Europees Parlement houdt vast aan Europees grondwettelijk verdrag - Achtergronden - Hoofdinhoud
De Unie heeft in theorie een aantal opties, aldus het EP: het constitutionele project opgeven, blijven proberen de huidige tekst ongewijzigd te ratificeren, proberen de huidige tekst te verduidelijken of aan te vullen, of de Grondwet compleet omwerken. Het Parlement verlangt "hoe dan ook dat er alles voor wordt gedaan om te waarborgen dat de Grondwet in de loop van 2009 in werking treedt."
De leden brengen in herinnering dat de in het grondwettelijk Verdrag vervatte hervormingen zijn bedoeld om de gevolgen van de uitbreiding van de Unie op 1 mei 2004 op te vangen. Het welslagen van deze en toekomstige uitbreidingen wordt zonder de ratificatie van een constitutionele regeling in het gedrang gebracht. De leden benadrukken dat het na de toetreding van Bulgarije en Roemenië niet mogelijk is de Unie op basis van het huidige Verdrag van Nice nog verder uit te breiden.
Volgens de afgevaardigden "schijnen de nee-stemmen eerder een uitdrukking van ontevredenheid over de huidige toestand van de Unie te zijn dan een specifieke afkeuring van de grondwettelijke hervormingen, maar de nee-stemmen hebben paradoxaal genoeg tot gevolg dat de status quo behouden blijft en hervormingen geblokkeerd worden."
Het Parlement bekritiseert de Europese Raad die "heeft verzuimd de periode van bezinning duidelijk te omlijnen of de methoden en het kader te bepalen om conclusies uit dit debat te trekken, en sindsdien niet de politieke wil of het vermogen kan opbrengen om de Europese dialoog op gang te brengen en te begeleiden."
Het plenum "bevestigt zijn vaste voornemen om tijdig tot een grondwettelijke regeling te komen die de parlementaire democratie, de transparantie en de rechtsstaat versterkt, de grondrechten vast verankert, het burgerschap ontwikkelt en de mogelijkheden van de uitgebreide Unie vergroot om zowel intern als extern op doeltreffende wijze op te treden." Daarbij vraagt het EP de Europese Raad van juni 2006 hetzelfde vastbesloten engagement aan te gaan ten voordele van een grondwettelijk akkoord over de toekomst van Europa.
Het EP erkent "dat de ratificatie van de Grondwet problemen stelt die onoverkomelijk kunnen blijken indien geen maatregelen worden genomen om tegemoet te komen aan de bedenkingen waarmee de burgers in Frankrijk, Nederland en elders uiting hebben gegeven." Tegelijkertijd verzet het Parlement zich tegen voorstellen tot vorming van kopgroepen van bepaalde lidstaten zolang het constitutionele proces nog aan de gang is.
De Vergadering waarschuwt tegen een selectieve invoering van onderdelen van de Grondwet. Desalniettemin is zij van mening dat in dit stadium, zónder het huidige verdrag te wijzigen, maar door middel van een herziening van het Reglement van orde of het Interinstitutioneel Akkoord, (slechts) "een beperkt aantal democratische hervormingen kan worden ingevoerd, zoals:
-
-transparantie van de wetgeving door de Raad;
-
-de invoering van een vorm van burgerinitiatief;
-
-verbeteringen in de comitologieprocedure;
-
-de volledige benutting van de "passerelle"-clausule op het terrein van justitie en binnenlandse zaken;
-
-een strengere controle door de nationale parlementen op het beleid van hun regeringen in zaken die de EU betreffen."
Het EP stelt voor de huidige denkpauze te gebruiken "om het constitutionele proces op basis van een breed publiek debat over de toekomst van de Europese integratie te hernieuwen." Volgens het EP moet deze Europese dialoog "zonder op de resultaten daarvan vooruit te lopen, erop gericht zijn de consensus omtrent de Grondwet te verduidelijken, te verdiepen en te democratiseren en oplossingen te vinden op de punten waar niet aan de verwachtingen is beantwoord." "Een opgelegde dialoog zonder politieke doelstellingen zou een vage, en zelfs een zinledige aangelegenheid worden, waardoor de afstandelijkheid van de Europese burgers steeds groter zou worden."
Het Parlement erkent "dat het voor de Europese Unie en voor het Parlement in het bijzonder van cruciaal belang is verdere tegenslag bij het constitutionele proces te voorkomen." Van de politieke partijen verwacht het EP dat zij zowel in hun interne debatten als in hun verkiezingscampagnes veel meer belang toekennen aan de Europese dimensie. Het EP stelt voor de conclusies van de denkpauze uiterlijk in de tweede helft van 2007 te trekken en in dat stadium een duidelijke beslissing te nemen over hoe het verder moet met de Grondwet. "Een gunstig resultaat van de denkpauze zou zijn dat de huidige tekst behouden kan blijven, hoewel dit alleen mogelijk kan zijn als hij gepaard gaat met aanzienlijke maatregelen om de publieke opinie gerust te stellen en te overtuigen."
Procedure: Initiatief / Debat: 18 januari 2006 / Stemming: 19 januari 2006 / Verslag aangenomen (385-125-51)
REF.: 20060119STO04525