, alsnog een breuk ontstond over de grondpolitiek12. Als opvolger trad op 19 december 1977 het kabinet-Van Agt I13 aan.
Inhoudsopgave
Formatie
De kabinetsformatie van 1972-1973 duurde 151 dagen, tot dan toe een record. Uiteindelijk werd door formateurs Burger14 en Ruppert15 het kabinet-Den Uyl gevormd, dat een unieke parlementaire basis10 had. Voor PvdA4 en D665 was het kabinet-Den Uyl een parlementair kabinet. De overige drie regeringspartijen, KVP7, ARP8 en PPR6, beschouwden het kabinet als extraparlementair.
Regeerakkoord en regeringsverklaring
Van een formeel regeerakkoord was geen sprake. Wel stelden de informateurs een werkdocument op, dat was gebaseerd op de partijprogramma's van christendemocraten en progessieven. Op 3 mei kwamen de beoogde ministers bijeen om onder leiding van de formateurs een preconstituerend beraad te houden. Daarin werd het programma van het kabinet vastgesteld en werden afspraken gemaakt over veertien controversiële onderwerpen, waaronder de regeling van de abortus.
Op 28 mei 1973 legde PvdA-leider Den Uyl als nieuwe minister-president de regeringsverklaring af. Cruciaal was daarin de zin:
"Het kabinet wil daarom evenwichtiger verhoudingen in onze economie nastreven binnen het raam van een fundamenteler verandering van onze samenleving, gericht op spreiding van inkomen, bezit, macht, kennis en zeggenschap. (...) Het wenst welvaart te richten op welzijn."
Hij eindigde zijn verklaring met de Bijbelse verwijzing: "Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om."
datum |
wat |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|
11 mei 1973 |
Beëdiging16 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
21 maart 1977 |
1411 |
22 maart 1977 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair17 |
18 december 1977 |
272 |
Totale zittingsduur18 kabinet |
1683 |
Drs. J.M. den Uyl (PvdA)
Viceminister-president
Mr. A.A.M. van Agt (KVP) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
Mr. W.F. de Gaay Fortman (ARP) (8 september 1977 - 19 december 1977)
Algemene Zaken
minister: Drs. J.M. den Uyl (PvdA)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. M. van der Stoel (PvdA)
staatssecretaris: Mr. L.J. Brinkhorst (D66) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
staatssecretaris: Dr. P.H. Kooijmans (ARP)
minister voor Ontwikkelingssamenwerking
minister: Drs. J.P. Pronk (PvdA)
Justitie
minister: Mr. A.A.M. van Agt (KVP) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
minister: Mr. W.F. de Gaay Fortman (ARP) (8 september 1977 - 19 december 1977)
staatssecretaris: Mr. J.F. Glastra van Loon (D66) (13 juni 1973 - 27 mei 1975)
staatssecretaris: Mr. H.J. Zeevalking (D66) (6 juni 1975 - 8 september 1977)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. W.F. de Gaay Fortman (ARP)
staatssecretaris: W. Polak (PvdA) (11 mei 1973 - 1 mei 1977)
Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. J.A. van Kemenade (PvdA)
staatssecretaris: Dr. G. Klein (PvdA) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
staatssecretaris: Dr.Mr. A. Veerman (ARP) (11 mei 1973 - 1 september 1975)
staatssecretaris: Drs. K. de Jong (ARP) (1 september 1975 - 19 december 1977)
minister voor Wetenschapsbeleid
minister: F.H.P. Trip (PPR)
Financiën
minister: Dr. W.F. Duisenberg (PvdA)
staatssecretaris: A. de Goede (D66)
staatssecretaris: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (KVP) (11 mei 1973 - 1 november 1973)
staatssecretaris: Drs. M.J. van Rooijen (KVP) (21 december 1973 - 14 oktober 1977)
Defensie
minister: Ir. H. Vredeling (PvdA) (11 mei 1973 - 31 december 1976)
minister: Mr. A. Stemerdink (PvdA) (31 december 1976 - 19 december 1977)
staatssecretaris: Mr. J.A. Mommersteeg (KVP) (11 mei 1973 - 1 maart 1974)
staatssecretaris: Mr. A. Stemerdink (PvdA) (11 mei 1973 - 31 december 1976)
staatssecretaris: C.L.J. van Lent (KVP) (11 maart 1974 - 19 december 1977)
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Drs. J.P.A. Gruijters (D66)
staatssecretaris: Drs. M.P.A. van Dam (PvdA) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
staatssecretaris: J.L.N. Schaefer (PvdA) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
Verkeer en Waterstaat
minister: Drs. Th.E. Westerterp (KVP)
staatssecretaris: Dr. M.H.M. van Hulten (PPR)
Economische Zaken
minister: Drs. R.F.M. Lubbers (KVP) (11 mei 1973 - 20 december 1977)
staatssecretaris: Th.M. Hazekamp (KVP) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
Landbouw en Visserij
minister: Mr. T. Brouwer (KVP) (11 mei 1973 - 1 november 1973)
minister: Mr. A.P.J.M.M. van der Stee (KVP) (1 november 1973 - 19 december 1977)
Sociale Zaken
minister: Drs. J. Boersma (ARP)
staatssecretaris: P.J.J. Mertens (KVP)
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: Mr. H.W. van Doorn (PPR)
staatssecretaris: W. Meijer (PvdA) (11 mei 1973 - 8 september 1977)
Volksgezondheid en Milieuhygiëne
minister: Mr. I. Vorrink (PvdA)
staatssecretaris: J.P.M. Hendriks (KVP)
'de West'
minister: Mr. W.F. de Gaay Fortman (ARP) (11 mei 1973 - 25 november 1975)
Belast met coördinatie van aangelegenheden de Nederlandse Antillen betreffend en met de zorg voor aan de Nederlandse Antillen te verlenen hulp en bijstand
minister: Mr. W.F. de Gaay Fortman (ARP) (25 november 1975 - 19 december 1977)
De samenstelling van het kabinet-Den Uyl wijzigde zeven keer voor het kabinet demissionair werd. Toen het kabinet zijn ontslag al had aangeboden traden er nog eens acht bewindslieden af.
-
-Brouwer opgevolgd door Van der Stee als minister van Landbouw
Enkele maanden na het aantreden van het kabinet trad minister Brouwer af als minister van Landbouw wegens gezondheidsproblemen. Staatssecretaris Van der Stee van Financiën volgde hem op.
-
-Van der Stee opgevold door Van Rooijen als staatsecretaris van Financiën
Van der Stee werd op zijn beurt als staatssecretaris van Financiën opgevolgd door Van Rooijen, een fiscalist.
-
-Van Lent verving Mommersteeg als staatssecretaris van Defensie
Staatssecretaris Mommersteeg van Defensie liet zich in februari 1974 vanwege gezondheidsproblemen door zijn partijgenoot brigadegeneraal Van Lent vervangen.
-
-Glastra van Loon opgevolgd door Zeevalking als staatssecretaris van Justitie
In mei 1975 ontstond een conflict tussen minister Van Agt en diens staatssecretaris Glastra van Loon (D'66), nadat de laatste in interviews kritiek had geuit op de ambtelijke leiding van het departement. Secretaris-generaal A. Mulder19 was zeer ontstemd. Van Agt vroeg Glastra van Loon op te stappen. Pas daarna werd premier Den Uyl geïnformeerd.
D'66 overwoog uit het kabinet te stappen en de PvdA verklaarde zich solidair. Uiteindelijk kwam het daar niet van, omdat D'66 zich neerlegde bij het ontslag en het takenpakket van een nieuwe staatssecretaris ongewijzigd zou blijven. De Utrechtse oud-wethouder Zeevalking volgde hierna Glastra van Loon op.
-
-Veerman opgevolgd door De Jong als staatssecretaris van Onderwijs
In september 1975 stapte staatssecretaris Veerman eveneens op wegens gezondheidsproblemen. Diens opvolger was K. de Jong, tot dan rector in Amersfoort.
-
-Vredeling opgevold door Stemerdink als minister van Defensie
In januari 1977 werd Vredeling Europees Commissaris. Staatssecretaris Stemerdink was zijn vervanger.
-
-Staatssecretaris Polak van Binnenlandse Zaken trad af
Kort voor de verkiezingen van 1977 werd staatssecretaris Polak benoemd tot burgemeester van Amsterdam. Er werd geen opvolger benoemd.
-
-De Gaay Fortman nam taken van minister van Justitie Van Agt over
Drie maanden na de verkiezingen van 1977 koos CDA-minister Van Agt voor het Tweede Kamerlidmaatschap (hij moest op grond van de Grondwettelijke bepalingen kiezen tussen het ministerschap en het Tweede Kamerlidmaatschap). Minister De Gaay Fortman nam naast zijn eigen portefeuille de taken van de minister van Justitie en vicepremier waar.
-
-Zeven staatssecretarissen werden Tweede Kamerleden
Voor de staatssecretarissen Meijer, Van Dam, Klein, Schaefer, Zeevalking en Brinkhorst gold hetzelfde als voor Van Agt. Zij waren bij de verkiezingen van 1977 allen verkozen tot Tweede Kamerlid en traden begin september 1977 af vanwege de onverenigbaarheid van het Kamerlidmaatschap met het staatssecretarisschap. Er werden geen opvolgers benoemd. De taken werden waargenomen door de ministers op de desbetreffende departementen. Toen Van Rooijen per 1 november tussentijds Tweede Kamerlid werd, trad ook hij af.
Het kabinet-Den Uyl kende een duidelijke progressieve meerderheid. De drie linkse partijen - PvdA, D'66 en PPR - hadden samen tien ministers, terwijl KVP en ARP er samen zes hadden. Samen hadden de vijf partijen een ruime meerderheid in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.
De Eerste Kamerverkiezingen van 1974 en 1977 brachten die meerderheid niet in gevaar. In 1977 namen KVP, ARP en CHU gezamenlijk als CDA20 mee aan de Eerste Kamerverkiezingen. De afzonderlijke fracties verdwenen daardoor. Het kabinet-Den Uyl was op dat moment al demissionair.
PvdA |
KVP |
ARP |
PPR |
D'66 |
totaal |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers / (staatssecretarissen) |
7/(6) |
4/(6) |
2/(3) |
2/(1) |
1/(3) |
16/(17) |
Tweede Kamer op 11 mei 1973 |
43 |
27 |
14 |
7 |
6 |
97 (64,7%) |
Eerste Kamer tot 17 sept 1974 |
18 |
22 |
7 |
2 |
6 |
55 (73,3%) |
Eerste Kamer van 17 sept 1974 tot 20 sept 1977 |
21 |
16 |
6 |
4 |
3 |
50 (66,7%) |
Eerste Kamer vanaf 20 sept 1977 |
25 |
CDA 24 |
5 |
- |
54 (72%) |
Op 22 juni 1976 verliet Govert Nooteboom21 de D'66 fractie in de Tweede Kamer uit onvrede over de fractiediscipline.
Het kabinet-Den Uyl kreeg te maken met de (tot dan toe) grootste economische schok sinds de Tweede Wereldoorlog, in de vorm van de eerste oliecrisis in 1973. In combinatie met een loon-prijsspiraal en een uitdijende verzorgingsstaat gaf de oliecrisis de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën een flinke zet op een lange glijbaan naar beneden.
Het kabinet streefde naar verkleining van inkomensverschillen, onder meer door belastingmaatregelen. Er werden enkele verhogingen doorgevoerd van uitkeringen en de AOW en het minimumjeugdloon werd ingevoerd. Daarnaast besloot het kabinet tot extra investeringen in onder meer volkshuisvesting, welzijn en onderwijs. Vanwege de moeilijke economische omstandigheden vanaf 1975, moest het kabinet de groei van de overheidsuitgaven beperken. Voorstellen tot invoering van een vermogensaanwasdeling, tot verzelfstandiging van de ondernemingsraden en voor een nieuw stelsel voor het stimuleren van investeringen (Wet Investeringsrekening) konden niet meer worden afgehandeld.
Buitenlandse Zaken23
-
-Verdrag van Helsinki
Minister Van der Stoel maakte zich sterk voor totstandkoming van een Verdrag over samenwerking en veiligheid in Europa (Verdrag van Helsinki).
-
-Ontwikkelingssamenwerking
Het kabinet breidde het budget voor ontwikkelingssamenwerking uit. Er werd steun gegeven aan (omstreden) projecten in Cuba en aan bevrijdingsbewegingen in Angola en Mozambique.
-
-Inzet voor mensenrechten in het buitenland
Het kabinet zette zich in voor verbetering van de mensenrechten, onder meer door openlijke steun aan de oppositiebeweging in Tsjechoslowakije en Griekenland. Internationale betrokkenheid bleek verder uit de steun aan slachtoffers van de militaire dictatuur in Chili, aan de steun voor de herstelde Portugese democratie en uit het bijwonen door ministers (incl. minister-president Den Uyl) van een betoging in Utrecht tegen doodvonnissen in Spanje.
-
-Levering reactorvaten aan Zuid-Afrika
In 1976 leverde de mogelijke levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika bijna een kabinetscrisis op. Een deel van het kabinet, en met name minister Lubbers, wilde dat de staat RSV (Rijn-Schelde Verolme) een kredietgarantie gaf voor deze levering. Het kabinet was sterk verdeeld en kon geen besluit nemen. Vrijwel alle progressieve ministers maakten bezwaren vanwege de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika. Omdat de order ten slotte naar een Frans bedrijf ging, was een kabinetsbesluit uiteindelijk niet meer nodig en werd de crisis afgewend.
Justitie24
-
-De Menten-affaire
De van oorlogsmisdaden verdachte zakenman Pieter Menten ontliep vervolging door te vluchten. Deze zogenaamde Menten-affaire25 bracht eind 1976 minister Van Agt in politieke problemen. De kritiek van de PvdA-fractie verslechterde de verhouding tussen CDA en PvdA.
-
-Bureaus voor Rechtshulp
Er werd subsidie verleend aan experimenten met Bureaus voor Rechtshulp.
-
-Abortuskliniek Bloemenhove
De dreigende sluiting van de abortuskliniek Bloemenhove in Heemstede leverde politieke spanningen op in 1974 en 1976. Minister Van Agt wilde optreden tegen het afbreken van late zwangerschappen. In 1976 voorkwam een bezetting door vrouwen dat justitie kon ingrijpen. Van Agt legde zich daar bij neer.
Binnenlandse Zaken26
-
-Hervorming provincies
Minister De Gaay Fortman kwam met een plan voor de vorming van 24 (mini-)provincies, maar tot afhandeling van dit voorstel kwam het niet.
-
-(Her)invoering zomertijd
De zomertijd werd in 1977 (opnieuw) ingevoerd.
Onderwijs en Wetenschappen27
-
-Experimenten middenschool
Minister Van Kemenade kwam met plannen voor de zogenaamde middenschool en bevorderde het tweedekansonderwijs. Bij de middenschool, waarbij leerlingen langer een zelfde onderwijsprogramma volgen, ging het om experimenten.
Defensie28
-
-Jom Kipoeroorlog
Bij de Jom Kipoeroorlog van 1973 verklaarde Nederland zich solidair met Israel. Minister Vredeling besloot in het geheim wapens aan Israel te leveren, buiten weten van de rest van het kabinet om.
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening29
-
-Stadsvernieuwing
Bij het volkshuisvestingsbeleid kregen de bouw van huizen voor een- en tweepersoonshuishoudens en stadsvernieuwing prioriteit. Vooral naar stadsvernieuwing ging extra geld. De regeling waardoor huurders kunnen wennen aan een hogere huur voor een vernieuwde woning, werd verbeterd.
-
-Verstedelijkingsnota
In 1976 verscheen de Verstedelijksnota als tweede deel van de Derde Nota Ruimtelijke Ordening (In 1974 was er een Oriëntatienota). Daarin werd voor een meer geconcentreerde verstedelijking gekozen door de aanwijzing van groeisteden (Groningen, Zwolle, Breda en Helmond) en van groeikernen (o.a. Almere, Lelystad, Alphen aan den Rijn, Nieuwegein). De woon- en leefomstandigheden in oude wijken moest worden verbeterd.
-
-Maatregelen verkeersveiligheid
Minister Westerterp nam diverse maatregelen op het gebied van de verkeersveiligheid, zoals verplichting van de bromfietshelm en van autogordels, en invoering van een alcoholtest (blaastest).
Economische Zaken31
-
-Spreiding Rijksdiensten
In 1974 verscheen de Nota Spreiding van Rijksdiensten. Daarin werden voorlopige plannen gepresenteerd voor het verplaatsen van onder meer het CBS (naar Heerlen), de Inspectie directe belastingen en accijnzen (Kerkrade), het Rijks Inkoop Bureau (Zwolle), de Topografische dienst (Emmen) en de centrale directie van de PTT (Groningen en Leeuwarden). In totaal zouden 6500 arbeidsplaatsen worden verplaatst.
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk32
-
-Radiopiraterij
Minister Van Doorn bracht wetjes tot stand om radio-uitzendingen vanaf de Noordzee te verbieden.
Oliecrisis
In 1973 kondigden Arabische landen een volledige olieboycot af van landen die Israel steunden bij de Jom Kipoeroorlog. Nederland was één van de voornaamste doelwitten van deze boycot. Als gevolg van de boycot raakte de Nederlandse economie in recessie en voelde het kabinet zich genoodzaakt maatregelen voor energiebesparing af te kondigen, zoals autoloze zondagen. Op 1 december 1973 sprak premier Den Uyl de bevolking via radio en tv toe over de gevolgen van de crisis.
Oosterschelde
Het kabinet besloot in 1974 de Oosterschelde af te sluiten met een halfopen (afsluitbare) dam, waardoor de natuur zou worden ontzien.
Onafhankelijkheid Suriname
In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Het kabinet kreeg in aanloop daarvan te maken met de toestroom van grote aantallen Surinamers, aan wie als rijksgenoten geen beperkingen konden worden opgelegd voor vestiging in Nederland.
Lockheed-affaire
In 1976 kwam Prins Bernhard in opspraak door de Lockheed-affaire. De Prins zou steekpenningen hebben aangenomen. Na onderzoek besloot het kabinet dat de Prins zich uit alle publieke functies, dus ook de krijgsmacht, moest terugtrekken. Ook mocht hij zich in het openbaar niet meer in uniform vertonen.
Molukse kwestie
De problemen als gevolg van de Molukse kwestie escaleerden. De frustratie over de behandeling van de Molukkers in Nederland leidde tot de treinkapingen door Molukkers bij Wijster en De Punt, en de bezetting van een lagere school in Smilde, eveneens door Zuid-Molukkers.
Bezetting Franse ambassade
Het kabinet kreeg te maken met terroristische acties, zoals de bezetting van de Franse ambassade door Japanners.
Het kabinet-Den Uyl was verantwoordelijk voor het opstellen van vijf troonredes. Bij de eerste in 1973 werd stilgestaan bij het 25-jarig regeringsjubileum van Koningin Juliana33. Op Prinsjesdag 1977 was het kabinet al demissionair34.
Kabinetscrisis over de grondpolitiek
Op 22 maart 1977 viel het kabinet-Den Uyl. Het conflict ontstond in het kabinet, maar vond zijn oorsprong in de Tweede Kamer. Door de fracties van KVP en ARP waren namelijk amendementen ingediend op wetsvoorstellen inzake de grondpolitiek.
Meer over
- 1.Om een indeling van de politieke partijen in Nederland te maken worden meestal de termen 'links' en 'rechts' gehanteerd. Als aanvulling op (en in mindere mate alternatief voor) deze indeling worden de termen 'progressief' en 'conservatief' vaak gebruikt. De gronden waarop die indeling wordt gemaakt en dus ook de indeling zelf staan echter vaak ter discussie.
- 2.Het politieke beeld veranderde door de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 29 november 1972 drastisch. KVP en CHU verloren flink (elf zetels), waar PvdA en VVD wonnen. De PvdA bleef met Joop den Uyl als lijsttrekker de grootste. Hans Wiegel leidde de VVD naar zes zetels winst. Winnaar was ook de PPR, die vijf zetels won. Ter rechterzijde won de Boerenpartij twee zetels en behaalde de conservatief-katholieke RKPN één zetel.
- 3.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 4.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 5.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 6.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 7.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 8.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 9.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 10.Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.
- 11.De Tweede Kamerverkiezingen van 1977 waren op 25 mei. Dit waren vervoegde verkiezingen, nadat het kabinet-Den Uyl in maart ten val was gekkozen. De PvdA won, met als verkiezingsleus: Kies de minister-president, tien zetels en de VVD zes. Nieuwkomer CDA deed het iets beter van KVP, ARP en CHU in 1972. Winst was er ook voor D'66. Vrijwel alle kleinere partijen verloren.
- 12.Op 22 maart 1977 viel het kabinet-Den Uyl. Het conflict ontstond in het kabinet, maar vond zijn oorsprong in de Tweede Kamer. Door de fracties van KVP en ARP waren namelijk amendementen ingediend op wetsvoorstellen inzake de grondpolitiek.
- 13.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 14.PvdA-voorman die in het tijdperk-Drees, maar ook nadien, onder meer als formateur, een vooraanstaande politieke rol speelde. Was advocaat in Dordrecht en werd in 1944 als Engelandvaarder opgenomen in het kabinet-Gerbrandy. Een conflict met Gerbrandy over de naoorlogse berechting van 'foute' Nederlanders leidde tot zijn aftreden. In 1945 voor de SDAP lid van het noodparlement en vanaf 1952 als fractievoorzitter naast Drees de voornaamste PvdA-politicus. In 1955 en 1956 succesvol informateur. Verliet in 1962 de Tweede Kamer na kritiek op zijn ongepolijste stijl. Werd daarna senator en in 1970 staatsraad. Mede door zijn directe wijze van uitdrukken en doortastende optreden wist hij in 1973 een wig te drijven in het confessionele kamp en werd hij de architect van het kabinet-Den Uyl. Was behalve PvdA-voorman ook voorzitter van de VARA.
- 15.Grote man van de christelijke vakbeweging, die opklom van tuindersknecht tot 'onderkoning' (vicepresident van de Raad van State). Kan worden getypeerd als een zelfverzekerde vakbondsleider, autodidact, die van huis uit vertrouwd was met de christelijke arbeidsbeweging. Was voorzitter van de Christelijke landarbeidersbond en daarna twaalf jaar de dominante voorzitter van het CNV. Uitstekend onderhandelaar. Gebruikte de Eerste Kamer, waarvan hij drie jaar lid was, vooral om zaken te doen met zijn collega-voorzitters van NVV en KAB. IJverig publicist over Luther. Samen met Jaap Burger als (in)formateur architect van het kabinet-Den Uyl.
- 16.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij koninklijk besluit geregeld.
- 17.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 18.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 19.Secretaris-Generaal van Justitie die vanwege zijn macht in die functie als bijnaam 'de IJzeren Kanselier' had. Integere Drentse wetenschapper en bestuurder, die onder meer hoogleraar strafrecht in Leiden was. Als lid van DS'70 (nadat hij eerder PvdA'er was) was hij in 1971 even in beeld voor een ministerschap. Hij eindigde zijn loopbaan als staatsraad en leidde daarnaast een commissie die een regeling voor administratieve afhandeling van verkeersboetes ontwierp (de Lex-Mulder).
- 20.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 21.Scheikundige in de D66-Tweede Kamerfractie in de periode 1971-1977. Gekend dwarsligger, zodat het niet verwonderde dat hij in 1976 uit onvrede over de fractiediscipline de fractie verliet. Werkte voor hij in de Kamer kwam bij het Reactor Centrum Nederland en nam een ander standpunt over kernenergie in dan zijn partij. Wilde in 1976 bovendien het niet doorgaan van de levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika afkeuren. Deed in 1977 zonder succes mee aan de verkiezingen met de partij Democratisch Actie Centrum.
- 22.- 1973
Herziening van het Wetboek van Strafvordering betreffende de toevoeging van een raadsman en toepassing van voorlopige hechtenis. Aan een verdachte moet voor het verhoor worden meegedeeld dat hij niet verplicht is te antwoorden. Een verdachte van een misdrijf krijgt altijd een raadsman toegewezen, die hem/haar bij het verhoor kan bijstaan. De gevallen waarin voorlopige hechtenis plaatsvindt, worden beperkt en de mogelijkheid van voorwaardelijke opschorting of schorsing van de voorlopige hechtenis worden verruimd. Bij de toepassing van de voorlopige hechtenis moet steeds na dertig dagen door de rechter worden beslist of de hechtenis wordt verlengd.
- 1974
Wet Selectieve Investeringsregeling (Wet S.I.R.). Door een stelsel van heffingen en vergunningen moet worden bewerkstelligd dat zich geen concentratie van bedrijven in het Westen voordoet, maar dat bedrijven zich ook in andere delen van het land vestigen. Daardoor kan de werkgelegenheid beter worden gespreid, kunnen 'open ruimtes' beter worden beschermd en verkeerscongesties tegengegaan.
- 23.Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft als taak de voorbereiding, de coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid.
- 24.Dit ministerie werd in 1813 ingesteld en hield zich bezig met rechtshandhaving (waaronder criminaliteitsbestrijding) en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving. Het ministerie was belast met wetgeving op het gebied van straf-, privaatrecht en bestuursrecht, administratief recht, vreemdelingenzaken, rechtshulp, jeugdbescherming en delinquentenzorg.
- 25.Met een tussentijd van ruim twee maanden werden twee debatten gevoerd over ongemerkte verdwijning, een dag voor de geplande arrestatie, van de van ernstige oorlogsmisdaden verdachte Pieter Menten en de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie, Dries van Agt voor die verdwijning. Het eerste debat werd gehouden op woensdag 17 november 1976 met een doorloop naar donderdag 18 november 01.53 uur in de nacht. Het tweede debat had plaats op woensdag 23 februari 1977.
- 26.Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zorg voor het goed functioneren van het openbaar bestuur van ons land. De hoofdtaken zijn het bevorderen van de democratische rechtstaat, slagvaardig bestuur, zorg voor betaalbare woningen en een goede leefomgeving. Sinds 2017 behoort ook de ruimtelijke ontwikkeling tot het taakveld. Met Koninkrijksrelaties worden de relaties tussen de vier landen van het Koninkrijk bedoeld, namelijk Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
- 27.Dit ministerie draagt de zorg voor het scheppen van een wettelijk kader voor het onderwijs, voor het uitvoeren van onderwijswetten en het verstrekken van financiële middelen daarvoor. Daarnaast heeft het ministerie de zorg voor de bevordering van wetenschappelijk onderwijs en wetenschapsbeleid en voor het cultuur- en mediabeleid. 'OCW' is sinds 2012 ook verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid en sinds 2017 voor het 'groen onderwijs'.
- 28.Het ministerie van Defensie draagt de zorg voor het goed functioneren van de krijgsmacht van ons land. De krijgsmacht dient ter verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Daarnaast dient de krijgsmacht ter handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde.
- 29.Dit ministerie was belast met de zorg voor de volkshuisvesting en de stadsvernieuwing, de verbetering van de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving (milieu) en de ruimtelijke inrichting. In de periode 2007-2010 hield een projectminister zich bezig met wonen, wijken en integratie.
- 30.Dit ministerie had de zorg voor het vervoer en het verkeer te land, te water en in de lucht. Voorts was het verantwoordelijk voor de beveiliging van het land tegen het water en voor de waterhuishouding. Per 14 oktober 2010 gingen de taken van het departement over naar het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu.
- 31.Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei, voor de ordening van het economisch leven, voor digitale economie en infrastructuur, voor het midden- en kleinbedrijf, telecom en post en voor consumentenbeleid. Het ministerie bestond tussen 1937-1940 en 1948-2017, maar had soms een andere naam. In 2010-2012 was de naam bijvoorbeeld 'Economische Zaken, Landbouw en Innovatie'.
- 32.Dit ministerie werd in 1965 ingesteld door het kabinet-Cals. Het was de voortzetting van het in 1952 opgerichte ministerie van Maatschappelijk Werk, waaraan taken van het voormalige ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen waren toegevoegd.
- 33.Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
- 34.Het is diverse keren voorgekomen dat een troonrede werd voorgelezen, terwijl er een demissionair kabinet was. Na de kabinetscrises in 1982, 1989, 2010 en 2012 waren kort voor Prinsjesdag verkiezingen gehouden en was er nog geen 'missionair' kabinet gevormd. In 1956 en 1977 was de situatie vergelijkbaar met 2017 en 2021, want ook in die jaren was er sprake van een langdurige en moeizame formatie. In 2023 was er eerder dat jaar een crisis uitgebroken.
- 35.Deze periode wordt gekenmerkt door een scherpe tegenstelling tussen partijen. Met name de progressieve partijen (PvdA, D66 en PPR) vinden eind jaren zestig dat kiezers een duidelijker keuze moeten kunnen maken. Zij benadrukken daarom de verschillen met andere partijen, bepleiten directe verkiezing van de minister-president en stellen voorwaarden aan regeringsdeelname.